De grijze dashond
Toelichting
Naschrift van de auteur [bij het gedicht ‘De grijze dashond’.]:
Voor wie niet begrepen:
Een rentenier, die weduwnaar is, heeft zich met zijn enige dochter en een oude juffrouw, die reeds bij het leven van zijn vrouw de huishouding deed, in een dorp teruggetrokken. Deze leefwijze is niet goed voor de dochter, die nagenoeg volwassen is. Het enige bezoek komt van een tante, zuster van haar vader, en een neef, zoon van die tante, die nog maar kort in de nabijzijnde stad zijn komen wonen. Het meisje ziet spoken, acht zich belaagd door vader, huisjuffrouw en huis. Zij meent dat haar vader haar ook 's nachts bespiedt en, in zijn schrik als hij door haar betrapt wordt, van de trap slaat en sterft; dat de huisjuffrouw met haar vader wilde huwen en haar haat, en nu erop uit is haar uit de weg te ruimen om helemaal in het bezit te komen van het huis. De huisjuffrouw echter heeft haar welzijn op het oog en bereikt voor de verlaten dochter een huwelijk met de zoon van de tante, wat in deze familie ook alleszins de beste oplossing leek. Het meisje gaat voort met spoken zien, tot het huwelijk voorbij is; op het ogenblik dat de huwelijksreis aanvangt is zij genezen en gered, een vrouw als alle anderen. Een van de spoken die haar verontrustten was een grijze dashond, waarin zij zoiets als de ziel van het huis wilde zien, waar zij door opsluiting gek dacht te zullen worden. Misschien ook was deze dashond inderdaad de ‘ware bewoner’ van het huis en als zodanig verstoord op de daar ingetrokken mensen.
Maar ook tegen een andere uitleg heeft de auteur geen bezwaar.
Simon Vestdijk in Groot Nederland 15-8-1940
Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:
Uiteraard droegen de vele zaken die hem na zijn terugkeer in Nederlands-Indië enerveerden, niet bij tot Du Perrons gezondheid. Evenals Multatuli, de ‘zenuwlijder’ van Lebak, was hij een gedrevene die uiterst gevoelig, op het neurotische af, kon reageren op zijn omgeving. Daarbij was hij een ‘workaholic’ in de tropen, een leefwijze die ook sterkeren kan slopen. In januari 1937 schreef hij zijn Scheepsjournaal en op een ochtend begon hij in een vlaag van inspiratie aan een episch gedicht, dat De grijze dashond zou heten. De eerste elf kwatrijnen stonden zomaar op het papier, maar Du Perron zou slechts de helft voltooien van dit gedicht over de ziekelijke binding tussen een jonge vrouw en haar vader.
Uit Batten/Stols:
1941
19. DE GRIJZE DASHOND
De Grijze Dashond. Gedicht door E. du Perron. Inleiding door S. Vestdijk. Uitgave van A. A. M. Stols, Rijswijk (Z.H.), „Helikon", Tijdschrift voor Poëzie onder redactie van Ed. Hoornik.
Jan. 1941, 11e jaargang, no. II.
40 blz. 12,25 x 20 cm. De Inleiding door S. Vestdijk op blz. 5-9 is niet identiek met die, welke hij voor de eerste publicatie van dit gedicht in „Groot Nederland", Augustus 1940 schreef. Op blz. 4 :
„Oplage 300 exemplaren". Alle exemplaren zijn gebonden in een licht-groen cartonnen bandje met wit etiket op plat en rug, in zwart gedrukt.
N.B. Dit onvoltooide gedicht verscheen posthuum en werd bij de eerste publicatie in „Groot-Nederland" opgedragen: Aan Cola Debrot, welke opdracht bij den herdruk door mevr. E. du Perron-De Roos geschrapt werd. Herdrukt in no. 20; zie ook blz. 55.
Aantekeningen:
Het lange, onvoltooide gedicht De grijze dashond werd door E. du Perron geschreven in Nederlands-Indië in de tweede helft van de jaren ’30, na een lange periode van poëtische inactiviteit. Dit is de enige afzonderlijke uitgave. Het werd integraal opgenomen in Du Perrons verzamelde poëzie, en is als zodanig dus ook terecht gekomen in het Verzameld werk (Amsterdam, G.A. van Oorschot, deel 1, 1955, p. 131-160).