Bij gebrek aan ernst

Toelichting

Kees Snoek in E. du Perron, Het leven van een smalle mens:

Begin 1926 had Du Perron een punt gezet achter zijn Perkens-periode door Maurice Casteels officieel te laten verkondigen, dat de schrijver Duco Perkens in januari 1926 in Cap Martin was overleden. Bij publicatie van Perkens’ nagelaten werk in Bij gebrek aan ernst hield Du Perron in een ‘noot van de uitgever’ de mystificatie vol. Hij gaf deze kenschets van Perkens’ bedoelingen: 

‘De Ernst vooral stak hem dwars. – De Vooropgezette ernst van Iedereen. – Toch, zo hij zich literaire gramschappen had veroorloofd, hij had zich geërgerd aan hen die in hem een humorist zagen. Laat ons dit vaststellen: hij was géén humorist. Persoonlik zie ik in Perkens twee geprononceerde trekken: afkeer van Ernst en wat hij zelf noemde konklusieloosheid.’ 

Perkens’ laconieke distantie blijkt uit de titels waaronder hij – aldus Du Perron – zijn volledige werken wilde publiceren: Bij gebrek aan ernst en Poging tot afstand. De meeste recensenten namen Perkens’ afwezigheid van ernst met een korreltje zout. Roel Houwink vormde daar een uitzondering op: hij gewaagt van ‘een zeker modernistisch streven [...] om met den ernst voorgoed te breken’ en noemde Duco Perkens ‘een volleerd koorddanser’. Anthonie Donker dacht daar anders over. Toen Bij gebrek aan ernst in 1928 opnieuw verscheen, in een met nieuwe prozaschetsen uitgebreide uitgave, maar zonder de poëzie, oordeelde hij dat de titel niet correspondeerde met de inzet van de auteur: 

‘Zijn gebrek aan ernst is nog veel te opzettelijk, en het maakt soms meer den indruk, of hij een muurvasten ernst moedwillig wil rammen. Hij pijpt een raar wijsje en juist als wij het meenen te gaan herkennen, licht hij de hielen, en wij staren op zijn geschrijf zonder er het rechte van te begrijpen.’ 

Donker mist in Perkens’ werk de bevrijdende lach, het is ‘vol flitsen en fratsen, invallen en uitvallen, potsen en grimassen, handstanden en duikelingen, en soms ziet men hem plotseling achter het scherm verdwijnen en meent men hem zachtjes te hooren snikken: houdt hij ons nu voor den gek èn zich zelf, of meent hij het, weent hij werkelijk, om zich zelf, om u, om de wereld? Het is alles vol tegenstrijdigheden, keerpunten, pointes, zigzags en verwarringen. Zijn wereld is een mikrochaos, maar dat kan immers interessanter zijn dan de saaie mikrokosmos van hen, die hun wereld systematiseerden, zoogoed als een warrige krullebol aanlokkelijker is dan een kappersfrisuur met kosmetiek.’

Du Perron heeft deze recensie met vrucht gelezen: niet alleen publiceerde hij in 1932 een nieuwe selectie uit zijn gedichten onder de titel Mikrochaos, in augustus 1931 schreef hij een nawoord voor de tweede druk van de prozabundel Bij gebrek aan ernst, waarin hij op Donkers kritiek reageerde. In 1926 had hij verkondigd, dat Perkens ‘geen humorist was, maar in de eerste plaats “konklusieloos”.’ Het eerste lijkt hem zoveel jaren later ‘nog even waar: humor was hem zeker vreemd, en het verwijt dat zijn gebrek aan ernst dodelik-ernstig moet zijn geweest, is meer dan gegrond, helaas.’ 

Humor was ook niet het juiste woord. Frits Lapidoth had al opgemerkt, dat Du Perron in zijn Perkensbundeltjes ‘méér nog ironiek dan humoristisch’ is, en daarbij ook ‘een hypermodern cynicus’. Hij zou dus nooit veel lezers trekken, maar hij was wel ‘een opmerkelijke persoonlijkheid’. Victor van Vriesland ten slotte zei het volgende over de tweede druk van de prozabundel: 

‘De herlezing van deze stukken kan ons den sedertdien snel gewijzigden tijd, waarin zij ontstonden, niet doen vergeten (hun dateering loopt van 1923 tot 1927). Zij zijn ongelijk van waarde, maar de beste behooren tot het merkwaardigste experimenteele proza van die dagen. Voor de zielkundige bepaling van den dichter, romanschrijver en essayist Du Perron zijn zij van eminent belang, maar ook als uiting van zijn generatie op een zeker punt van haar ontplooiing. Een teeken waren zij voor een kentering in stijl, in beschouwing van leven en mensch, en dat deze persoonlijke kentering met een Europeesche samenviel, was hun beteekenis, ook al stellen zij ons niet meer voor dezelfde problemen waarmede zij toen onze aandacht gaande maakten.’ 

Voor een zielkundige bepaling van Du Perron behouden de teksten van Perkens hun waarde. Du Perron had er veel autobiografisch materiaal in verwerkt. Voor een deel schreef hij zijn frustraties weg, voor een ander deel observeerde hij zo koel mogelijk uitingen van menselijk gedrag, met een voorkeur voor extreme gevallen. Hij maakte de context van het autobiografisch materiaal onherkenbaar: een bewust nagestreefde vervorming, die ook in de titel ‘De Lachspiegel’ zit die hij wilde geven aan de verhalen uit de Perkens-periode. In de latere schets ‘Poging tot afstand’ komt Markus tot een soortgelijke karakteristiek: ‘Elk boek is een verwrongen spiegel.’ De mate van de verwringing is voer voor biografen!


naar hele biografie


Uit Batten/Stols:

1926

6. BIJ GEBREK AAN ERNST

De eerste druk van Bij Gebrek aan Ernst (uitgave R. Simonson, 1926, zie no. 32) bevat in hoofdzaak prozaverhalen; daartusschen bevinden zich de volgende afdeelingen gedichten: Kwartier per Dag (herdruk van den tekst van i924), Filter, voorafgegaan door andere strofen (herdruk van de 49 kwatrijnen van 1925, voorafgegaan door 9 andere gedichten), Voor de Famielje (gedichten in proza) en Windstilte (17 strofen van 8 regels).

Deze gedichten werden herdrukt in Poging tot Afstand (1927, zie no. 12 en 1928, zie no. 13), gedeeltelijk in Mikrochaos (1932, zie no. 17 en 1935, zie no. 18) en in Parlando (1941, zie no. 20).


naar hele bibliografie


Aantekeningen:

Bij gebrek aan ernst zijnde de volledige werken van Duco Perkens, uitgegeven door E. du Perron. Omslagtekening en frontispieces van C.A. Willink is in deze vorm nooit herdrukt. Niettemin is du Perron ‘Bij gebrek aan ernst’ blijven gebruiken als overkoepelende titel voor een deel van zijn verhalend proza. Daarvan verschenen afzonderlijke uitgaven in 1928 en 1932 bij Stols te Brussel & Maastricht. De definitieve vorm kreeg dit proza in het Verzameld werk, nog steeds onder de verzameltitel ‘Bij gebrek aan ernst’.