Claudia

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Claudia

Ook Claudia, het tweede prozawerkje van Duco Perkens, vond geen genade in de ogen van Paul van Ostaijen, maar voor het verhaal Een tussen vijf kon hij wel waardering opbrengen. De gronden voor zijn afwijzing van Claudia zijn niet bekend, maar het is niet moeilijk om de relatief grotere kwaliteit van Een tussen vijf te onderkennen. Claudia lijdt aan een reeks slaapverwekkende herhalingen in quasinaïeve stijl, die alle vaart uit het verhaal wegnemen. Waar Het roerend bezit overtuigde door zijn allegorische opzet, zijn de personages in Claudia niet zozeer abstracties als wel marionetten. Ook draagt de overheersende dialoogvorm niet bij tot de levendigheid van het verhaal, terwijl het spaarzame vertellerscommentaar zich beperkt tot ‘zakelijke vrij monotone zinnen.’ Interessanter is de biografische achtergrond van het verhaal. In Claudia behandelde Du Perron wat hij zelf noemde de ‘karikatuur’ van de geschiedenis van Julia (Claudia) en Claude (Erasmus), maar ‘sterk vervalst’. Zijn ‘psychologische studie’ van de verhoudingen in Lausanne had hij dus omgezet in fictie. Een motief in Claudia dat ook in de correspondentie met Julia opduikt, is dat van ‘de meneer die maar verder-gaat’. Du Perron heeft er vaker mee gespeeld: in een prospectus van De Vrije Bladen van januari 1932 wordt als apart Cahier een ‘kleine roman door E. du Perron’ aangekondigd met de titel ‘Nog een mijnheer, die weggaat’.

Deze kleine roman is nooit gedrukt. Wel heeft er een vertelling bestaan met een soortgelijke titel, die niet bewaard is gebleven. Het was een kleine, haastig geschreven novelle, ‘De philosoof die verdween’, waarvoor Montmartre de couleur locale had geleverd. Het verdwijnmotief heeft te maken met Du Perrons vluchtgedrag, dat hij verdedigde als afkeer van conventie en verlangen naar vrijheid.

Claudia is een zielloos boekje geworden. Ook de vijf tekeningen van Pedro Creixams zijn grof en ongeïnspireerd, een duidelijke haastklus. Claudia was opgedragen aan ‘Julia-Eugénie-Eucharis-Pensierosa’: de twee echte voornamen van Julia Duboux gevolgd door haar twee koosnamen. Hoe reageerde de kritiek? Nauwelijks. Toch zijn er op zijn minst twee besprekingen verschenen, beide in het Frans en beide zowaar nogal gunstig. De schilder en literator Marc Eemans (1907-1998) schreef in 7 Arts, dat Duco Perkens’ proza ‘een wonderlijke magische kracht’ bezit ‘waardoor het banaalste woord zich door de context op het transcendente niveau plaatst. Dankzij dit vermogen krijgt de banale driehoeksverhouding van Claudia een tragische en bovenmenselijke betekenis.’ Het klinkt erg gezwollen, maar de recensent was ook pas achttien. In Anthologie schreef een zekere Constant de Horion:

‘In enkele bladzijden van een buitensporige, maar opzettelijke beknoptheid analyseert de jonge Vlaamse schrijver het eeuwige conflict van het echtelijke onbegrip. Het grenst aan de karikatuur, maar daarbij komt een scherp en intuïtief waarnemingsvermogen. De geschiedenis van Claudia, eenvoudige kleinburger, is boeiende lectuur, ondanks het feit dat het verhaal zich laat samenvatten in de monologen van drie hoofdpersonen. Het procédé is merkwaardig en verdient onze aandacht.’

naar hele biografie


Uit Batten/Stols:

1925
30. CLAUDIA
(Duco Perkens). Met vijf tekeningen van P. Creixams. Uitgaven van De Driehoek, Statiekaai, 7, Antwerpen. z.j. [1925]. 36 blz. 14 x 18. Blauw omslag bedrukt met tekst: Cahiers van De Driehoek / Uitgeverij / Statiekaai, 7 / Antwerpen. Colophon op blz. 35: „Van dit cahier verschenen slechts driehonderd exemplaren, genummerd 1-300, en waarvan 1-30, gedrukt op Engels tekenpapier, niet in de handel werden gebracht. Dit is nummer: . . . Gedrukt bij A. Breuer, Elsene Steenweg 313, to Brussel, April 1925", (De exemplaren werden met een numerator genummerd). Opdracht: Ana [sic] Julia-Eugenie-Eucharis-Pensierosa.

[Geschreven Aug. '24, verschenen Mei '25].**
Zie nos 6, 32, 33, 35 en 37.

naar hele bibliografie

Aantekeningen:

Na de eerste uitgave van Claudia is geen afzonderlijke (her)druk meer verschenen. Wel heeft dit verhaal de levenslange naselectie van de auteur doorstaan. Het is opgenomen in verschillende bundelingen met proza van E. du Perron en maakt ook deel uit van het Verzameld werk (Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1955; deel 1, p. 309-322).