Kwartier per dag

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

In april 1924 ging Du Perron weer met zijn ouders op vakantie, naar hij Creixams schreef voor driekwart om geld te sparen en voor één kwart uit nieuwsgierigheid. Tijdens de reis geschreven gedichten die werden gebundeld in Kwartier per dag, gepubliceerd onder de naam Duco Perkens, geven aan welke route er werd gevolgd. Het was een indrukwekkende toeristische rondreis via de stad Luxemburg (25 april), het Vierwoudstedenmeer in Zwitserland, waar in Luzern werd overnacht, en vervolgens Italië in: Milaan (5 mei), Florence (6-13 mei), Venetië (14-16 mei). Vanuit Venetië ging de reis via Stresa aan het Lago Maggiore naar Bern (21-22 mei). In de laatste plaats nam Du Perron afscheid van zijn ouders en ging hij in zijn eentje door naar Lausanne, waar Oscar Duboux hem verwachtte. Op deze reis werd ook een oriënterend bezoek gebracht aan een sanatorium op Monte Brè, in de buurt van Lugano, met het oog op een behandeling die Eddy daar zou moeten ondergaan voor zijn vermeend zwakke longen. In Florence liet hij zijn vier losse cahiers van Barnabooth ‘binden met italiaans papier erom’. Zijn identificatie met Larbaud ging zo ver, dat hij in Italië uitsluitend nog een panamahoed droeg. In wezen zijn het toch Larbaud en diens schepping Barnabooth, die in deze tijd de onderstroom bleven van Du Perrons modernisme. Zijn reisgedichten vertonen overeenkomst met de vrije verzen van Barnabooth, vervuld van steden, exprestreinen, luxe treinen en oceaanstomers. Evenals in de poëzie van Apollinaire, Cocteau en Paul van Ostaijen, is ook de tram prominent aanwezig in de gedichten, in overeenstemming met de aanbevelingen van Marinetti’s futuristisch manifest. In contrast daarmee wordt de gondel geassocieerd met een oudere literaire traditie: ‘en Byron[,] Browning blijven leven/ in de monden der gondeliers’.
In de Perkens-verzen worden de moderne technieken gebruikt van de opsomming, het cursief zetten van verrassende citaten, het door elkaar laten lopen van twee verhaaldraden en een speelse verdeling van de woorden over de bladspiegel. Du Perrons kosmopolitisch voyeurisme à la Barnabooth krijgt accenten mee van futuristisch tempo en dadaïstische baldadigheid. Maar alle would-be futurisme ten spijt (in een van de verzen duikt de naam Marinetti op), blijft de anekdotische achtergrond sterk voelbaar. In het gedicht ‘Dialogue intérieur’ is de poëtische persona iemand die zich vermant: ‘eerst zijn de snikjes lachjes geworden/ en toen de lachjes maar weer snikjes/ en toen is alles tesamen verdampt/ en naar de Pappa-God gestegen/ hoog boven de telegraaf en regen.’ Weliswaar is de Tachtiger-romantiek uit deze verzen voorgoed verdwenen, maar ze blijven erg ik-gericht. Daarvan was de dichter zich ook bewust, getuige zijn vers ‘Steeds met ikke’, dat als volgt eindigt:

Milaan 11 uur ’s avonds
de stad ligt als een lome schone
wulps-loom niet al te jong toch schone
in een lauw-natte nachtjapon uitgestrekt
in deze elastiese atmosfeer
hebben alle pleinen zich uitgebreid
décor voor Ikke
ik loop met Ikke
vermoeid van Ikke verveeld door Ikke
de fuga van het futurisme
heeft nièt mijn solo opgelost
mijn silhouet onvoldoend onderstreept
door ’n nieuwgekochte
wandelstok

Het modernistisch gewaad verhult nauwelijks de verveelde en soms wat melancholieke dilettant, die vooral gefascineerd lijkt door portiers, kelners en kamermeiden. Voor de goede verstaander duiken telkens reminiscenties op aan Du Perrons grote jeugdliefde Clairette Petrucci (in Florence!), die de dichter minstens één nacht uit zijn slaap houden. In het vers ‘Vita nuova’ vermeit hij zich in de aanblik van andere toeristen, zoals ‘het onvergelijkelike visioen/ der weldoorvoede Amerikaansen/ die aan ’t strand aan de vurigste middagzon/ zich geven met terra-kotta dijen.’ In het hotel hoort hij geluiden van andere gasten die weinig aan de verbeelding overlaten. Het ‘reis-journaal’ werd op 16 juni te Antwerpen afgeloten met het gedicht ‘Punt’.
JozefPeeters liet er geen gras over groeien: hij ontwierp de titelpagina en maakte constructivistische randversieringen met zwarte en gearceerde vlakken, die de bundel een sterk modernistisch cachet gaven. Als provocerende motto’s prijkten enkele aforismen van Jean Cocteau op de binnenkant van de titelpagina. In de bundel zelf staat vermeld ‘ter perse in juli 1924’, maar de verschijning liet tot november op zich wachten.

