De muze van Jan Companjie

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Op 10 februari 1939 verscheen bij A.C. Nix & Co. Du Perrons bloemlezing van teksten uit de tijd van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (1599-1780), De muze van Jan Companjie. Het was een beredeneerde bloemlezing, waarin zijn doorlopend commentaar een schril licht werpt op de koloniale geschiedenis. Het boek was geïllustreerd met reproducties van platen en portretten uit oude boeken en werd verlevendigd door een twintigtal tekeningen van Thomas Nix (1904-1998), de zoon van de uitgever. Het verscheen in een oplage van duizend exemplaren, op gezamenlijk risico van uitgever en samensteller. Du Perron kreeg een voorschot van ƒ450,- en zou bij gehele afkoop van de eerste oplage in totaal ƒ650,- ontvangen. Het boek werd opgedragen aan de nagedachtenis van Dr. F. de Haan, de oud-Landsarchivaris wiens werken Priangan en Oud Batavia Du Perron al in 1921 tot gids waren geweest bij het schrijven van zijn artikelen over Oost-Indische letteren. In het nawoord staat: ‘Bij het nu bereikte einde dank ik mijn vriend Fred Batten, litt. stud., die zich met grote toewijding, zette aan het overschrijven van diverse teksten in Nederland; dr F.W. Stapel, die zich veel moeite getroostte bij het zoeken naar andere teksten; dr A.J. Bernet Kempers, bibliotekaris van het Bataviaas Genootschap, en de heer D. de Vries, wd bibliotekaris, die mij vriendelik bijstonden in mijn eigen biblioteekwerk’. Hiermee deed Du Perron zijn vriend Fred Batten duidelijk tekort; deze zag zich dan ook verplicht tot een waardige repliek: ‘De litt. student moet ertegen protesteren, dat je hem alleen voor de toewijding in het overschrijven bedankt, want hij heeft vaak een zelfstandige keuze moeten doen voordat de pen op papier ging schrijven. Ik voel mij voor sommige teksten verantwoordelijker dan een klerk zou kunnen zijn. Voor het 2e deel hoop ik op dezelfde wijze van dienst te zijn.’

Du Perron en Thomas Nix konden het meteen goed met elkaar vinden. Du Perron kwam de zaak bij vader Nix bespreken en trok tijdens het gesprek zijn ene been op de stoelzitting, op z’n Indisch. Hij vergeleek zijn bloemlezing met een fotoalbum, waarin het niet gaat om deze of gene maar om het commentaar dat je bij die verzameling types kunt geven. Voor de prent van het titelblad inspireerde hij Nix visionair met: ‘als jij nou de Hollandse Koopman tekent – knielend op de Bijbel, maar schrijvend in z’n kasboek, terwijl de Muze hem de hoorn des overvloeds met klinkende munt over z’n hoofd uitgiet – nou? kan je d’r wat van maken?’ Nix maakte er wat moois van en Du Perron grinnikte van genoegen.

Zowel in zijn stukken voor Kritiek en Opbouw als in De muze heeft Du Perron zijn reactie op de koloniale maatschappij verwerkt. In zijn bloemlezing wilde hij de Compagniesmentaliteit onthullen ‘dans toute son horreur, grotesk en gemeen om beurten.’ Du Perrons nieuwe Indonesische vrienden kregen een presentexemplaar, evenals Poerbatjaraka en Mas Patah. In een reactie vergeleek Beb Vuyk de Compagniestijd met het heden: ‘Oppervlakkig gezien zijn onze methodes van koloniseeren ethischer geworden, we hakken onze vijanden niet meer van onder af in stukjes, maar sturen hem met doktoren en hygiëne naar de Digoel waar de anopheles zijn bloed vergiftigt. Malaria is een uitgesteld lijden en een langzame, onheldhaftige dood. [...] De vroomheid is vervangen door ethiek, de V.O.C. door het groot-kapitaal.’ Du Perron had zijn commentaar bij de gekozen stukken proza en poëzie doorvlochten met details van de wandaden van Jan Compagnie. Aan het einde van zijn bloemlezing nam hij een fragment op uit de Javaanse kroniek in verzen Serat Baron Sakèndèr, dat over Moer Djang Koeng oftewel Jan Pieterszoon Coen gaat. Hij noemde het ‘een kontrabelichting door de javaansche literatuur geworpen op de Companjiestijd’.

In de Indische pers verschenen in 1939 zeker veertien besprekingen van De muze, door onder meer E.F.E. Douwes Dekker, Job van Leur, Rob Nieuwenhuys, Hugo Samkalden, Dirk de Vries en Willem Walraven. In Nederland verschenen zeven recensies, onder andere van Annie Romein-Verschoor en Garmt Stuiveling. Het merendeel was zeer lovend. Toch was het succes van het boek niet genoeg om Du Perron in Indië te houden, zelfs al wilde Nix een tweede deel uitgeven dat tot Multatuli zou lopen, en daarna eventueel nog een derde deel. Du Perron heeft het tweede deel nog wel samengesteld en er de titel Van Kraspoekol tot Saïdjah aan gegeven, maar een uitgave is nooit gerealiseerd. Van Indonesische zijde werd De muze besproken door Soegondo Djojopoespito, die eindigde met een lofzang op de samensteller: ‘Zijn blijvende strijd tegen het onrecht maakt dat hij een vriend is van ons, Indonesiërs. [...] De muze van Jan Companjie moet iedere ontwikkelde Indonesiër lezen. Het zal zijn blik op de historie louteren.’

naar hele biografie


Uit Batten/Stols:

1939
61. DE MUZE VAN JAN COMPANJIE Overzichtelike Verzameling van Nederlands-Oostindiese Belletrie uit de Companjiestijd (1600-1780) samengesteld door E. du Perron. Geillustreerd met reprodukties van oude gravures en portretten, en met tekeningen van Thomas Nix. [Uitgeversmerk]. A. C. Nix & Co, Bandoeng. Burgersdijk en Niermans, Leiden. MCMXXXIX. 168 XXXIV blz. (illustraties). 22 x 27,5. 

Omslag van bruingrijs papier met vignet en titel in bruin gedrukt. Groene linnen band met vignet en titel in goud gestempeld. 

Opdracht: Aan de nagedachtenis van Dr. F. de Haan wordt dit boek, dat zonder zijn voorlichting zeker niet ontstaan zou zijn, opgedragen. Motto uit: Nicolaus de Graaff, Oost-Indise Spiegel. 

N.B. Deze bloemlezing wordt vergezeld van een vaak uitvoerig commentaar van E. d. P. In de nalatenschap werd een door E. d. P. herziene tekst gevonden, bestemd voor den herdruk. Een tweede deel, dat den titel draagt: Van Kraspoekol tot Saidjah (bloemlezing uit de Ned. O. Ind. Belletrie van 1780— 1860) wordt in het nawoord, gedateerd: Bandoeng, Dec. 1938, aangekondigd. Het is in den tijd van de Japansche bezetting voor een deel verloren gegaan. 

De voorrede (gedateerd Juli 1939) werd gepubliceerd in „De Fakkel", 1ste Jrg. no. 6, 1 April 1941, blz. 507-508 en in G. H. 's-Gravesande „E. du Perron".

naar hele bibliografie


Aantekeningen:

Deze door Du Perron samengestelde en uitvoerig becommentarieerde bloemlezing is niet in het Verzameld werk opgenomen. In het Verzameld werk is wel Du Perron’s voorwoord bij De muze van Jan Companjie herdrukt (zie Verzameld werk, deel 7, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1959; p. 169-171; de verantwoording hieromtrent is te vinden in idem, p. 515).