Poging tot afstand

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Zelf besefte Du Perron maar al te goed dat hij zijn vorm nog niet had gevonden. Uit een verlangen naar afronding en zuivering maakte hij omstreeks 1927 schoon schip. Hij publiceerde het definitieve literaire testament van Duco Perkens in de twee deeltjes Poging tot afstand (1927) en Bij gebrek aan ernst (1928). […]

naar hele biografie

Uit: Critisch proza van H. Marsman

Poging tot Afstand. Du Perron spreekt ergens met enige reserve ten aanzien van hun aesthetische waarde - ‘het meer poëtiese gedeelte van de z.g. verzamelde werken’ - over zijn verzen en als hij bewust die reserve formuleerde, heeft hij gelijk. Hij had zelfs verder kunnen gaan en in vergelijking met zijn verzameld proza Bij gebrek aan Ernst misschien kunnen spreken van het iets minder prozaïsche deel van zijn werk. Ik voor mij zie dit alles nog anders, nog eenvoudiger ook, want voor mij is Poging tot Afstand zonder enige reserve: geen poëzie. Hij gebruikt in sommige stukken ervan wel de uiterlijkheden van poetische vormen, maar zijn geval is precies omgekeerd als dat van iemand als Baudelaire, om een voorbeeld uit velen te nemen: hij is van nature proza-schrijver, en niets dan dat. Hij is zelfs uitsluitend een schrijver van critisch proza. Groot is de waarde van dat proza aesthetisch niet, maar het is helder, eenvoudig en beknopt. Ik ken het uit éen of twee deeltjes van zijn Cahiers van een lezer, die slechts in een zeer beperkte oplage werden gedrukt en naar ik meen niet in den handel kwamen tot nu toe. Hij blijkt daarin een lezer van een scherpe, harde intelligentie, fel maar zonder vuur; maar hij wil ook niet anders; hij haat niet alleen rhetoriek, hij haat zelfs alle verhevenheid, alle vervoering, alle grootheid, zou men bijna zeggen, die niet de grootheid is van Stendhal; maar ik krijg soms den indruk, dat hij zelfs Stendhal niet vereert om diens grootheid, maar om zijn hardheid en om zijn a- en antimoralisme, zijn al of niet echte a-moraliteit. Du Perron bevestigt in mij dezen indruk door zijn bewondering voor Gide, dien ik detesteer en die, voor zover hij verwantschap heeft met Stendhal, deze alleen vertoont in zijn a-moralisme, zijn eveneens al of niet echte a-moraliteit.

