[p. 298]

Hoofdstuk 17
Vlucht naar voren

Bodor Guíla

In januari 1923 doet Eddy du Perron amende honorable. De eerste drie dagen van het jaar ziet hij Clairette weer elke dag. Hij schrijft haar een nieuwjaarsbrief, waarin hij haar bedankt voor de invloed op zijn leven, in 1922. ‘Ik streel je de handen, eindigend met een ferme handdruk, want de kussen zijn niet meer naar je smaak.’ Hij geeft haar een foto van zichzelf waarop hij schrijft ‘Remember - Eddy’ en houdt zich voor de toekomst beschikbaar: ‘in 2 of in 30 jaar zul je me gereed vinden om voor je te doen wat ik kan’.1108

Hij blijft een D'Artagnan, de strijder die nooit zal versagen. Zijn aard staat hem niet toe een nederlaag te aanvaarden. Nochtans had Clairette hem duidelijk laten weten dat zij niet méér voor hem kon zijn dan een zuster: mooie formule om hem niet te kwetsen. Het lijkt gedaan met de liefdesdans, maar Eddy geeft zich nog niet helemaal gewonnen. Hij denkt ook aan de voorspelling van Clairettes Engelse vriendin, Miss Keefe, dat zij twee keer zou trouwen. Waarom zou híj niet de tweede echtgenoot kunnen zijn?1109 Clairette voelt zich bedroefd, hoe kan ze het hem aan zijn verstand brengen dat het voorbij is? Ze schrijft hem een aardige brief om hem op te beuren. Eigenlijk beseft hij zelf ook wel dat ze niet bij elkaar passen, maar zijn gevoel verzet zich tegen zijn verstand. Hij heeft tijd nodig om dit te verwerken: ‘[...] ik kan niet anders dan je de waarheid zeggen, nietwaar Clairetty, wel dit is de waarheid, dat ik me zonder kracht voel, zonder moed, zonder jeugd, omdat ik Jou niet heb.’

Een flits van zelfkennis: ‘Verwende kinderen lijden dubbel wanneer ze niet krijgen wat ze willen!!!’ Om Clairette als ‘zuster’ te kunnen aanvaarden, moet hij eerst de oude Clairette uit zijn ziel bannen, en dat kost tijd.1110

 

Hij schrijft tot driemaal toe een brief ter zelfverdediging, die hij telkens onmiddellijk verscheurt.1111 Hij wil nu het liefste naar Parijs, maar besognes in verband met de ophanden zijnde publicatie van Manuscrit trouvé dans une poche weerhouden hem. Hij is er wel een beetje trots op om als Nederlands schrijver te debuteren met een ‘pamflet in onbeholpen Frans en middenin het Franse modernisme staande’, maar hij beweert dat hij alle interesse in het werkje heeft verloren en de houding van de mensen die hij

[p. 299]

aanvalt achteraf beschouwt als: ‘juist, sympathiek, hautain - wat het Publiek verdient. Binnenkort zal ik misschien hoera roepen! aan jouw zijde, hoera voor al deze Cocteau's “met drukfouten gedecoreerd”.’1112

Op 13 januari 1923 rolt het Manuscrit in 500 exemplaren van de persen van drukker Collignon. Het verschijnt onder de schuilnaam Bodor Guíla, Maleis voor ‘Dwaze Gek’, met een mystificatie in negentiende-eeuwse trant: Eddy du Perron is de uitgever; de ondertitel van het pamflet luidt: ‘Kroniek van de Bekering van bodor guíla buitenlander’. Een tekening van de ‘bekeerling’ door Pedro Creixams prijkt voorin en een gefingeerde ‘Medische Verklaring’ van ‘Dr. L. Grattefesces’ (dr. L. Kontkrabber) is achterin opgenomen.

Clairette krijgt haar exemplaar ‘hors commerce’, nr. 2, op geschept papier, met de op 13 januari gedateerde opdracht: ‘Aan mijn kameraad Clairette - vóór elk ander - deze poging om de lelijkheid van lelijke dingen te bewijzen!’1113 Op 15 januari krijgt ook Clairettes moeder een luxeexemplaar met een opdracht waarin hij haar verzekert dat ‘Bodor’ niet altijd bodor is! Du Perron geeft ook zijn eigen moeder een exemplaar, met in het Frans een opdracht die, bij alle ironie, verraadt hoezeer hij aan zijn moeder hangt, en zíj aan hem: ‘Aan de meest onwankelbare bewonderaarster van mijn “genie”! - mijn lieve Moeder. Haar Eddy.’ En vader dan? Die telde kennelijk niet mee. Ook gaan er exemplaren naar Indische vrienden.1114 Clairette ontvangt het manuscript, waaraan zijn toegevoegd een ‘Présentation’ en een ‘Epitaphe’. In de epitaaf neemt Du Perron afstand van ‘al deze stupiditeiten’ en wenst ‘zijn weerzinwekkende hypocriet vermomde grofheden’ naar de duivel. Hij walgt ervan. De ‘Présentation’ aan het begin geeft een aardig zelfportret van Du Perron op het moment van voltooiing (april 1922). Ik laat het hier in zijn geheel volgen:

‘Degene die dit manuscript heeft geschreven is geboren uit bijna Franse ouders in Nederlands-Indië, op Java. Zijn taal is het Hollands, zijn maatschappelijke vorming was koloniaal, zijn geestelijke vorming die van een jongeman die tamelijk veel heeft gelezen en tamelijk weinig gezien. Frans-Hollands-Javaanse combinatie, dus buitenlander in de ergste betekenis. Hij is negen maanden in Europa, voor de eerste keer. Hij is 20 jaar oud, een leeftijd die altijd veel dingen uitsluit, zoals het huwelijk, naar men hem verzekert.
Hij heeft met vrij veel inspanning aan dit manuscript gewerkt, maar met nog meer plezier. Het is een probeersel waarmee hij zich heeft vermaakt en waarvan het resultaat er niet toe doet. Hij weet dat hij wat
[p. 300]
grammatica en stijl betreft een enorme hoeveelheid fouten heeft gemaakt, maar hij heeft ze niet laten corrigeren. Hij biedt zijn fouten aan in ruil voor interpunctie en hoofdletters, die hij heeft laten varen. Hij is er zeker van, dat zowel het vormgebrek als zijn fouten er een extra charme aan zullen verlenen.’1115