De kritiek was niet zachtzinnig voor Kwartier per dag: Paul van Ostaijen valt na zijn recensie van Het roerend bezit met de deur in huis: ‘Maar de gedichten van de auteur zijn eenvoudig slecht, enkel gedreven door belangstelling voor het uitzonderlike. Dit is de eerste indruk. Achteraf blijkt het dat de voorstelling die deze gedichten ingaf niet onbelangwekkend is. Met de stof van deze gedichten had de auteur, die een geboren romancier is, wellicht een goede roman kunnen
schrijven. Van dit Kwartier per Dag kan men alleen zeggen dat de auteur die het besluit heeft gevat à-tort-et-à-travers modern te zijn, zich in een erg moeilijke toestand heeft geplaatst. Tristan Tzara geeft het volgende recept aan hen die gedichten willen schrijven: een dagbladartikel nemen, de woorden uitknippen, in een hoed werpen en ze dan maar naast
elkaar plaatsen. Zelfs dit recept is uitstekend. Seulement, il faut savoir découper un journal.’Een tweede bespreking die Van Ostaijen aan de bundel wijdt is een variant van de eerste: zijns inziens bevindt Duco Perkens ‘zich in de lamentabele toestand van iemand die besloten heeft moderne gedichten te schrijven en nu met dit voornemen in de Groene Aap is gelogeerd.’ Het verlangen naar het uitzonderlijke doet tragikomisch aan, omdat het niet gepaard gaat met een instinctief gevoel voor ‘de noodzakelikheden van de lyriek’. Met ‘de voorstellingselementen’ van Kwartier per dag had Perkens een interessante roman kunnen schrijven.
Steunend op een traditionele visie, veegde Israël Querido finaal de vloer aan met het boekje. Zijn recensie bood hem de kans om zelf verbaal te schitteren: ‘Het is grauwende, snauwende, proestende, schimpende, bittere poëzie. Het is het helsche belachen van allen traditioneelen pathos. Het is met nieuwe verf op spiegels schilderen. Het is poëzie van de Rolls-
Royce. De taal wordt er in geschud en geschommeld, geschokt en gestampt.’ Ook negatief waren G.H. Pannekoek Jr. (de latere G.H. ’s-Gravesande) in Het Vaderland, Jan Boon in de Standaard en Wies Moens in Boekenzaal. De humanitair-expressionistische dichter Wies Moens (1898-1982) merkt op, dat de dichter een zwak schijnt te hebben ‘voor het banale, het platte en het vulgaire’. Met Wies Moens begon de moralistische kritiek, die in de volgende jaren vooral uit confessionele hoek zou komen.
De enige positieve bespreking verscheen in het Brusselse constructivistische tijdschrift 7 Arts. De met Jozef Peeters bevriende Maurice Casteels (1890-1962) behandelde Kwartier per dag samen met twee bundels van Seuphor en de Novellen van Roel Houwink. Duco Perkens komt er het beste van af: uit zijn gedichten, die ergens doen denken aan Japanse dichters, blijkt een gespitste gevoeligheid. Casteels heeft ook Manuscrit trouvé dans une poche gelezen, dat hem ervan heeft overtuigd dat hij te maken heeft met een waarachtig talent, wiens terughoudendheid en onthechte pose waarmerken zijn van letterkundige oprechtheid.

naar hele biografie


Uit Batten/Stols:

1924
2. KWARTIER PER DAG
Tekst der titelpagina: Duco Perkens/ Kwartier per Dag/Reisjournaal / Bruxelles / Luxemburg / Luzern / Bellinzona / Milano / Firenze / Venezia / Gardone / Stresa / Antwerpen 15.3.24-15.6.74. Tegenover de titelpagina: Ter perse in Juli 1924. Uitgave De Driehoek. 

44 blz. 17 × 21 cm. Wit omslag in zwart, blauw en grijs gedrukt met tekst als op omslag, doch in andere typografische rangschikking en met inhoudsopgave naar de steden waar de gedichten geschreven werden. Op blz. 4 van den tekst: ‘Typografiese schikking en verluchting van Jozef Peeters’. Op blz. 44: ‘Dit boek gedrukt in 250 exemplaren draagt het nummer ...’ Op blz. 3 van omslag: ‘Gedrukt ter drukkerij Alph. Breuer. Elsene Steenweg, 313, Brussel’. Blz. 4 omslag: ‘Prijs 6 Frank’. Uitgeverij De Driehoek, Statiekaai 7. Antwerpen.

[Geschreven Maart-Mei '24, verschenen Nov. '24].**

** Deze gegevens berusten op aantekeningen van E. du Perron zelf in het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag.

Zie nos. 6, 12, 13, 17, 18, 20 en 32.

naar hele bibliografie


Aantekeningen:
Kwartier per dag is in de oorspronkelijke vorm nooit herdrukt, maar bv. de bundel gedichten Poging tot afstand (Brussel & Maastricht, Stols, 1928) bevat wel een afdeling met ‘Kwartier per dag’ als titel. Een enkel gedicht uit Kwartier per dag heeft de strenge, levenslange naselectie van de auteur doorstaan en is opgenomen in het Verzameld werk. In 1988 zijn ‘de verdwenen verzen’ uit Kwartier per dag herdrukt onder de titel Laatste kwartier (Utrecht, Kunstzaal De reiger).