Sonnet van burgerdeugd

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Begin september 1927 huurde Eddy een appartement in de Sint-Jansstraat, maar hij bleef er niet lang: op 9 november verhuisde hij naar de gemeente Elsene, waar hij een kamer huurde in de Lesbroussartstraat 13. ’s Avonds was het er tamelijk somber, maar met de tram was het slechts een klein stukje naar zijn moeder. Hier schreef hij het ‘Sonnet van burgerdeugd’, het eerste gedicht van zijn hand dat werd opgenomen in De Gids:

SONNET VAN BURGERDEUGD

De trammen tuimlen door de lange straten;
Al ’t leven buiten, en de ramen dicht;
Wat thee voor ons en de avond te verpraten,
De lamp streelt rustig ons voornaam gezicht.

Inbrekers, wurgers, roovers en piraten,
En de eerste Zondvloed en het laatst Gericht –
Elke onrust heeft ons deugdzaam hart verlaten.
O thee! o vriendschap! o kalmeerend licht!

Straks ’t koesterende donker; morgen loopen
Zij opgefleurd te koopen of verkoopen:
Tragedie blijft tragedie, klein of groot.

Genoeg vermoeienis om ’s nachts te slapen;
Alle overgangen tusschen lach en gapen;
En aan het eind, de Liefderijke Dood.

Uiteraard wenste Du Perron voor zichzelf een ander bestaan dan het hier geschetste. Hij verbeet de winterkou en vrolijkte zichzelf op met een nieuwe reeks scabreuze gedichten. Verder leefde hij zich uit in zijn verhouding met Lisette, maar ook kon hij nog terugvallen op Simone, zijn Waalse njai. Er bestond wel degelijk een zekere genegenheid tussen hen beiden, al besefte Du Perron dat zij niet de Ene was die hij zich had gedroomd. […]

naar hele biografie


Uit een brief van E. du Perron aan A.C. Willink, d.d. 23 december 1927. 

Du Perron vraagt Willink om het vers te illustreren. Bovendien blijkt dat Du Perron dit gedicht op bestelling geschreven heeft.

[…] Het sonnet dat Stols mij voor de rijmprent gevraagd heeft, is geschreven en heeft zelfs het voordeel, misschien, van bij verkoudheid geschreven te zijn. Het moet, zei Stols, bij den burger in de gang worden opgehangen en zoo zoetjes aan door 'denzelve' van buiten worden geleerd . Hierbij dus vast de tekst.
[…]
Zie of het je voldoende voor een 'snede' inspireert . En als je me een plezier wilt doen, toe, vergeet de thee niet . . . Ik weet met-dat-al nog heelemaal niet of Stols er wel tevreden over is. Misschien moet ik het wel overmaken??

link naar het hele betreffende Brieven-deel (deel 1).


Uittreksel uit de bibliografie van Batten/Stols:

1928

14. SONNET VAN BURGERDEUGD

Sonnet van Burgerdeugd. Gedicht van E. du Perron. Uitgave van A. A. M. Stols, Maastricht & Brussel, Houtsnede van A. C. Willink. Rijmprenten en Planodrukken No. 2, z.j. [1928] .

2 blz. plano. 21 x 38. Gedrukt op Ossekop-papier van Van Gelder Zonen. Aan een zijde bedrukt.

Herdrukt in nos. 16, 17, 18 en 20; zie ook blz. 54.

naar hele bibliografie

Aantekeningen

Dit gedicht werd eerder gepubliceerd in jrg. 112 (1928) van het tijdschrift De gids. Een afzonderlijke herdruk van dit sonnet is niet verschenen. Het gedicht werd door de auteur opgenomen in zijn bundel Parlando (Maastricht & Brussel, A.A.M. Stols, 1930). Het vers heeft de levenslange, strenge naselectie van de auteur doorstaan en is opgenomen in de definitieve editie van diens poëzie in het Verzameld werk, deel 1, p. 55. (Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1955).

Er is ook een scan opgenomen in Het geheugen van Nederland.