Op zoek naar genezing

Ook al was het nooit echt ‘aan’ geweest: het was nu definitief ‘uit’ met Clairette. Een laatste gedachtewisseling met haar, in de namiddag van 11 januari 1923, had hem daarvan overtuigd. Die avond zocht hij zijn moeder op in haar kamer - sinds nieuwjaarsdag was ze ziek - om haar te vertellen dat het ‘allemaal voorbij’ was tussen hem en Clairette. De volgende dag schreef mevrouw Du Perron aan Clairette, onder bezwering van geheimhouding: ‘Zijn hart is geheel en al gebroken en we hebben samen gehuild! - Ik troost hem door te zeggen dat het zo gaat in de wereld, de ene dag houdt men reuzeveel van elkaar en de andere dag vervliegt alle liefde en resteren slechts de droeve herinneringen!! - Denk niet, lieve Juffrouw Clairette, dat wij ook maar de minste wrok hebben; - op onze leeftijd weten wij wat de jeugd is met al haar grillen.’ Zij vraagt Clairette om als ze wil van tijd tot tijd bij haar langs te komen, want ze houdt van haar om haar beminnelijke persoonlijkheid, en ook Eddy zal Clairettes vriend blijven en haar nooit uit zijn hart bannen. Hij heeft veel aan haar te danken, zij was zijn gids in een vreemd land. Zij bidt dan ook tot God dat Eddy's hart mettertijd zal genezen.1116

Op 16 januari 1923 vertrok Du Perron naar Parijs, na nog om middernacht een brief aan Clairette te hebben geschreven, met de zinsnede: ‘Beken dat, ondanks onze vriendschap, ons verbond, je na mijn vertrek een lange zucht hebt geslaakt - van opluchting.’ Op 16 januari kwam Paul Simon tegen zes uur 's avonds in Brussel aan. Clairette bracht enkele aangename dagen met hem door: een uitje naar Antwerpen met bezoek aan museum Plantijn, dineetjes en andere ‘mondaine’ genoegens. Op 22 januari ging Paul terug naar Parijs en wijdde Clairette zich weer aan haar schilderkunst.

 

In Parijs moet Du Perron zich vooral hebben opgetrokken aan de rustige kameraadschap van Oscar Duboux. Jeffay had de Butte verlaten, Creixams was niet de figuur voor psychologische subtiliteiten en met de intel-

[p. 301]

lectueel Pascal Pia was hij nog niet aan vertrouwelijkheden toe. Bleef over Duboux. Aan het einde van Een voorbereiding figureert Oscar Duboux (1899-1950) als de welbespraakte Jacques Suré - Jacques was ook zijn roepnaam. Deze Oscar (Jacques) Duboux had zijn kandidaatsexamen scheikunde gedaan, maar omdat hij Lausanne een gat vond, was hij naar Parijs getogen om zich aan de kunst te wijden.1117 Volgens de familie was hij ‘très bohémien’, met zijn lange romantische lokken. Du Perron bewonderde zijn vermogen om zichzelf en anderen psychologisch te ontleden zonder zich daarbij te laten weerhouden door welke schaamte dan ook.1118

Tegen 29 januari 1923 was Du Perron terug in Brussel, met zijn Zwitserse vriend, en samen brachten ze een bezoekje aan Clairette Petrucci, die dezer dagen haar gewone programma afwerkte van dineetjes, bezoek aan de paardenrennen, schilderen en schrijven. Eddy kwam enkele dagen achter elkaar in zijn eentje bij haar langs, maar toen kwam de klap: zij vertelde hem dat op 1 februari haar verloving met de nog in Parijs verkerende Paul Simon officieel was geworden.1119 Eddy was als door de bliksem getroffen. Op zaterdag 3 februari schreef hij haar drie brieven.

Allereerst meldde hij dat hij meteen naar Spanje had willen vertrekken, maar hij had zijn vertrek nog enkele dagen uitgesteld. Zijn turbulente gemoed contrasteerde met de kalmte van meneer haar verloofde. Daarom was het ook beter dat hij ervandoor ging, hij wilde haar rust niet storen. En ze hoefde zich geen zorgen te maken: hij had niets van een Werther in zich, dus hij zou niet de hand aan zichzelf slaan.1120 Hij mocht dan een egoïst zijn en jaloers, maar omwille van haar zou hij nu zijn biezen pakken.1121

Op zondagochtend 4 februari nam hij afscheid. Clairette had inmiddels schoon genoeg van haar gekwelde amant en beet van zich af: Eddy stelde zich aan als een verwend kind dat zijn speeltje kwijt is. De volgende dag vertrok de afgewezen aanbidder samen met Jacques Duboux naar Parijs. Hij liet het aan zijn vriend over om een hotelkamer te zoeken; tot zijn verrassing koos Jacques precies de kamer, in Hôtel Printania, waar hijzelf in maart 1922 zijn bestaan als Montmartrois was begonnen. 's Nachts schreef hij Clairette een brief vol onderstrepingen en tot tweemaal toe in hoofdletters het woord ‘calme’, wat hem bij herlezing in de ochtend ‘idioot’ voorkwam. Hij was geheel overstuur.

Op dinsdag 6 februari namen de twee vrienden de nachttrein naar Biarritz. Dat was tenminste vertrouwd terrein. Eddy maakte er een foto van een monument voor gevallenen in de Eerste Wereldoorlog. Het is een grote tombe met wenende lieden aan weerszijden. Midden op de tombe

[p. 302]

troont een jonge vrouw met loshangend haar, die lijkt op Clairette. Hij stuurde haar een afdruk toe en een vergroting van de vrouw in het midden, ‘[...] maar helaas, de gelijkenis is net zo vervaagd als de vergroting zelf. “Hoe gaat het met je?” en “Ben je daar?” Je Eddy.’1122 De toon is wrang en verraadt de enorme depressie waarmee Du Perron worstelde.

In Het land van herkomst komt die depressie ook naar voren: ‘Ik ben nooit zo akuut dicht bij de zelfmoord geweest als na Teresa's eerste verloving; zelfs niet in de depressie die misschien wel twee jaar geduurd heeft na mijn vader's dood. Zó het gevoel te hebben dat alles onder je wegzakt, dat alles je de rug toekeert, de zekerheid dat het éne gevondene vrijwillig afstand van je heeft gedaan en dat het onnodig is om in je hele verdere bestaan te proberen iets anders te vinden.’1123

Na de reis liet Du Perron Clairette voelen hoe down hij was. Hij schreef haar dat Duboux en hij in Spanje niet verder waren gekomen dan de Baskische provincie Guipuzcoa; de plaatsjes die ze hadden bezocht lagen alle dicht bij de grens. Hij voelde zich te onverschillig om de reis voort te zetten en Spanje leek hem te sympathiek om het nog langer bloot te stellen aan zijn tegenwoordige humeur.1124

 

In Een voorbereiding heeft Du Perron meer indrukken verwerkt: Suré en Watteyn reizen eerst door het Franse Baskenland (met de trein naar St. Jean-de-Luz en te voet naar Urrugne) en trachten in Hendaye te voet de internationale brug over de Bidassoa over te trekken, maar Watteyn wordt geweigerd omdat hij als Nederlander een speciaal visum nodig heeft. Een passage met een boemeltreintje lukt wel. Vervolgens gaat het naar San Sebastian, waar ene Valentine, een Française, zich aan de twee vrienden vastklampt. Het lukt haar echter niet een van beiden in bed te krijgen. Suré had immers van tevoren verordonneerd: ‘De vrouw, in welke vorm ook, blijft de Vijand.’

