[p. 987]

Epiloog

In de maanden na zijn dood werd Du Perron in diverse tijdschriften herdacht, meestal samen met Menno ter Braak, zijn broeder in Forum. Pierre Dubois en Cola Debrot schreven een uitgebreid ‘in memoriam’ voor Criterium, een tijdschrift waarin de Forum-traditie werd voortgezet. In dit artikel schetsen zij Ter Braak en Du Perron als ‘nihilisten’ in de zin van Nietzsche, namelijk uit elk geestelijk, maatschappelijk en politiek verband losgeraakte individuen die zich verzetten tegen vulgarisering, leugen en opgeblazenheid. Hun zogenaamde ‘negativisme’ stond in dienst van menselijke waarden, zoals ook bleek uit het slot van Het land van herkomst, deze ‘geloofsbelijdenis in de preponderantie van het leven’. De herdenkers beschouwen Du Perron niet als ‘die grimmige helhond van het subjectivisme’, waar de jonge Marsman het over had, maar als iemand die voortdurend bezig was zijn verhouding tot de wereld te bepalen. Hij bezat ‘de moed tot het laatste: tot het absoluut doorgronden van zichzelf’. Autobiografisch zich uitende schrijvers, zoals Ter Braak en Du Perron, zijn geen ‘genoegelijk spinnende katers’, maar ‘menschen, die aan hun “diepste wezen” vorm willen geven’. Du Perron heeft dat het beste gedaan in Het land van herkomst, ‘dit krachtige, lucide en zeer intelligente boek.’4186

C.J. Kelk haalde in De Stem herinneringen op aan de gevreesde polemist en eigenzinnige lezer, die tegelijk ‘de zachtste ziel’ was ‘die er leefde, eerder neigend naar het sentimenteele’.4187 Voor Kelk markeerde Het land van herkomst de overgang van Du Perrons volkomen egocentrische jeugdperiode naar een tijd waarin hij een andere taak vond: ‘vechten niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen’. In Groot Nederland werden Ter Braak en Du Perron sober herdacht in een zwart omkaderde tekst: ‘De beteekenis, voor onze literatuur en ons cultureele leven, van deze twee uiterst belangrijke schrijvers-figuren behoeft hier niet in het licht te wor-

[p. 988]

den gesteld; vrienden en tegenstanders zijn het hier over eens, en zullen alleen een verschillende formuleering kiezen om aan dit besef vorm te geven.’4188

Voor Morks-Magazijn schreef de jonge letterkundige C. Buddingh' een artikel ter nagedachtenis van Ter Braak, Marsman en Du Perron.4189 Hij verdedigt Ter Braak en Du Perron tegen het zo vaak geuite verwijt dat zij onmaatschappelijk waren. Dit verwijt werd tegen hen ingebracht door mensen die ‘slechts een zeer chaotisch en vaag beeld’ van hun werk hadden en slecht verstonden ‘wat toch meer dan overduidelijk werd gezegd’. Du Perron had zich in De smalle mens met ‘heel zijn luciede intelligentie’ geconcentreerd op de problematiek van de relatie tussen individu en maatschappij en was tot de overtuiging gekomen ‘dat men slechts door zichzelf tot op de vezel toe bloot te leggen die waarden kan vinden, welke noodig zijn om het leven houdbaar te maken’.

 

Het bericht van Du Perrons dood bereikte Nederlands-Indië pas op 6 augustus 1940, na een telegrafische melding uit Zwitserland. Nadere gegevens over de doodsoorzaak ontbraken, zodat men ervan uitging dat Du Perron het slachtoffer was geworden van ‘den brutalen invaller’.4190 J.H. Ritman toonde zich diep geschokt over het verlies van zijn letterkundige medewerker.4191 Hij schreef: ‘Inderdaad bezat Du Perron, zooals Anthonie Donker het eens formuleerde, de gave om over dingen te schrijven alsof er niet reeds bibliotheken over geschreven waren. Hij wist het stof der eeuwen eraf te blazen en ze als nieuw te laten zien.’ Hij was in 1936 teruggekeerd naar zijn land van herkomst, niet om rust te zoeken, ‘maar wel een geestelijke vernieuwing, een herstel van evenwicht en innerlijke zelfbevestiging’. Door sommige commentatoren werd Du Perron herdacht als een ‘kampvechter voor vrijheid en gezond idealisme’,4192 anderen - zoals Beb Vuyk, Willem Walraven en Soejitno Mangoenkoesoemo - voelden vooral het verlies van een vriend die ze veel te kort hadden mogen meemaken. Beb Vuyk zag het als een taak en verantwoordelijkheid van de cultuurdragers in Indië om Du Perrons arbeid voort te zetten, ‘terwijl in Europa het huis van onze cultuur bezig is in te storten’.4193

