Het sprookje van de misdaad
Toelichting
Menno ter Braak, in In gesprek met de onzen:
Tegelijkertijd verscheen bij een anderen Indischen uitgever van de hand van Du Perron in een smakelijke editie een drietal dialogen over het detective-verhaal, gevolgd door een beschouwing over ‘den werkelijken d'Artagnan’, onder den titel Het Sprookje van de Misdaad. Ik moet bekennen dat dit een van de weinige geschriften van dezen schrijver is, die ik niet kan lezen. Du Perron ontplooit hier zijn enorme belezenheid op een gebied, dat wellicht vele liefhebbers (specialisten) van het detective-verhaal zeer zal interesseeren, maar hij is voor den onschuldigen leek, waartoe Uw criticus behoort, niet te volgen door den vloed van onbekende namen, waarop hij zijn bewijsvoering grondt. Afgezien nog van het feit, dat de dialogen niet ‘dialectisch’ genoeg zijn om de belangstelling van dien onschuldigen leek vast te houden en op te voeren.
Ook dit boekje is in zekeren zin het product van een ‘manie’, maar de ‘manie’ wordt in dit geval volkomen gedekt door het begrip hobby. Zooals men postzegels verzamelen kan, kan men ook detectiveromans in overgroote compleetheid bijeen lezen, en als men dan nog over een natuurlijke intelligentie beschikt, zooals die waaraan het Du Perron allerminst mankeert, kan men over de aangelegde collectie bovendien nog veel intelligente dingen zeggen en menschkundige opmerkingen maken, het ‘geval’ verdiepen tot een algemeen-menschelijk verschijnsel. Maar wat Du Perron niet gelukt is, is dit: de stof losmaken van het detectiveroman-specialisme, zoodat de minder of in het geheel niet georiënteerde verleid wordt tot het genre. Nu verdrinkt men in de namen, zooals men ook verdrinken zou in de bijzonderheden over roode, blauwe en groene postzegels, die men nooit gezien heeft. Voor dit Sprookje is een bepaalde soort eruditie noodig, die ik mis, en die velen met mij wel zullen missen. Met des te meer bewondering zullen waarschijnlijk de ‘kenners’, maniakalen en niet-maniakalen, deze eerste rangs autoriteit op hun terrein in zijn evoluties volgen. Overbodig hieraan toe te voegen, dat zelfs de leek wel kan beoordeelen, met hoeveel smaak en op welk niveau het onderwerp hier behandeld wordt, om niet te zeggen uitgeput.
Uit Batten/Stols:
1938
46. HET SPROOKJE VAN DE MISDAAD Dialogen over het detektiveverhaal gevolgd door De Werkelike d'Artagnan. Kolff, Amsterdam-Batavia, z.j . [1938].
134 blz. 13,75 x 20,75. Omslag op goudgeel papier bedrukt met teekening en tekst in rood en blauw. Initialen in den tekst in rood gedrukt. Opdracht: Aan Dr F. R. J. Verhoeven.
N.B. De eerste dialoog verscheen voor het eerst als „Dialoog over het Detektiveverhaal" in „Groot-Nederland" 1933, blz. 61-75 en
later in De Smalle Mens (1934); het slotstuk „De Werkelike d'Artagnan" verscheen in het „Haagsch Maandblad" deel XX, No. 5, November 1933, waarvan E. d. P. een klein aantal overdrukken liet maken, dat hij aan zijn vrienden zond, 11 blz. gepagineerd 516 t/m 526. (Op blz. 523 werd door E. d. P. met de pen het woord „tijd" veranderd in „strijd" (regel 12 v.o.)).
N.B. In de nalatenschap werd een door E. du Perron herziene tekst van dit boekje gevonden, bestemd voor den herdruk.
Aantekeningen:
De eerste druk van Het sprookje van de misdaad is de enige afzonderlijke uitgave. Het is de herziene en uitgebreide versie van een hoofdstuk uit de bundel De smalle mens. Een opnieuw herziene versie van de tekst werd opgenomen deel 6 van het Verzameld werk (Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1958; p. 547 e.v.).