Suré ontfermt zich over zijn gedeprimeerde vriend, maar die blijft op zijn hoede: Suré teert nu op zijn geld, zou dus zijn parasiet kunnen zijn. Watteyn geeft er zich in de roman niet precies rekenschap van waardoor Surés grote aanhankelijkheid is gemotiveerd, maar enkele dagen voor de reis had hij gehuiverd toen Suré ineens zijn hand had beetgepakt. ‘Van een Hollander zou ik dat niet hebben verdragen.’ Na enig rondhangen in en rond San Sebastian stelt Watteyn voor terug te gaan naar Parijs, omdat hij zo met zichzelf bezig is dat hij toch niet van deze reis kan genieten. Suré geeft er de voorkeur aan door te reizen naar zijn ouderlijk huis in Lausanne, want hij ziet in dat hij in Parijs niet zal sla-

[p. 303]

gen. Watteyn overlaadt hem met geschenken als schadeloosstelling voor de beknotte reis.1125

In hoeverre de roman hier spoort met de werkelijkheid is niet duidelijk, maar op 19 februari 1923 was Du Perron terug in Brussel, tot grote opluchting van zijn moeder. Vijf dagen eerder had ze Clairette een briefje geschreven met de boodschap dat ze erg ongerust was: ze had Eddy sinds de derde niet meer gezien en hij was zonder iets te zeggen vertrokken. Zij bad tot God haar zoon de moed te geven om alles van het afgelopen jaar te vergeten, ‘momenten dat hij zo gelukkig was door en met u!’.1126

Een heel andere toon sloeg de verloren zoon zelf aan, die Clairette bezwoer zich niet ongerust te maken: hij studeerde niet op de rol van ‘Wreker door Afwezigheid’, maar hij wilde haar ook niet al te snel terugzien. Hij had tijd nodig.1127 De hem aangeboden rol van ‘broer’ wees hij af: ‘Stel je voor: een echtgenoot als de grote pijler van je geluk en ik als het muziekdoosje dat beurtelings droevige en blijde liedjes speelt.’ Hij speelde weer met de gedachte om terug te gaan naar Indië, maar vóór zijn vertrek wil hij toch het bewijs leveren dat hij geen opschepper was. Hij had iets geschreven waar Duboux nog slechts de tekeningen bij hoefde te maken voordat het naar de pers ging. De enige mogelijkheid om toch in Europa te blijven, zou zijn wanneer hij een vrouw zou ontmoeten die Clairette compleet zou vervangen, maar de kans daarop leek hem miniem.1128

Het roerend bezit

Het manuscript waarnaar Du Perron in zijn brief verwijst, is dat van Het roerend bezit, dat in boekvorm pas medio 1924 zou verschijnen, geïllustreerd met elf plaatjes van Oscar Duboux, aan wie het ook werd opgedragen.1129 Du Perron werkte graag met vermommingen, zoals blijkt uit de vergelijking van zijn levensfeiten met de verwerking ervan in Een voorbereiding. Dit mystificerend trekje dat zijn hele literaire productie kenmerkte, met uitzondering van de essays, draagt de sporen van negentiende-eeuwse romantische lectuur van Engelse en Franse origine.1130 De vermommingen die Du Perron voor zichzelf bedacht, hebben ook te maken met zijn geobsedeerd zijn door het spelen van een rol: in hoeverre bén ik wie ik speel? Wordt mijn identiteit bepaald door mijn rol? Als ik bewust een andere rol aanvaard, word ik dan ook een ander of houd ik mezelf eigenlijk voor de gek en kan ik het slachtoffer worden van mijn rol? Hoe moet ik mijn rol spelen, met volle inzet of met distantie?

[p. 304]

In zijn zelfspot en zelfkritiek geeft het personage Kristiaan Watteyn blijk van vermogen tot distantie. Du Perron hield zijn onvoltooide roman Een voorbereiding in portefeuille en schreef Het roerend bezit, dat volgens hem neerkwam op hetzelfde, maar dan in een verhaal van twintig bladzijden. In Het roerend bezit introduceerde hij een nieuwe persona: niet meer het ‘naïeve mannetje’ uit Java, maar de ‘jeune Européen’.1131 De jonge Europeaan was een antiromantische held met dilettantistische trekken, die beslist niet ‘dupe’ wilde worden.

In Het roerend bezit (zoveel instabieler dan onroerend bezit) wordt de geschiedenis met Clairette allegorisch vertaald in de klungelige interactie tussen Nameno, Musa en Mondena. Musa staat voor de geliefde en Mondena voor haar mondaine milieu dat haar relatie met Nameno in de weg zit.1132 De hoofdpersoon zelf heet Nameno: een omzetting van ‘no name’, iemand wiens persoon nog moet worden ingevuld. Uiteindelijk zegeviert Mondena, want Musa wijst de rol van muze af. Nameno stelt Musa voor om samen te ‘verglijden’ en legt een revolver tussen hen beiden in, maar zij gooit het ‘schiettuig’ de kamer uit. Innerlijk berooid neemt Nameno ‘een nieuwe buitenkant’ aan door zich in een gore pij te hullen. Hierop aansluitend een cryptisch klinkende verklaring:

 
‘De buitenkant gaat altijd: naar binnen.
 
Het kostuum bestuurt veelal de akteur.
 