 

Elisabeth de Roos zette na het overlijden van haar man haar routine voort van kritieken schrijven en vertalingen maken, waarvan zij voor haar levensonderhoud afhankelijk was. Nog tijdens de oorlog publiceerde zij de correspondentie van Dirk van Hogendorp met zijn broer Gijsbert Karel, die haar echtgenoot had verzameld.4194 Voor deze publicatie gebruikte zij de

[p. 989]

naam E. du Perron-de Roos, zoals zij deed voor alle activiteiten die te maken hadden met Du Perrons nalatenschap. Onder haar gehuwde naam bezorgde zij in 1948 de tweede druk van De muze van Jan Companjie en maakte zij deel uit van de redactie van Du Perrons Verzameld werk, dat tussen 1948 en 1951 in vier delen werd gepubliceerd door uitgeverij Contact. Samen met Ant ter Braak-Faber, haar zoon A.E. du Perron en tekstverzorger Henk van Galen Last nam zij plaats in de redactiecommissie van de Briefwisseling van Menno ter Braak en E. du Perron (G.A. van Oorschot, 1962-1967). Voor Multatuli's naleven (A.C. Nix & Co., 1952) schreef zij een voorwoord, Indies memorandum (De Bezige Bij, 1946) kwam uit met een ongesigneerd nawoord van haar en Fred Batten.

Tussen 1954 en 1959 verscheen bij G.A. van Oorschot - wiens uitgaven de traditie van Forum in ere hielden - de definitieve editie van Du Perrons Verzameld werk volgens de nagelaten aanwijzingen van de auteur. De tekstverzorging was in handen van E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts. In 1969 had zij een belangrijk aandeel in de samenstelling van het Schrijversprentenboek over Du Perron. Ook bij publicaties over haar echtgenoot, zoals het E. du Perron-nummer van Tirade (1973), was zij behulpzaam, als een loyale schrijversweduwe.

In 1993 schreef Petra Mars een doctoraalscriptie over haar, onder de veelzeggende titel Elisabeth de Roos. Schrijfster in de schaduw. Is Bep ooit onder de schaduw van haar man uitgekomen? Zij had er niet zo'n behoefte aan te excelleren en was altijd erg bescheiden over haar eigen prestaties. Toch had zij als criticus een zeer persoonlijke, subtiele stijl. Na haar overlijden in 1981 schreef Van Galen Last daarover: ‘Misschien zullen sommigen haar kritieken soms onnodig ingewikkeld van stijl vinden - een verwijt dat ook Virginia Woolf lang is blijven vervolgen -, maar wie eenmaal heeft opgemerkt hoe zij nuanceringen en accenten in haar oordeel ook probeerde aan te geven door haar zinsconstructies, zal in haar artikelen iemand ontmoeten die telkens weer verrassende toegangen wist te ontdekken tot het werk van een schrijver.’4195

Tot en met 1971 schreef zij voor Het Parool kritieken over buitenlandse literatuur, zij het in sterk afnemende frequentie. Halverwege de jaren zestig was zij gevraagd om docent te worden aan het Instituut voor Vertaalkunde in Amsterdam; haar taak zou zijn les te geven in vertalen van het Engels naar het Nederlands. In dit werk was zij gelukkig en de verdiensten stelden haar in staat haar literair-kritische arbeid op te geven. Een collega die haar goed leerde kennen was Henk Romijn Meijer. In 1986 schreef hij een portret van haar, waarin hij haar karakteriseerde als

[p. 990]

‘geducht, subtiel, niet stellig in haar beweringen’. Hij vervolgt: ‘Ze hoefde niets te bewijzen en ze bleef dikwijls hangen op een punt waarop ze twee wegen zag waartussen ze geen keuze kon maken. Geen wonder dat een sterke man voor haar de ideale was geweest, de gangmaker, iemand die meer zekerheden dan zij in zich droeg.’4196

 