De overeenkomst tussen Stendhal en Gide ligt, voor zover zij bestaat, meer in de hardheid dan in de kracht. Stendhal's grootheid ontbreekt bij Gide geheel en Du Perron's voorkeur voor Gide maakt m.i. zijn bewondering voor Stendhal verdacht. Ik vrees, dat diens grootheid vooral hem geheel zal ontgaan.
Maar hij heeft een soms zeer zuiver gevoel voor de waarde van proza, voor dat van Van Schendel b.v. en hij verfoeit de hollandse zendelingen, naar zijn inzicht, als Coster en Matthijs Vermeulen; hij verfoeit, wat mij dikwijls dwaas en overbodig lijkt, hardnekkig den burgerman en de litteratoren. Hij verfoeit hen m.i. te koppig, te zuur en te giftig om van de in hen gewraakte qualiteiten volkomen vrij te zijn; integendeel lijkt mij zijn zouteloos schimpen op futielen en futiliteiten vol verkropte nijdigheid en wrok: het is niet speels en niet vurig, niet open of scherp, maar miezerig, pesterig en flauw.
Ik sprak vrij uitvoerig over zijn critieken, hoewel die niet in den handel zijn en hoewel het hier over zijn verzen moest gaan, omdat het mij voortdurend moeilijker blijkt, aan te tonen waarom poëzie slecht is of goed: zo kan ik van Poging tot Afstand niet anders zeggen, dan dat het poëtisch mislukt is; en de geest die het schreef is honds en moerassig; en zo sarrend en koppig navrant, dat het navrante zeurig en saai werd, zoals de lamlendige hangerigheid van een titel reeds aangeeft: ‘Zoo leeg een bestaan’. Het verschilt daarin evenmin als een deel van het surrealisme van de treiterende motregenstemming van het z.g. proza van negentig. Maar zijn intellect, hoe beperkt ook, is kantig en scherp. Daarom heb ik geprobeerd langs den weg van zijn critieken zijn natuur te benaderen, die dezelfde is als in wat hij zijn verzen noemt, maar die in de ‘Cahiers van een lezer’ en in enkele van zijn recensies - onlangs schreef hij uitnemend over Van Schendel's Fratilamur - haar zuiversten en sterksten vorm vindt.
Na deze waardeloze verzamelde verzen publiceerde hij in De Gids het merkwaardige Gebed bij de harde Dood, dat poetisch van weinig of geen betekenis is, maar - al exploiteert hij het gegeven tot in het bijna-vervelende - bij stukken navrant en aangrijpend. Misschien ligt in die richting voor hem een scheppende mogelijkheid; maar hij zal zijn gelijkvloers cynisme overboord moeten gooien. Ik herinner mij verder van hem enkele sonnetten, eveneens uit ‘De Gids’, doch te vaag om er iets stelligs over te zeggen; maar zij waren oneindig veel beter dan alles wat Poging tot Afstand verzamelde. Misschien - hoe hij het woord afstand ook mag hebben bedoeld - komt hij ertoe zijn uitgever te verzoeken, zoals hij het indertijd in een ander geval diens voorganger deed, al de exemplaren die hij nog heeft, te verbranden. Het zou een verheugend moment zijn.

Uit Batten/Stols:

1927
12. POGING TOT AFSTAND
Poging tot Afstand. Met een tekening van A.C. Willink. Bij W.N. Dinger, Parklaan 27, Bussum 1927.
100 blz. 15,5 × 20 cm. Colophon op blz. 99: ‘Poging tot Afstand werd gedrukt bij A. Breuer, 313, Elsene Steenweg, te Brussel, in honderd-twintig genummerde exemplaren, waarvan de eerste twintig buiten de handel.
No. ...’
Gedrukt op esparto-papier. Lichtblauw omslag bedrukt met den tekst der titelpagina.
Deze bundel bevat: Kwartier per Dag, Filter, Voor de Famielje, Windstilte, Het Boozige Boekje.
Zie nos. 2, 5, 6, 7, 13, 17, 18 en 20.

1928
13. POGING TOT AFSTAND
Poging tot Afstand. Met een tekening van A.C. Willink [uitgeversmerk]. A.A.M. Stols, Brussel en Maastricht,
1928. 96 blz. 14 × 20 cm. Colophon op blz. 96: ‘Gedrukt bij Boosten & Stols te Maastricht in een oplage van 265 exemplaren: 15 op geschept Hollands papier (I-XV, waarvan I-V niet in de handel); en 250 op Engels papier (1-250, waarvan 1-50 niet in de handel). Drukkersmerk. No ...’ Opdracht: Aan A.C. Willink. Goudgeel omslag bedrukt met den tekst der titelpagina, doch het uitgeversmerk in rood en een dubbele roode lijn om den tekst. Een groot deel van deze oplage werd in 1932 op verzoek van den dichter door den uitgever vernietigd. Tekst conform met 1sten druk. Zie nos. 2, 5, 6, 7, 12, 17, 18 en 20.

naar hele bibliografie

Aantekeningen:

In deze vorm is Poging tot afstand niet meer herdrukt. Deze bundel vormt zelf ten dele al een verzameling van eerder gepubliceerd werk. Veel poëzie uit dit boek is later in gewijzigde vorm in diverse andere bundels herdrukt.

De titel Poging tot afstand gebruikte Du Perron later opnieuw, toen als ‘verzamelnaam’ voor een andere lading, nl. zijn verhalend proza. Als zodanig komt deze ook voor in het Verzameld werk, dl. 1 (Amsterdam, Van Oorschot, 1955, p. 163).