Ieder mens akteert zijn leven.’1133

Het roerend bezit was Du Perrons eerste werk dat verscheen onder het pseudoniem Duco Perkens. In Perkens' korte romans en verhalen worden sterk schetsmatige, soms allegorische figuren in bizarre situaties tegenover elkaar geplaatst en tegen elkaar uitgespeeld, terwijl de verteller er doodleuk commentaar bij levert. De handelingen van de personen worden nauwelijks verantwoord en de geschetste problemen, op relationeel en levensbeschouwelijk terrein, worden niet opgelost of worden afgekapt door een grillige wending van het lot. De stijl is lapidair, de zinnen zijn kort en staccato. Het roerend bezit lijkt op het soort schema's dat Du Perron later maakte voor de verhalen van de reeks ‘De Onzekeren’, alleen is het modernistisch vormgegeven. Het was Du Perrons eerste poging om een grotere abstractie te bereiken en zich volkomen los te maken van het naturalisme, dat hem had dwarsgezeten bij het schrijven van Een voorbereiding. Du Perron heeft die poging later als volgt beschreven:

[p. 305]
‘Toen inééns, Roerend Bezit volgens de moderne methode (schematisch, vgl. boekje van Epstein!) Maar... beschouwd als schema. Nam mee op reis (Versailles) om uit te werken. Kwam niet tot uitwerken, wel tot beter schrijven. Dacht toen: “Goed (mooi) herschreven schema's = moderne literatuur.” Ik dacht dat iedere zet in R.B. schokkend was, veranderde ook het rhythme, ook het “onverwachte” van iedere nieuwe draai. Maar... ik legde het weg.’1134

Manu van der Aa heeft nagegaan welke elementen Du Perron heeft ontleend aan het ‘boekje van Epstein’, waarmee bedoeld is La poésie d'aujourd'hui. Un nouvel état d'intelligence (1921).1135 Volgens Epstein moet literatuur het leven niet al te nauwkeurig weergeven, het komt erop aan de details te kiezen die veelbetekenend zijn. Het moderne procédé betekent een schematische aanpak (‘een gewilde, kunstmatige vereenvoudiging’), waarbij een groot gedeelte van de ‘accessoires’ wordt weggelaten. Bij de eerste druk van Het roerend bezit had Du Perron een ‘woord vooraf’ opgenomen, waarin hij zijn verteltechniek verklaarde: alle tekst die uitspringt is de verhaallijn (‘rechte stappen voorwaarts’), tekst die inspringt is verklaring (‘schuine stappen’), terwijl tekst tussen haakjes ‘volkomen zij-stappen’ zijn. De inspringende ‘verklaringen’ zijn sterk metaforisch en abstraherend en kunnen daarom wel voor modernistisch doorgaan.1136 De tekstgedeelten tussen haakjes daarentegen passen niet in een modernistisch procédé, omdat hierin emoties worden toegelicht.1137

De biografische aanleiding van deze hyperkorte roman is naspeurbaar in Mondena's visie op Nameno als winderig, nutteloos en dwaas. Clairettes entourage beschouwde Du Perron precies zo.1138 In de loop van de roman krijgt Mondena steeds meer invloed op Musa. Nameno vertoont dezelfde tweeslachtigheid als Du Perron: rationeel begrijpt hij Mondena's argumenten waarom Musa en hij niet bij elkaar horen, maar innerlijk verzet hij zich daartegen en tracht hij Musa tot zijn opvattingen te bekeren. Een leidmotief in het verhaal is Nameno's mening dat hij ‘een genie’ is en daarom een muze nodig heeft om hem te inspireren. Maar als zijn muze niets meer van hem moet hebben, blijft er van het genie niet veel over. Aan het eind is de monnik in zijn pij ‘die mengeling van gebroken pot, gemarteld konijn en verschaalde wijn die - zegt men - zozeer behaagt aan god’.

Enigszins herinnerend aan Van Ostaijens grotesken, is Nameno's bedenksel van ‘de staat der Verzelde Asceten’, waarvoor hij vijf manifesten schrijft. Uit die manifesten blijkt een afwijzing van het maatschappelijke

[p. 306]

rollenspel, dat wordt ontmaskerd als een hypocriete schijnvertoning. Alleen ‘afzondering’ is ‘menswaardig’ en ‘brengt tot zelfkennis en zelfvertrouwen’, maar de asceet heeft een vrouw nodig, want volstrekte eenzaamheid staat gelijk aan ontmanning. Verderop in de roman wijst Mondena haar boezemvriendin Musa erop hoe belachelijk Nameno was met zijn manifesten: ‘Hij is ridikuul en niets méér, je Nameno! Het is een van die ongeboren genietjes die zich miskend voelen eer ze beoordeeld zijn. Denk eens aan die grap van de Verzelde Asceten! Jij had daar toch bijna aan meegewerkt! Kom liefste, ik wens je van harte geluk! Als je nu eens keek naar Karel, of Johan of Henri...’1139

Manu van der Aa meent dat Musa en Mondena twee aspecten vertegenwoordigen van Clairette Petrucci. In de rancune die Du Perron aan zijn mislukte liefdesgeschiedenis heeft overgehouden, heeft hij Clairette voortdurend neergezet als een mondain meisje. Maar zij was tegelijk veel gecompliceerder en spontaner dan zou blijken uit zo'n etiket. Zij was een eigentijdse jonge vrouw van de jaren twintig, sportief, intelligent, geïnteresseerd in beeldende kunst en moderne literatuur, ambitieus maar ook twijfelend aan zichzelf, gevoelig maar tevens koket. Als we dichtbij de autobiografische aanleiding willen blijven, vertegenwoordigt Mondena veeleer de reactie van Clairettes omgeving, van haar moeder en van bepaalde vrienden en vriendinnen die Eddy zagen als een pathetisch dichtertje met weinig toekomstperspectief. Maar in zijn bewust nagestreefde abstractie voert Het roerend bezit de lezer juist weg van die biografische aanleiding.

Epiloog met de muze

Na zijn brief van 22 februari 1923 laat Eddy du Perron zijn voormalige muze een maand lang niets van zich horen. Dan verschijnt hij weer op 21 maart, samen met de uit Lausanne teruggekeerde Duboux. De volgende ochtend bezoekt hij haar in zijn eentje. Clairette nodigt hem uit om als hij toch door Italië reist haar in Quinto te bezoeken. Ze vertrekt nog diezelfde dag naar het landgoed. Eddy voelt er niet veel voor, hij is ontevreden dat Clairette weigert te praten over wat haar het meeste bezighoudt. Hij ziet niets in een oppervlakkige relatie: als zij zich niet als ‘vriend’ wil opstellen, heeft het weinig zin elkaars gezelschap te zoeken.