Ook H.A. Gomperts en Fred Batten - hun namen zijn zojuist al gevallen - waakten over Du Perrons nalatenschap. De laatste werd nooit moe om anekdotes te vertellen en notities te maken over zijn vriend en leermeester. Battens treffende beschrijvingen van Du Perrons fysieke houding en gedrag, zijn doordringende stem met licht Indisch accent en zelfs de manier waarop hij liep vervangen de filmbeelden die er niet van hem bestaan. Gomperts schreef in 1948 een diepgravend psychologiserend essay, waarin hij Ter Braak volgde door Du Perron een ‘autonome mens’ te noemen, die na de maskerades van zijn leerjaren met bloedige ernst heeft gewerkt aan de ‘kreatie-van-zichzelf’.4197 Volgens Gomperts nam Du Perron de rol aan van een D'Artagnan om zich tegenover zijn nieuwe vrienden te bewijzen. Door zich te identificeren met de aanvoerder van de drie musketiers kon hij zich elite voelen en outcast tegelijk.4198

Toch onderkent Gomperts ook Du Perrons ‘natuurlijke onzekerheid’ die hij gescheiden hield van zijn ‘autonome gedecideerdheid’. Gomperts ziet daarin zelfs een van Du Perrons grondtrekken.4199 In een latere kenschets preciseert hij: ‘Een onzekere met zekerheden, een strijder met angsten, een rationalist met obsessies: leven en werk bevatten meer tegenstrijdigheden en meer geheimschrift dan men verwachten zou. Het is begrijpelijk dat hij zelf zich hardnekkig met de decodering heeft bezig gehouden.’

Gomperts' lange essay over Du Perron was een eerste poging tot decodering van deze gecompliceerde persoonlijkheid. Men heeft Gomperts wel verweten dat hij, met zijn geringe kennis van Indië, bij zijn oordeel over Du Perrons uitzonderlijkheid te weinig rekening heeft gehouden met diens koloniale opvoeding.4200 Het verwijt is terecht. Twee jaar voor Gomperts schreef Sal Tas al dat ‘Du Perron onverklaarbaar wordt, indien men niet bij alles de vitaliteit, de “koloniale” flinkheid in zijn karakter in rekening brengt’.4201 Die vitaliteit zit volgens Tas ook in de romantiek, waarvan Du Perron - door de vertraging waarmee Europese cultuurverschijnselen Indië bereikten - een ‘koloniale nabloei’ heeft meegemaakt die grote invloed heeft gehad op zijn psychische habitus.4202 Zelf had Du Perron het over zijn ‘espagnolisme’. Het was de karaktertrek waardoor hij het meeste

[p. 991]

in conflict kwam met de Nederlandse mentaliteit, gericht als zij is op het bereiken van compromissen en het bewaren van de lieve vrede.

 

In het vooroorlogse Nederland werd geen letterkundige zo verketterd als Du Perron, die spelbreker die allerlei heilige huisjes omvertrapte. Vooral in confessionele kringen werd hij gezien als een cynicus en een negativist die normen van elementair fatsoen aan zijn laars lapte. Na de oorlog waren de kaarten heel anders geschud. Er werd nog wel door deze en gene geageerd tegen Du Perrons vermeende negativisme, maar de positieve geluiden overheersten. Willem Frederik Hermans merkt in zijn artikel ‘E. du Perron als leermeester’ (1947)4203 op, dat Du Perrons ‘haaien’ na zijn dood ten opzichte van hem ‘heel zachtzinnig’ zijn geworden. Zelf waardeert Hermans Du Perron als ‘onzekere egotist’, want een zekere egotist zou een fanaticus zijn.

Wel heeft Hermans groot bezwaar tegen Du Perrons navolgers, die diens verzet tegen verstarde vormen hebben uitgebreid tot een verzet tegen de vorm op zichzelf. Hun antiformalisme en hun voorkeur voor egodocumenten zijn volgens Hermans het teken van een nieuwe verstarring. Du Perron had dit niet bedoeld, hij was immers zelf een van de ‘vurigste bewonderaars’ van de romancier Arthur van Schendel. Als criticus had Du Perron een goed gevoel voor niveau, maar zijn epigonen staan volgens Hermans verre in de schaduw van hun leermeester. Toch heeft Hermans ook enkele kritische kanttekeningen bij de figuur van Du Perron zelf, bij zijn te geringe waardering voor Faulkner en Céline, bij het toenemen van het engagement in zijn boeken ten koste van de literaire kant. Omdat Du Perrons epigonen niet zijn toegerust om echt van onecht te onderscheiden, moet Hermans concluderen dat zijn invloed ‘nul comma nul’ is geweest.

