Scheepsjournaal van Arthur Ducroo
Toelichting
Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:
Scheepsjournaal van Arthur Ducroo bestaat uit dagboeknotities en overpeinzingen, en heet dus terecht een ‘journaal’. Het is eigenlijk alleen in de namen van de personages gefictionaliseerd: Du Perron is Ducroo, Bep heet Jane, Malraux is Héverlé, terwijl Nicola Chiaromonte, die in Het land van herkomst niet voorkwam, Nicola Micheli heet. In het Scheepsjournaal dreunt de Spaanse Burgeroorlog nog na: de recrutering van vrijwilligers door Malraux, de heroïsche luchtgevechten, de strijd om het Alcazar van Toledo en de voorspelling van een Nederlands anarchist dat er na de overwinning van ‘links’ een slachting zou plaatsvinden tussen anarchisten en communisten. Ook de beangstigende droom over Nicola is erin te vinden, met een voetnoot dat althans deze droom bedrog was gebleken.
Du Perron heeft in januari 1937 aan de hand van zijn aantekeningen een eerste versie van Scheepsjournaal geschreven, maar Greshoff en Ter Braak vonden het een onsympathieke tekst die weinig nieuws bracht na Het land van herkomst. Evenals Max Nord, die het later een ‘enigszins landerig, hoogmoedig geschrift’ zou noemen, stoorden beide vrienden zich aan Du Perrons elitaire standpunt. Maar was Scheepsjournaal wel zo elitair? Deze critici zagen voorbij aan het gewetensonderzoek dat aan het boek ten grondslag lag. Allerminst elitair zijn Du Perrons schuldgevoelens jegens zijn vrienden die in Spanje streden, terwijl zijn opkomen voor de uitgebuite inlander voor zijn tijd buitengewoon progressief was. Op grond hiervan heeft Paul van ’t Veer Scheepsjournaal van Arthur Ducroo ‘Du Perrons meest “politieke” boek’ genoemd. Het is ook een verhelderend zelfportret van een Indische jongen die in vijftien jaar Europa was gerijpt tot een politiek bewust man.
Brief van Menno ter Braak aan E. du Perron, 12 maart 1937:
[…] je moet er van afzien van de pen te leven, tenzij je in een journalistieke baan kunt komen (en dat noem ik niet van de pen leven, omdat deze pen precies dezelfde is als die, waarmee de leeraar zijn opstelletje corrigeert). Maar om eerlijk te zijn: ik geloof niet, dat je een betrekking met je heele persoonlijkheid zou willen. Dat is voor mij ook de werkelijke tragiek van je Scheepsjournaal; je verafschuwt de laagheid van die menschen aan boord, maar je weigert apriori met hen in contact te komen als ‘beambte’ (die eigenlijk hun bestaan doorheeft, maar zich, om te leven, met hun aanwezigheid op aarde ‘abgefunden’ heeft). Je hebt het compromis nog niet doorgemaakt, en daarom mis ik in je reacties het probleem, dat mij het meeste bezig houdt: hoe onafhankelijk te blijven midden in die ‘nooit geanalyseerde domheid’.
[…] onafhankelijkheid is een heel ander probleem dan dat jij stelt in het Scheepsjournaal. Dit heb ik er op tegen; het is geen ontwikkeling na Het Land van Herkomst (dat de volledige boedelbeschrijving was van de ‘atomistische’ onafhankelijkheid, en als zoodanig ook, afgezien van enkele stukken over notarissen etc., absoluut boeiend en definitief). Jan Greshoff, die dit journaal nu plotseling vreeselijk beroerd vond, maakte de niet onaardige woordspeling: ‘Het is het land van herkauwen, en ik heb het land aan herkauwen.’ In principe heeft hij gelijk, al vind ik den toon niet zoo verwerpelijk als hij. Voor mij bevestigt dit document alleen de impasse, waar je blijkens je laatste brief ook werkelijk in verkeert. Vandaar mijn on-costeriaansch bedoelde uitdrukking ‘tragisch’; ik geloof n.l. niet, dat een ander hierin door goedmoedige ‘paedagogische’ adviezen verandering in kan brengen. Alles wat je persoonlijk maakt, hangt samen met die ‘atomistische’ intelligentie. Zij is sacer, taboe; niet weg te nemen en ‘zegenend’, tegelijk verderfelijk en steriliseerend. Opmerkingen zelfs van je beste vrienden kunnen niet anders zijn dan commentaren bij een proces, dat zich langs heel andere banen voltrekt dan zij in hun betrekkelijke arrogantie meenen te zien.
Brief van E. du Perron aan Menno ter Braak, 25 maart 1937:
Je philosofische verklaring van mijn tegenzin in ‘gewone menschen’ las ik met veel belangstelling; al was 't alleen maar om het verschil met de reactie van Jan, die er Justus van Maurik in proeft (in mijn ms.). Nu neem ik aan dat dit ms. dus heel slecht is, veel te lang, onbeduidend, gegeven de kakkerlakken die ervoor ‘poseerden’, maar Justus v.M. is het niet, om de beteekenis al niet. Maar jij zoekt er te veel achter. Après tout is het een klachtenboek over 30 dagen gedwongen samenzijn met dit soort vee. Maar dat ik een post onder hen aanvaard, zal ook wel moeten. Er is één belangrijk verschil: in het ‘leven’ kàn je ze een behoorlijk aantal uren per dag ontgaan, op een boot niet, tenzij je vlucht in een broeierige hut. Daarom alleen is Jan’s woordspeling 1e deel al niet erg juist, want het zou zijn: de boot van herkauwen. Wat het 2e deel aangaat, ik zou de minder juistheid van deel 1 voor lief nemen, als deel 2 juist niet zoo onbeschaamd gejokt was. Jan en het land aan herkauwen? Goeie hemel, dat hebben we tot in zijn poëzie kunnen merken! Ik begrijp overigens niet waarom je (jullie) absoluut een voortzetting van Ducroo wilt zien in dit scheepsjournaal. Het is, àls je 't zoo wilt zien, dan nòg geen herkauwen, maar juist nieuw voer, nieuw vee! Ik zal me nooit aan dit vee wennen, zooals je terecht zegt, nooit opgewekt - begrijpend erover schrijven. Dus zal mijn boek over Indië, als dat nog verschijnt, ook vol van deze reacties staan, bereid je daar maar op voor. Iets anders zou liegen zijn.
Uit Batten/Stols:
1940
48. SCHEEPSJOURNAAL VAN ARTHUR DUCROO
[Uitgeversmerk] Amsterdam. L. J. Veen's Uitgevers-Maatschappij N.V.
134 blz. 13,5 x 21. Omslag van wit papier, bedrukt in oranjerood en zwart met tekst: „E. du Perron. Scheepsjournaal van Arthur Ducroo. [Uitgeversmerk]. Prominenten-Reeks. L. J. Veen's Uitgevers-Maatschappij N.V. Amsterdam". Halflinnen band met lichtbruinen rug en platten, bedrukt met uitgeversmerk in gouden letters.
Voorwoord van Juni '39. Opdracht: Aan Freddy Batten.
N.B. Dit reisjournaal verscheen posthuum in Oct. 1940 en bevat het relaas van E. d. P.'s terugreis naar Indonesia (Marseille, 13 Oktober '36— Batavia, 10 November '36).
Van de eerste druk van dit werk zijn bij de DBNL scans, een pdf en een ongecorrigeerd OCR-bestand beschikbaar. Klik hier.