Clairette reist via Bazel en Milaan naar Florence en arriveert op 24 maart in Quinto. Het is mooi weer en zij vermaakt zich met bezoekjes aan

[p. 307]

de races in Florence, terwijl ze trouw elke paar dagen een brief of kaart schrijft aan haar verloofde Paul Simon. Maar op 6 april ontvangt ze een brief van hem waar ze ‘kapot van is’.1140 Pas negentien dagen later vindt ze de kracht hem te antwoorden. Kort na de omineuze brief komt haar artistieke tante Emma naar Quinto, wat een stimulans vormt om het schilderen weer op te nemen. In Brussel werkt Eddy verder aan ‘Een voorbereiding’, dat diverse metamorfoses heeft ondergaan en inmiddels 250 foliovellen telt. Oscar Duboux, met wie hij zich nu ‘zeer verbonden’ voelt, is op 9 april vertrokken. Hij houdt de gedachte aan het weerzien met Clairette nog even op afstand: hij zal haar begin mei uit Venetië over zijn plannen schrijven. Hij eindigt aldus: ‘Wil al mijn respect neerleggen aan de voeten van uw Mama en duld, mijn markiezin, dat ik de sleep van uw japon kus.’1141

Clairette schrijft Eddy een brief over de problemen in haar relatie met Paul en haar ‘besluiteloosheid’. Ze heeft er een zinnetje bij geschreven, dat híj maar de gedroomde gentleman moet worden.1142 Maar Eddy reageert consequent afhoudend: als hij haar moet raden in haar ‘besluiteloosheid’, is het dat men in de liefde blind moet durven zijn; haar liefde is altijd aan voorwaarden gebonden. En hij zou de ‘gentleman “rêvé”’ moeten worden? Nee hoor, binnenkort heb ik mijn eigen huisje, de ongelikte beer heeft zijn kooi gevonden.1143 Het eigen huisje slaat op de ‘garçonnière’ die Du Perron zou betrekken in het Brusselse huis dat zijn ouders hadden gekocht.

 

Na eerst te zijn opgehouden door ziekte van zijn vader begon Du Perron in mei aan zijn reis. Op 8 mei 1923 kwam hij aan in Lausanne. Hij had een kamer gereserveerd in een hotel.1144 Als Een voorbereiding hier de werkelijkheid getrouw weerspiegelt, kwam Oscar zijn vriend van de trein halen en nam hij hem mee naar zijn ouderlijk huis (op 2 rue Maupas), omdat zijn ouders het hem niet zouden vergeven als hij zijn vriend zou toestaan in een hotel te trekken.1145 Een reeks overgeleverde foto's in en rond Lausanne suggereert dat Du Perron daar ongeveer een week is gebleven.1146 Op 17 mei maakte hij dan toch zijn opwachting in Quinto, maar wel in het gezelschap van Oscar.1147 Ze kwamen niet erg gelegen, want juist die dag was het contract getekend voor de verkoop van de Villa dei Pazzi.1148

In Het land van herkomst is deze episode als volgt weergegeven: ‘Ik bracht een zwitserse vriend mee, en zij begrepen dat dit mij sterker maakte; Teresa ontving mij onvriendelik, vooral omdat ik weer onverwachts en zo gauw gekomen was, en terechtkwam in een grote kring gasten die alles

[p. 308]

van de verbroken verloving afwisten en ook wel iets van mij. Ik ging met mijn vriend naar Pisa, in afwachting dat ik welkomer zou worden; een italiaanse aanbidder van Teresa ontmoette ons daar en schreef aan de mama dat mijn vriend het type was van de parasiet.’1149

De twee vrienden overnachtten in de Albergo il Dado, een hotel van vergane grandeur.1150 Door een strohoed te dragen liet Du Perron zien dat hij - evenals Oscar Duboux - zijn bohémientijd was ontgroeid. Tussen hem en Clairette was te veel gepasseerd om te denken aan een terugkeer naar zijn vroegere verliefdheid. Het was nu de fase van de epiloog van zijn liefde voor ‘de Muze en de Madonna’, zoals hij haar in een ironische terugblik noemde.1151 In Pisa liep hij niettemin een beetje melancholiek rond. Hij bezocht het Museo Civico en toeristische bezienswaardigheden zoals de scheve toren en de Piazza dei Cavalieri met in het midden een fontein met het standbeeld van Cosimo Medici,1152 en bewonderde in het veertiende-eeuwse kerkje Santa Maria della Spina een Madonna, wier wrede, sensuele glimlach hem veel meer trof dan de wereldberoemde glimlach van de Mona Lisa. Clairette kreeg een stekelige brief. Waarom geeft ze zich zo weinig bloot. Ze duikt eeuwig en altijd weer onder in haar ‘geheime tuin’ en kan alleen enthousiast worden voor uiterlijkheden. Hij heeft vuile nagels. Wil zij ze soms knippen? Anders zal hij zich gedwongen zien ze op te eten! Dat zou zijn spijsvertering niet erg ten goede komen.1153

's Avonds kreeg hij spijt van zijn toon. Hij schreef er nog een brief overheen: ‘Wees niet al te boos, Clairetty, ik voel zozeer de behoefte om me soms te vermommen, om “jong” te zijn, welbespraakt en ironisch zoveel ik maar kan, eerder dan om sentimenteel te lijken.’ Hij wilde alleen maar benadrukken dat zij op zijn vriendschap kon rekenen.1154 Toen hij enkele dagen later vernam dat Quinto was verkocht, betreurde hij met haar het verlies en bood hij zijn hulp aan bij de ontruiming. Hij wilde, als dat haar schikte, op zaterdag komen om een laatste serie foto's te maken.1155 Aldus geschiedde, maar weer kwam hij samen met Duboux. In een onbewaakt ogenblik liet Clairette doorschemeren dat er en famille niet bepaald gunstig werd gedacht over die vriend die zo aan Eddy kleefde.1156

Dat er genoeg sympathie bestond tussen Eddy enerzijds en Clairette en haar moeder anderzijds, blijkt uit het feit dat Eddy op 29 mei in zijn eentje terugkwam en op Quinto bleef overnachten. De volgende dag ging hij met mevrouw Petrucci naar Florence, om niet wéér onder Clairettes betovering te raken. Madame sprak hem vermanend toe: zijn behoefte aan genegenheid en zijn angst om alleen te zijn wezen op een zwakheid in zijn karakter, hij versnipperde zich door zoveel tijd te offeren aan zijn vrien-

[p. 309]

den. Hij erkende grif haar gelijk, maar keerde het argument meteen tegen Clairette: zíj was bij uitstek degene die door haar drukke sociale agenda de versnippering van haar persoon in de hand werkte, en dat was ook de reden dat zij niet werkelijk kon liefhebben. Haar leven was ronduit oppervlakkig, vroeg of laat moest ze ertegen in opstand komen.1157 Het leken zijn laatste salvo's.1158

Een nieuwe ‘psychologische studie’

Op 8 mei 1923 had Du Perron in Oscars ouderlijk huis Au Petit Souvenir kennisgemaakt met de ouders van zijn vriend, Samuel Louis Duboux (1870-1953) en Elisabeth Duboux-Ogi (1874-1947), alsook met Oscars twee jaar oudere zuster Julia Eugénie (1897-1970), haar echtgenoot Claude Alfred Hermann Werner (1893-1958), diens zusje Winnie Werner (1900-1976) en niet te vergeten het tweejarige zoontje van Julia en Claude, Claude Oscar (1921-1997).