Hermans wekt de suggestie dat Du Perron de kwaliteit van Céline onvoldoende zou hebben onderkend, maar hoewel Du Perron in Céline geen verwant schrijver zag, was hij wel degelijk overtuigd van diens kwaliteit.4204 Verder verzwijgt Hermans hoezeer Du Perron als polemist ook zíjn leermeester is geweest en gaat hij niet in op zijn geestverwantschap met Du Perron zoals die bleek uit beider bewondering voor Multatuli. In 1963 opende Hermans in zijn artikel ‘Een proeve van rustig lesgeven’ de aanval op Du Perron als romanschrijver. Hij zou in Het land van herkomst geen structuur hebben aangebracht: ‘In dagboeken en brieven dacht Du Perron, toont de schrijver zich zoals hij werkelijk is. Impliciet axioma: de schrijver zoals hij werkelijk is, vormt betere lectuur dan wat de schrijver

[p. 992]

verzint of de schrijver die zich verkleedt. Arrangeren, componeren is verderfelijk. Trukage, liegen en comedie spelen zijn de woorden waarmee het aangeduid moet worden.’4205 Het is een uiterst gechargeerd beeld dat Hermans hier geeft, want later is aangetoond dat die heterogene roman Het land van herkomst wel degelijk een doordachte structuur bezit met spiegeleffecten, arrangementen en wat dies meer zij, zoals ook Max Havelaar niet ‘the greatest mess possible’ is die D.H. Lawrence erin zag.

Hermans' afkeer van dagboeken en dagboekenschrijvers was gemeend, maar zijn door velen als ‘onheus’ ervaren aanval op Du Perron werd misschien vooral gemotiveerd door zijn verzet tegen generatiegenoten als Gomperts en Morriën die zich steeds maar weer op de grote meester beriepen.4206 In elk geval heeft Hermans tot het eind van zijn leven Du Perron niet kunnen loslaten, wat toch op zijn minst duidt op een zekere fascinatie.

 

De ‘epigonen’ van Ter Braak en Du Perron roerden zich in de jaren veertig en vijftig in allerhande tijdschriften en blaadjes, zoals Libertinage, Proloog en Ad Interim. In Criterium werd de erfenis van Forum op meer onafhankelijke wijze verwerkt - hier zorgde Hermans voor het nodige tegenwicht. De invloed van Du Perron - en Ter Braak - was allerminst ‘nul comma nul’, maar met Ton Anbeek kunnen we zeggen dat zij wel was ‘versteend’, in die zin dat de polemische programmapunten van de Forum-schrijvers door de fervente navolgers ‘tot een paar clichés werden teruggebracht’.4207 Anbeek vervolgt: ‘Hoezeer zouden Ter Braak en Du Perron gegruwd hebben van de manier waarop hun erfenis tot slagwoorden verstarde. Er is in deze periode weinig oog voor het feit dat leven en leer bij de bewonderde voorbeelden een heel wat lossere relatie met elkaar onderhielden dan de navolgers meenden.’

Daartegenover staat dat Forum (met name Du Perron en Ter Braak) een rol heeft gespeeld in het intellectuele debat in Nederland. Toonaangevende schrijvers en critici als K. van het Reve, K.L. Poll, H. van Galen Last, Carel Peeters en Rudy Kousbroek hebben de erfenis van Forum op geheel eigen wijze verwerkt. Het literair tijdschrift Tirade (vanaf 1957) zet in zekere zin de lijn van Forum door, terwijl uitgeverij G.A. van Oorschot in de opbouw van zijn fonds zich mede door de criteria van Forum heeft laten leiden.

