De man van Lebak
Toelichting
Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:
Het was een verzoek van Ter Braak, namens Het Vaderland, dat Du Perron op een spoor zette dat hij de rest van zijn leven zou blijven volgen. Op 19 februari 1937 zou de vijftigste sterfdag van Multatuli worden herdacht. Ter Braak wilde daar een hele pagina aan wijden en verzocht Du Perron een stuk te schrijven over Multatuli en Lebak, gebaseerd op waarnemingen ter plaatse. Du Perron voldeed er maar al te graag aan, want hij kon het geld goed gebruiken. Binnen een etmaal na zijn bezoek aan Rangkasbetoeng schreef hij De “Zenuwlijder” van Lebak. Het onderwerp kreeg hem zo in zijn greep, dat hij daarna in één moeite doorging met een boek over Multatuli, dat hij binnen een maand af had.
Uit: ‘Voorwoord’, in: E. du Perron, De man van Lebak. Amsterdam, Em. Querido’s uitgevers-mij N.V. 1937, p. 10:
Ik heb dit kompilatiewerk over de eerste helft van Multatuli’s leven ondernomen uit een behoefte aan zekerheid voor mijzelf; daarna bedacht ik dat die zekerheid ook belang zou kunnen hebben voor anderen. Het was dus vooral mijn bedoeling niet om coûte que coûte een 'eigen interpretatie' te leveren, zeer literair, zeer psychologies, hardnekkig binnen het kader gehouden dat het als iets heel nieuws zou kunnen doen uitkomen; veeleer heb ik gestreefd naar kompleetheid in een onderwerp dat mij altijd al boeide. Ik hecht, als iedereen, grote waarde aan de officiële bescheiden en andere kontrolestukken betreffende Multatuli, door zoveel ijverige zoekers opgebracht; maar ik geloof ook aan het in Nederland verachte genre van de anekdote en dat deze soms de beste korrektie is voor de eenzijdigheid van de andere voorstelling. Met feiten alleen komt men er niet, ten opzichte van een persoonlijkheid als die van Multatuli; met feiten, gezien en gesteld (gestyleerd is misschien het woord) op de manier van officiële bescheiden, nog wat minder. Anderzijds is daar de bewering – van de heer Meerkerk onder anderen – dat Multatuli zelf veel aanstellerigs zou hebben gevonden in de anekdoten over hem in omloop gebracht, dat hij, als ze een ander betroffen hadden, die ander zeker streng zou hebben veroordeeld. Hij was in het gewone leven dieper, beminneliker, menseliker, dan het beeld dat uit dit soort verhalen voortkomt. Wie twijfelt daaraan? Ik reken ook in dit opzicht op behoorlike lezers.
Uit Batten/Stols:
1937
57. DE MAN VAN LEBAK
Anekdoten en Dokumenten betreffende Multatuli bijeengebracht en gekommenteerd door E. du Perron. [Uitgeversmerk]. Amsterdam. Em. Querido's Uitgevers-Mij N.V., MCMXXXVII.
340 blz. 13 x 21. Band van bruin buckram in goud gestempeld met auteursnaam, titel en uitgeversmerk. Omslag van crèmekleurig papier met denzelfden tekst in bruin gedrukt.
Opdracht: Aan Dr E. F. E. Douwes Dekker. Motto van Alain. Nawoord gedateerd: Tjitjoeroeg, 1937.
Aantekeningen:
De man van Lebak werd in zijn oorspronkelijke vorm niet herdrukt. De inhoud werd grotendeels verwerkt in een herziene uitgave in E. du Perron, Verzameld werk, deel 3, Amsterdam / Antwerpen, Uitgeverij Contact. 1949.). De tekst werd (grotendeels) opnieuw herdrukt in E. du Perron, Verzameld werk, deel 4, Amsterdam, G.A. van Oorschot. 1956, p. 5-540.