Julia was op 12 oktober 1920 met Claude Werner in het huwelijk getreden. In een brief aan haar ouders van 8 november 1920 had zij in haar prille huwelijksstemming geschreven dat haar ‘seigneur et maître’ zo aardig en voorkomend voor haar was, vol aandacht en zorg: ‘Wij passen zo goed bij elkaar. We ondervinden elke dag beter welk respect er in onze liefde is - met welke fijngevoeligheid Claude vóór alles een geestelijke verstandhouding zoekt. Wij hebben geen kalm temperament, de een noch de ander. En toch kan ik zeggen dat er zoveel harmonie is in ons, ook op dit vlak.’

Nog geen drie jaar later was er nog steeds sprake van wederzijds respect, maar het vuur was uit de relatie verdwenen.

 

In een van de brieven die Du Perron aan Julia Duboux zou schrijven haalt hij een herinnering op aan de allereerste avond in Au Petit Souvenir: ‘[...] toen Claude sprak over een gelaatsuitdrukking die u slechts één keer hebt gehad en die hij sindsdien niet had kunnen terugvinden (of teweegbrengen), u antwoordde toen nogal ondeugend, madame, en honend: “Dat was zeker toen ik er héél verliefd uitzag?” - Ik zeg: nogal ondeugend, want die arme Claude werd erdoor in verlegenheid gebracht; zijn vingers trilden hevig als van een jongen die op heterdaad wordt betrapt. Wel, op dat moment zei ik tot mezelf: “Waarachtig, zou dat nou zó moeilijk zijn?...” - En twee seconden lang heb ik mijn fantasie op hol laten slaan, madame,

[p. 310]

en het is misschien in die twee seconden dat de behoefte om door u te worden bemind zich in mij heeft genesteld!’1159

Diende zich, terwijl de ‘epiloog’ met Clairette nog in volle gang was, al een vrouw aan die haar zou kunnen vervangen? Nee, zo hard zou hij nooit meer van stapel lopen, hij had zijn leergeld betaald.

 

Hoofdstuk 31 van Het land van herkomst, ‘Jacht op de Ene’, gaat voor een groot deel over Denise, het fictioneel alter ego van Julia Duboux. Zij wordt aldus beschreven: ‘Zij had een lang bruin gezicht, met een nogal zware mond, waarboven iets van dons, een hoog voorhoofd dat zij onder een massa gitzwart haar verborg, diepliggende ogen met een blik van nadenkend wantrouwen; haar lichaam was soepel en zij hield het even gebogen.’1160 Het alter ego van Claude Werner wordt als volgt geïntroduceerd: ‘Haar man was leraar, en half Zwitsers, half Engelsman; hij was mager met een hoge rug, een lang, benig gezicht, een kalende schedel, maar prachtige blauwe ogen.’1161

Claude Werner was een man van zwakke gezondheid die dankzij de opbrengsten uit het kruideniersbedrijf van zijn ouders een woning in Lausanne had kunnen kopen.1162 Hij was leraar Engels van beroep, zijn moeder was van Engelse origine, zijn vader Duitser, een van de medeoprichters van de Deutsche Evangelische Kirche te Lausanne. De hele familie had een sterke binding met het protestantisme, Claudes broer Odet werd in Lausanne als dominee beroepen, broer Alfred speelde de zedenmeester door prostituees op straat aan te spreken.1163 In Het land van herkomst wordt Denises echtgenoot extra zwart aangezet door van hem een amalgaam te maken van Claude en diens wereldvreemde broer Alfred.1164

In 1923 was de intimiteit vervlogen die er tussen Julia en Claude had bestaan. Ook in Een voorbereiding wordt deze indruk gewekt: de zuster van Jacques Suré was ‘ongelukkig met haar man’ en leefde met hem ‘als met een kameraad, in menig opzicht niet onverkiesliker dan een ander. Jacques deed verkeerd mij toe te vertrouwen dat ik zekere indruk op haar gemaakt had, “ware 't slechts door mijn volkomen tegenstelling met zijn zwager”’.1165

 

Na zijn afscheidsbezoek aan Quinto ging Du Perron terug naar Lausanne. Samen met Oscar, Julia en Winnie, maar zonder Claude, maakte hij een boottochtje. Een van de foto's van deze excursie toont een tevreden glimlachende Eddy du Perron te midden van de twee enigszins onderuitgezakte, aanminnig naar hem opkijkende dames. Op een andere foto zitten

[p. 311]

Eddy en Winnie in een roeiboot, terwijl Oscar Duboux, zonder zijn bohème-lokken, stuurs rechtop staat. Daarna reisde Eddy, ongetwijfeld in Oscars gezelschap, naar het Lago Maggiore. Uit het plaatsje Arona, bij de Italiaanse grens, stuurde hij Clairette het tweede cahier van Larbauds roman A.O. Barnabooth; hij had zich sterk vereenzelvigd met het dilettantische hoofdpersonage.1166 Na terugkeer in Lausanne liet hij haar weten dat hij halsoverkop in een nieuwe ‘psychologische studie’ was beland:

‘En terwijl ik een ander bestudeer die vertrouwen in mij heeft - oh die luxe om het vertrouwen van iemand te bezitten! - bestudeer ik mezelf: terzijde van het “psychologische geval” en, weet je, ik heb de indruk dat ik er slechts de indruk aan over houd van belachelijk en nutteloos te zijn. Eerder nog machteloos: een machteloze die veel nutteloze woorden zegt. Misschien heb jij gelijk: misschien zijn de kleine welvoeglijkheden, voorkomendheden, fijngevoeligheden (ik zou bijna zeggen: de gevoeligheden van de opperhuid) het belangrijkste dat er is. Al die “blootgelegde harten”, waar is het goed voor?’1167

De situatie was nog gecompliceerder dan louter het ‘psychologische geval’ tussen de beide echtelieden: niet alleen sprongen er vonken over tussen Julia en Eddy, ook Claudes zuster Winnie zag wat in hem, en dat terwijl Oscar in stilte verliefd op haar was! Het leidde tot groteske situaties. Du Perron begon op een middag Winnies portret te tekenen en gaf haar de schets met eronder gekrabbeld de vraag waar hij haar alléén kon ontmoeten. De bedoeling was haar omwille van Oscar te spreken. De heimelijke uitnodiging had Winnie echter een ander idee gegeven en zij viel snikkend tegen Eddy's schouder, zodat Oscar jaloers werd.1168