Er was ook verzet tegen de ‘invloed van Forum’. Jonge, meer met de vorm experimenterende letterkundigen zoals Koos Schuur, Bert Schierbeek en Paul Rodenko wezen de aardse, anekdotische poëzie in traditio-

[p. 993]

nele versvorm af, die was voortgezet in het tijdschrift Criterium. Koos Schuur en Gerard Diels, beiden publicerend in het vernieuwende tijdschrift Het Woord, kozen voor een poëzie die in zijn keuze van beelden irrationeel durfde zijn.4208 Jan G. Elburg constateerde dat de voormannen van Forum door hun aanvaarding van de rede als primaat van het bestaan de kunst veel te verstandelijk hadden benaderd.4209 W.F. Hermans verwijderde zich steeds verder van Forum doordat hij ‘meer irrationele, meer absurde gebieden van het leven wilde verkennen’.4210 Het surrealisme was door Forum - en vooral door Du Perron - afgeschreven als een modieuze stroming die weinig om het lijf had. Paul Rodenko, even onbelast door de Nederlandse literaire traditie als destijds Du Perron, inspireerde zich bij uitstek op het surrealisme en streefde experimenten na waarin de logica werd ontregeld.4211 Rodenko voelde zich verwant aan Paul van Ostaijen, en daarmee was de cirkel weer rond.

Bert Schierbeek was pas later tot het surrealisme gekomen; deze oudleerling van W.L.M.E. van Leeuwen had zich voor zijn eerste roman Terreur tegen terreur laten inspireren door zijn ervaringen in het verzet én door het engagement van Ter Braak en Du Perron. Zijn roman was enigszins gemodelleerd naar Malraux' revolutieroman La condition humaine. De invloed van Forum is in Terreur tegen terreur onmiskenbaar aanwezig in de problematiek van het individu tegenover het collectief en zelfs in het gebezigde idioom, zoals het frequent voorkomende woord ‘dupe’. Maar al in zijn tweede boek, Gebroken horizon, slaat Schierbeek een andere richting in. In zijn essay ‘Het nieuwe proza’ (1947) geeft hij aan dat Ter Braak en Du Perron een zuiverende werking op hem hebben uitgeoefend, maar zij hebben hem meer geholpen bij de vorming van zijn levenshouding dan als kunstenaar. Sterker: door hun poëticale nawerking ontbreekt het in de Nederlandse literatuur aan beeldende kracht. Vrije associatie en gebruikmaking van automatismen en herhalingen zijn hier vrijwel taboe.4212 Vanaf Het boek Ik (1951) heeft Schierbeek experimentele romans geschreven, die in een stroom van vrije associaties nieuw terrein ontgonnen.

Het verwijt dat de heren van Forum de invloed van het modernisme en meer speciaal het surrealisme zouden hebben tegengehouden, heeft hen nog lang achtervolgd. Daargelaten of dit verwijt terecht is, kan men wel stellen dat zij een grote rol hebben gespeeld bij de canonvorming van na de oorlog. Ter Braak heeft een stimulans gegeven tot de duurzame waardering voor Couperus (althans zijn Haagse romans), Dèr Mouw, Paap, Nescio en Elsschot.4213 Du Perron heeft een grote bijdrage geleverd aan de canonisering van Multatuli, met name door zijn boeken over hem, maar

[p. 994]

ook dient genoteerd te worden dat hij in 1939-1940 met Garmt Stuiveling de mogelijkheden besprak voor een volledige uitgave van het werk van Multatuli en dat de opzet van de Volledige werken, waarvan het laatste deel in 1995 verscheen, mede door Du Perron is bepaald.

Daarnaast heeft Du Perron veel bijgedragen aan de reputatie van schrijvers als Stendhal en Valery Larbaud, al is de laatste een auteur voor ‘the happy few’ gebleven. Maar in 1978 werd Du Perrons vertaling van Larbauds roman Fermina Marquez herdrukt en in 1979 zijn vertaling van Le pauvre chemisier. In 1994 verscheen de eerste Nederlandse vertaling van A.O. Barnabooth, in 1999 gevolgd door een vertaling van die door Du Perron zo hoog geprezen roman Le sang noir van Louis Guilloux.4214 De vertaalster besteedt in haar nawoord veel aandacht aan Du Perron en gewaagt van een ‘herontdekt meesterwerk’.

Het beeld van Du Perron als onverzoenlijke antimodernist is bijgesteld in de studie van Fokkema en Ibsch, die Het land van herkomst interpreteren als een roman waarin de herinnering en het bewustzijn het ordenende principe vormen, zoals dat ook het geval is in romans van Joyce, Woolf, Larbaud, Proust en Svevo. Manu van der Aa heeft belicht hoe de jonge Du Perron zijn worsteling met het modernisme heeft ervaren als een ‘heilzame ziekte’, die hem genas van veel overbodige retoriek. Zo heeft zijn modernistische periode bijgedragen aan zijn verwerping van conventionele esthetische begrippen.