We kunnen ons afvragen op wie Oscars jaloezie zich richtte. Zoveel liet hij zich aan Winnie ook weer niet gelegen liggen. In de maand volgend op het boottochtje schreef Du Perron hem, in een brief van 27 juni 1923: ‘Mijn goeie ouwe Jacques, je doet er verkeerd aan Winnie op te geven. Ik weet niet waarom, het is veeleer een gevoel - gevoelens, de zekerste gidsen van onze stappen -; ik tracht zelfs geen verklaring te vinden en zodra je haar niet zou liefhebben, zou ik je gelijk geven; maar als je haar liefhebt, Don Juan, heb je ongelijk om haar aan wat dan ook op te offeren.’1169

Intussen zei Du Perrons gevoel hem dat hij voorlopig maar niet meer verliefd moest worden. Hij zag ernaar uit om zijn ‘garçonnière’ te betrekken in het huis dat zijn ouders hadden gekocht in de Belle-Vuestraat, dichtbij de vijvers van Elsene. Op de terugweg naar Brussel bezocht hij het

[p. 312]

museum van Dijon, waar hij een prentbriefkaart kocht met het portret van een ‘Jeune Villageoise’, met de bedoeling die aan Julia te sturen. Hij schreef er in het Frans een rijmpje op, met als eerste regels ‘Ik stuur u mijn ziel maar niet, / Opdat ik u haar niet opdringen zou’, maar hij deed de kaart niet op de bus.1170 - alsjeblieft geen nieuwe complicaties meer!

1108Vgl. Vw iii, p. 479; Hlvh 1996, p. 387, 488. In de roman draagt het portret de tekst ‘Remember Arthur’. In zijn toelichting in het Greshoff-exemplaar heeft Du Perron genoteerd: ‘Wat had ik een jong, kinderlik gezicht op dat portret!’
1109DP aan Clairette Petrucci, 3-1-1923.
1110Idem.
1111DP aan Clairette Petrucci, 5-1-1923.
1112DP aan Clairette Petrucci, 9-1-1923.
1113Coll. Claire Baeyens-Wolfers; de oorspronkelijke opdracht luidt: ‘A mon ami Clairette - avant tout autre - cet effort pour prouver la laideur des choses laides! // Eddy // 13/1/23’. Naar Du Perrons gewoonte in deze tijd staat elk woord van de opdracht op één regel.
1114Ferdy de Grave en Paul Beynon.
1115Coll. Claire Baeyens-Wolfers.

1116Brief in de collectie van Claire Baeyens-Wolfers. Clairette heeft op donderdag 11 januari in haar agenda genoteerd: Eddy 5 h. Overigens komt hij ook op 14 en 15 januari.
1117Watteyn, Een voorbereiding, p. 171; Vw i, p. 257; gesprek met Claude Oscar Werner, 8-1-1994 te Lausanne.
1118DP aan Julia Duboux, 7-7-1924. Afwezigheid van schaamte komt ook voor in het gesprek tussen Suré en Kristiaan Watteyn over ‘seksuele afwijkingen’. Kristiaan Watteyn geeft uiting aan zijn aversie, maar Suré stelt zich ruimhartig en tolerant op ten aanzien van de medemens die de herenliefde bedrijft. Watteyn kan in de ‘homo-seksueel’ niet anders zien dan ‘een farizeër, trots op wat het vulgus zijn ondeugd noemt’. Zie: Watteyn, Een voorbereiding, p. 170; Vw i, p. 256.
1119Vgl. Vw iii, p. 472-473; Hlvh 1996, p. 382. In de roman wordt de onverschilligheid van de verloofde benadrukt, die het te druk had in Parijs om op de avond van de officiële verloving bij zijn geliefde te zijn. Interessante reflectie: ‘Ik was afgrijselik ongelukkig, en ik moest daarbij merken dat zij inderdaad nauweliks om hem gaf; was het werkelik alleen om aan mij te ontsnappen dat zij hem gekozen had?’
1120DP aan Clairette Petrucci, 3-1-1923. Arthur Ducroo is daarentegen ‘akuut dicht bij de zelfmoord’ na de eerste verloving van zijn geliefde. Vgl. Vw iii, p. 480; Hlvh 1996, p. 387-388.
1121DP aan Clairette Petrucci, 4-2-1923.
1122Tekst achterop de foto; omstreeks 8-2-1923.
1123Vw iii, p. 480; Hlvh 1996, p. 387-388.
1124DP aan Clairette Petrucci, 21-2-1923.
1125Watteyn, Een voorbereiding, p. 209-217; Vw i, p. 280-286. In de herziene druk is de reis door het Baskenland op een andere plaats in de roman terechtgekomen. Tevens zijn er kleine wijzigingen aangebracht; zo wordt Surés ouderlijk huis geplaatst in Vevey (in de buurt van Montreux). De maskerade heeft zich in de tweede druk doorgezet.
1126DP aan Clairette Petrucci, 14-2-1923; Clairette was zelf bij mevrouw Du Perron langs geweest, maar had haar niet thuis getroffen.
1127DP aan Clairette Petrucci, 21-2-1923.
1128DP aan Clairette Petrucci, 22-2-1923.

1129‘Aan Oscar Duboux. (A toi, mon vieux Jacques!)’
1130Ik denk vooral ook aan de romans van Maurice Leblanc en E.W. Hornung.
1131Zie: Bw i, p. 45 (3-2-1931 aan TB).
1132Mondena is Musa's boezemvriendin. Clairettes boezemvriendin was Simone de Moor, maar het is onwaarschijnlijk dat zij model stond voor Mondena, want Du Perron kon het gezien uitlatingen in zijn brieven aan Clairette best vinden met Simone. Mondena is een abstractie, die staat voor de hele kliek ambitieuze jongelieden rond Clairette.
1133Perkens, Bij gebrek aan ernst, p. 22; Vw i, p. 308.
1134Vw vii, p. 500.
1135Van der Aa, E. du Perron en de avantgarde, p. 48-49.
1136Manu van der Aa vindt juist dat de inspringende tekst tot de ‘accessoires’ behoort en interpreteert het feit dat DP die niet weglaat als persoonlijke twijfel aan zijn modernistische aanpak.
1137Bijvoorbeeld: ‘(Omdat hij dacht: “Als ik haar nu niet aanraak moet zij zich in mijn armen werpen: dat is psychologies niet anders mogelik.”)’. Perkens, Bij gebrek aan ernst, p. 16; Vw i, p. 303. In de herziene versie die in het Vw is opgenomen, springt de tekst niet in. De haakjes zijn daar weggelaten en er is een zin toegevoegd: ‘Maar zij deed niets anders dan hem nakijken.’
1138Perkens, Bij gebrek aan ernst, p. 12; Vw i, p. 300.
1139Perkens, Bij gebrek aan ernst, p. 19; Vw i, p. 305-306.