De tegenstelling tussen vorm en vent zoals die in Forum werd geponeerd heeft het zicht ontnomen op het feit dat Du Perron helemaal geen tegenstander was van de vorm. Het ging hem alleen om een vorm die past bij de persoonlijkheid van de schrijver.

 

Du Perron werd gelukkig niet vastgepind op de nalatenschap van Forum. De publicatie van Indies memorandum, in de tijd van de politionele acties, bewees opnieuw hoe deze betrokken individualist vaak verder zag dan degenen die zich lieten leiden door ideologische overwegingen, of die nu van ‘rechts’ kwamen of van ‘links’. In 1969 publiceerde Annie Romein-Verschoor haar geruchtmakende essay ‘De Onzekeren’, waarin zij Ter Braak en Du Perron schetste als in wezen elitaire figuren die geen benul hadden van politiek.4215 Dat haar reactie een wat schrille toon heeft, komt mede voort uit haar verzet tegen het streven van de bezorger van hun Briefwisseling om ‘zijn helden tot volmaaktheden te maken’. Zij stelt daartegenover dat Ter Braak en Du Perron de antifascistische actie niet hebben geholpen door hun weerzin tegen samenwerking met communisten.

[p. 995]

Ook noemt zij Du Perrons ‘fantastische uitwijkplannen voor de eigen groep’, die zij karakteristiek acht voor de vervreemding die eigen is aan de typische literaat. Zij bagatelliseert Du Perrons rol bij de totstandkoming van het Comité van Waakzaamheid en noemt beide vrienden zelfs ‘weinig politiek geïnteresseerde en georiënteerde briefschrijvers’. Hier en daar geeft Annie Romein toch blijk van sympathie voor ‘de stuntelige politieke beschouwingen waarin Du Perron met hartstocht en innerlijke weerzin worstelt om zijn houding in de tijd, om de bezieling van zijn bestaan’ en zijn ‘temperamentvolle aanvallen tegen de geest der eeuw’.

Verscheidene commentatoren hebben hun kanttekeningen gemaakt bij Annie Romeins beeld van naïeve, escapistische literaten, dat mede was geconstrueerd om de rol van Jan Romein als politiek bewuste ‘oprichter’ van het Comité van Waakzaamheid beter te doen uitkomen. Du Perrons beschouwingen mochten van het standpunt van de beroepspoliticus ‘stuntelig’ zijn, niet te ontkennen viel dat hij het initiatief had genomen tot de oprichting van dit antifascistische comité.4216 Jacques de Kadt waardeerde Annie Romeins ‘rustige betoogtrant’ en haar ‘pogen om tot een redelijk oordeel over onderwerp en personen te komen’, maar hij vond het juist pleiten voor de ‘politieke en morele instincten’ van Ter Braak en Du Perron, dat zij ‘niet gelukkig waren met de aanwezigheid [in het Comité] van stalinisten en meelopers van de stalinisten’.4217 Hieraan kan worden toegevoegd dat Du Perron in zijn houding tegenover het communisme een evolutie heeft doorgemaakt en genuanceerder was dan Annie Romein-Verschoor het voorstelde. Niet voor niets komt zijn afwijzing van deelname van (crypto)communisten aan het Comité van Waakzaamheid pas na de stalinistische zuiveringsprocessen tegen G. Zinovjev en L.B. Kamenev, die op 25 augustus 1936 werden terechtgesteld. Bepaalde zaken had Du Perron scherper gezien dan Jan en Annie Romein, met hun naïeve geloof in de uiteindelijke zege van het marxisme.

Hermans' aanval op Ter Braak en Du Perron, in 1963, was voortgekomen uit persoonlijke motieven. Zijn afwijzing van Du Perron was zowel een afrekening met generatiegenoten als een poging om de voorgaande generatie te doen vergeten.4218 De vertaler Dolf Verspoor, geïrriteerd door Hermans' rancuneuze bejegening van Du Perron, in dit opstel en in veel artikelen van later datum,4219 heeft geschreven: ‘Het is zo makkelijk: als hollands scribent hoef je maar alle tragiek (zoals dP's in Indië) te ignoreren, iets wat toch al in het holl. volkskarakter verankerd ligt. Je moet dan vooral overslaan hoe dP contacten had met de zeer bizondere Koch in Bandung, je moet vooral Jacques de Kadt niet noemen die net als Malraux

[p. 996]

en Pia zijn brieven vernietigde uit een teveel-weten van dictatuur, en je moet die zielige Van Galen Laps nog een paar postume vegen uit de pan toedienen. [...] Let wel: uit al deze briefwisselaars, allemaal ambtenaren, hoog ofte laag, wist dP de betere te selecteren, hij die géen constant inkomen had en een exilzwerver was tussen een utopie-Zd Afrika, een utopie-Indië en een paar welwillende ned. uitgevers en redacteuren. Hier liep hij niet de klewang op maar dè knauw. Recept: zie vooral de tragiek niet en heb altijd gelijk.’4220

Een ander verwijt dat tegen Du Perron werd ingebracht is dat hij zich in zijn brieven soms in antisemitische termen over mensen uitliet. Het is een verwijt dat gemaakt kan worden aan vrijwel de hele vooroorlogse generatie, maar schelden op de joden had toen dezelfde lading als schelden op de katholieken. Na de holocaust kreeg antisemitisch taalgebruik een heel andere kleur en werd het taboe. Het is belangrijk te constateren dat Du Perron weliswaar een kind van zijn tijd was, maar beslist geen antisemiet.

Weer andere verwijten werden Du Perron gemaakt door feministische interpreten. Mieke Bal schreef een artikel over ‘het troebele water van Het land van herkomst’, waarin allerlei onfrisse standpunten zouden zijn ingenomen tegen vrouwen en homoseksuelen. Zoals deze biografie laat zien, had Du Perron weliswaar een ambivalente verhouding tot de vrouw, maar daarin was hij niet uniek in zijn tijd. Hij was zeker ‘machistisch’, maar een homofoob was hij niet, zoals zijn reactie op de bekentenis van Hugo Samkalden laat zien. Diverse critici hebben aangetoond dat Mieke Bal in haar politiek correcte verbetenheid slecht heeft gelezen en weinig blijk heeft gegeven van vermogen tot objectiveren.4221

Ideologisch gemotiveerde aantijgingen hebben niet kunnen verhinderen dat Het land van herkomst telkens een nieuw lezerspubliek heeft getrokken. Ook een aantal van Du Perrons gedichten vindt steeds zijn weg naar bloemlezingen. Echter, Du Perrons essays, kritieken, verhalen en kortere romans zijn grotendeels weggezakt uit de belangstelling. Wel heeft er altijd interesse bestaan voor zijn kleurrijke, on-Nederlandse persoonlijkheid. Sinds ook in ons land de biografie tot bloei is gekomen - en niet toevallig gebeurde dat na het in kracht afnemen van diverse ideologische winden - is de aandacht voor Du Perron toegenomen. Als intellectuele nomade, existentialist avant la lettre en levendig stilist heeft Du Perron zijn zeggingskracht behouden.