1140Agenda Clairette: ‘lettre de P. qui me renverse’.
1141DP aan Clairette Petrucci, 10-4-1923.
1142Dit valt af te leiden uit Du Perrons brief aan Clairette van 23-4-1923, waarin hij schrijft: ‘Et pourquoi faut-il que je devienne le gentleman “rêvé”?’ In Hlvh is Clairettes brief als volgt weergegeven: ‘Zij maakte de verloving af terwijl zij in Italië was en schreef mij of ik het landhuis niet weer eens bezoeken kwam; er stond zelfs een zinnetje in die brief als: Devenez donc le gentleman rêvé. Ik ging er heen, maar ik had mijn ergste verdriet toen achter mij; ik was vastbesloten het spel anders te spelen.’ Hierbij twee kanttekeningen aangaande de verhouding roman - werkelijkheid: 1. Het was niet Clairette die de verloving uitmaakte, maar Paul Simon; het is ook niet waarschijnlijk dat zij Du Perron schreef dat haar verloving van de baan was, alleen dat er moeilijkheden waren in de relatie. 2. De uitnodiging om naar Quinto te komen was al eerder gedaan. Vgl. Vw iii, p. 473; Hlvh 1996, p. 382-383.
1143DP aan Clairette Petrucci, 23-4-1923.
1144Vgl. DP aan Clairette Petrucci, 5-5-1923: ‘Le 8 je compte être à Lausanne; adresse: 38 Avenue des Mousquines.’
1145Watteyn, Een voorbereiding, p. 225-226. Niet in de herziene druk.
1146Volgens de roman blijft Watteyn een week in Lausanne.
1147Beider handtekeningen prijken in Clairettes gastenboek.
1148Agenda Clairette, donderdag 17 mei: ‘la villa est vendue’.
1149Vw iii, p. 473; Hlvh 1996, p. 384, 487. In de toelichtingen bij het Greshoff-exemplaar wordt de aanbidder geïdentificeerd als Michele Lanzetta.
1150Vgl. DP aan Evelyn Blackett, 18-10-1929.
1151Idem.
1152Hiervan stuurde Du Perron foto's aan zijn ouders, op de achterkant waarvan hij de bijzonderheden aanduidde (coll. mr. A.E. du Perron).
1153DP aan Clairette Petrucci, 19-5-1923 (overdag).
1154DP aan Clairette Petrucci, 19-5-1923 ('s avonds).
1155DP aan Clairette Petrucci, 23-5-1923. In de agenda van Clairette staat al op vrijdag 25 mei genoteerd: ‘Eddy vient le matin’.
1156Vgl. Vw iii, p. 474; Hlvh 1996, p. 384: ‘Ik kwam met mijn vriend uit Pisa bij Teresa terug en toen ik met haar alleen zat noemde zij hem mijn beau ténébreux, en zei dat ook haar moeder weinig goeds van hem dacht (misschien hielden zij hem wel voor een pederast).’ Dat Clairette Oscar Duboux inderdaad een ‘beau ténébreux’ heeft genoemd, blijkt uit Du Perrons brief van 9 juni 1923 aan haar, waarin hij zegt dat zijn ‘beau ténébreux’ kiespijn heeft. Later zou DP ervaren dat Clairette het bij het juiste eind had. Duboux was biseksueel en viel wel degelijk op zijn Indische vriend.
1157DP aan Clairette Petrucci, 31-5-1923. Du Perrons komst op 29 mei en vertrek op 30 mei zijn ontleend aan de agenda van Clairette Petrucci.
1158Maar de dag erna komt hij vlug nog wat foto's maken.

1159DP aan Julia Duboux, 16-8-1924.
1160Vw iii, p. 489; Hlvh 1996, p. 395.
1161Vw iii, p. 483; Hlvh 1996, p. 391. In de fotoalbums van DP komen twee foto's voor die exact aan deze beschrijvingen beantwoorden. Zie ook mijn artikel: ‘Met een blik van nadenkend wantrouwen.’
1162In Hlvh worden Denise en haar man gesitueerd ‘in een klein huisje in Ouchy’, een voorstadje van Lausanne.
1163Gesprek met Claude Oscar Werner, 8-1-1994 te Lausanne.
1164Vgl. Vw iii, p. 483-484; Hlvh 1996, p. 391: ‘Ook hij was mij sympatiek, maar mijn vriend had mij precies uitgelegd hoe hij met zijn vrouw leefde: tot zijn 27e was hij “onschuldig” gebleven, en dat niet alleen, hij had prostituées op straat aangesproken om ze van het slechte pad terug te brengen [...].’
1165Watteyn, Een voorbereiding, p. 227. Niet in de herziene druk. Hlvh sluit hierop aan met de suggestie, dat de relatie tussen Denise en haar man door het verblijf van Arthur Ducroo in een nieuwe fase was beland: ‘Toen ik in Ouchy terugkwam, war en zij alleen maar goede kameraden.’ Vgl. Vw iii, p. 484; Hlvh 1996, p. 391.
1166Vgl. DP aan Clairette Petrucci, 9-6-1923.
1167Idem.
1168Zie: Hlvh 1996, p. 489. Winnie is weggeretoucheerd uit Hlvh, de op háár betrekking hebbende anekdote over de tekensessie wordt verbonden met Denise. De werkelijkheid wordt hier opgeofferd aan een strakkere verhaallijn.
1169In de eerste druk van Een voorbereiding speelt Julia Duboux geen rol, maar valt het accent op Winnie Werner, die schuilgaat achter de naam ‘Milly’. Oscars biseksualiteit wordt hier niet belicht: ‘Jacques hield van Milly, al kon hij haar niets aanbieden [bij gebrek aan een maatschappelijke positie]. Milly was, door allerlei familie-machinaties naar het scheen, verloofd. Ik moest er mij mee bemoeien; ik maakte wandelingen met Milly gedurende welke ik over haar geluk sprak en, meende ik, de belangen van Jacques behartigde. Een ogenblik, bij een kromming van de weg, in de schemering, stond zij snikkend tegen mij aan. Toen ik, de volgende maanden, in Italië brieven van Jacques ontving, trof mij daarin de koele toon, en dat hij nooit over Milly schreef. Precies een jaar later was ik in Lausanne terug; het was volkomen uit met Milly, zeide hij toen, en hij dankte mij het zover te hebben gebracht. Mij? Wist ik dan niet dat Milly gehoopt had dat ik haar ten huwelik zou vragen?’ Zie: Watteyn, Een voorbereiding, p. 226-227.
1170Zie: Brieven i, p. 34-35 (niet verzonden prentbriefkaart aan Julia Duboux, 12-6-1923) en p. 452 (vertaling).