4186Dubois, Debrot, ‘In memoriam’.
4187Kelk, ‘E. du Perron (1899-1940)’.
4188[De redactie,] ‘Menno ter Braak † E. du Perron †’.
4189Buddingh', ‘In memoriam Ter Braak, Marsman, Du Perron’.
4190[Anoniem,] ‘E. du Perron †’, in: Algemeen Indisch Dagblad ‘De Preangerbode’, 6-8-1940.
4191Ritman, ‘E. du Perron †’.
4192Seubring, ‘E. du Perron. In memoriam’.
4193Vuyk, ‘In memoriam Ed. du Perron’. Zie voor de Indische reacties ook: Snoek, De Indische jaren van E. du Perron, p. 173-176.
4194E. du Perron-de Roos, ‘Correspondentie van Dirk van Hogendorp met zijn broeder Gijsbert Karel’, in: Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië, deel 102, afl. 1 en 2, 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1943, p. 125-273.
4195H. van Galen Last, ‘Elisabeth de Roos verenigde kennis met grote gevoeligheid’.
4196Romijn Meijer, ‘Bep’.
4197Gomperts, ‘E. du Perron’, p. 150.
4198Idem, p. 165.
4199Idem, p. 167.
4200Vgl. Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, p. 387-388.
4201Tas, Een critische periode, p. 71.
4202Idem, p. 61-62.
4203Hermans, ‘E. du Perron als leermeester’.
4204Zo schrijft Du Perron in 1933 dat Voyage au bout de la nuit ‘een brok werk’ is ‘dat niet dan met de grootste opofferingen tot stand kon worden gebracht, en dat de keurig in elkaar gezette, min of meer subtiele, min of meer gedistingeerde producten van duizend-en-één auteurs “van naam”, èn qua kracht èn qua inzet veruit overtreft’. Zie: Vw vi, p. 53.
4205Hermans, ‘Proeve van rustig lesgeven’, p. 41.
4206Vgl. Van der Meulen, ‘Hermans over Du Perron: geestverwant en agressor’.
4207Anbeek, ‘Forum na de oorlog’, p. 701.
4208Calis, De vrienden van weleer, p. 107.
4209Idem, p. 144-145.
4210Idem, p. 335.
4211Idem, p. 391.
4212Bert Schierbeek, ‘Het nieuwe proza’, in: Het Woord, jrg. 2, nr. 1, zomer 1947, p. 104-109. Zie ook: Snoek, ‘“Hier heb je nu een auteur, die weet ervan: Clausewitz!” Bert Schierbeek en het verzet’, in: Het Oog in 't Zeil, jrg. 9, nr. 1, oktober 1991, p. 16-22.
4213Anbeek, ‘Forum na de oorlog’, p. 703.
4214Louis Guilloux, Het zwarte bloed (vertaald uit het Frans en van een nawoord voorzien door Mirjam de Veth), Amsterdam: Coppens & Frenks 1999.
4215Vgl. Snoek, De Indische jaren van E. du Perron, p. 13-15.
4216F.E.A. Batten, brief aan A. Romein-Verschoor, in: De Gids, jrg. 132, nr. 9/10, sept./okt. 1969, p. 329-331; A. Romein-Verschoor, Reactie op de brief van F.E.A. Batten, in: idem, p. 331-333; Lieuwe Brouwers, ‘De tragische zekerheid van Mevrouw Romein’, in: idem, p. 333-342; A.R.-V., Naschrift, in: idem, p. 342; J. de Kadt, ‘Van jonge en oude revolutionairen, in: Tirade, jrg. 13, nr. 151, nov. 1969, p. 551-557; H. van Galen Last, ‘Een omgekeerde Romein’, in: Tirade, jrg. 14, nr. 153, p. 55-63; J. de Kadt, ‘Terloopse opmerking’, in: Tirade, jrg. 14, nr. 153, p. 63-64; L.R. Wiersma, ‘Het comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen (1936-1940)’, in: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, jrg. 86, nr. 1, 1971, p. 124-150.
4217De Kadt, ‘Van jonge en oude revolutionairen’, p. 556. Hij voegt hieraan toe: ‘en de Romeins waren typische meelopers van de stalinisten’. En zelfs: ‘Men moet de stalinistische mentaliteit behouden hebben, om over dit soort dingen te schrijven en niet te vermelden dat de stalinisten nog in 1933 alle socialisten en democraten die critisch stonden tegenover hun politiek: “sociaal-fascisten” noemden, om zich dan, wat later in 1933 als de redders der democratie te presenteren.’
4218Van der Meulen, E. du Perron. Een korte biografie, p. 116.
4219W.F. Hermans, Boze brieven van Bijkaart, Amsterdam: De Bezige Bij 1977, p. 362-365, 376-378, 384-387; ‘Céline en de haat’, in: Hollands Diep, 9-4-1977, p. 12-16 (ook in: W.F. Hermans, Ik draag geen helm met vederbos, Amsterdam: De Bezige Bij 1979, p. 108-111; Klaas kwam niet, Amsterdam: De Bezige Bij 1983, p. 111, 140-143, 228, 301, 302, 324, 336, 380, 382, 432, 436, 437.
4220Dolf Verspoor aan Emiel van Moerkerken, 2-6-1991 (coll. Kees Snoek).
4221Mieke Bal, ‘“Door zuiverheid gedreven”: het troebele water van Het land van herkomst van E. du Perron’, in: Ernst van Alphen, Maaike Meijer (red.), De canon onder vuur: Nederlandse literatuur tegendraads gelezen. Amsterdam: Van Gennep 1991, p. 122-142. Reacties van onder meer: Em. Kummer, ‘Tegendraads-lezen als excuus voor mis-lezen’, in: Optima 31, jrg. 9, nr. 2, [najaar] 1991, p. 40-62; René Marres, Zogenaamde politieke incorrectheid in Nederlandse literatuur, Leidse Opstellen nr. 30, Leiden: Internationaal Forum 1998; Pierre H. Dubois, ‘E. du Perron en het schrijverschap’.