[p. 38]

Madrid, 2 november

Terwijl ik bezig was mijn reportage over het gezicht van Madrid te schrijven, kwam plotseling bericht van de kazerne, dat we de volgende morgen, dus vandaag, weer naar het front gaan. Daar ik om 9 uur aan de kazerne moet zijn, ben ik om 6 uur opgestaan om je nog even te schrijven. De dagen in Madrid zijn omgevlogen. Na de ontberingen aan het front plotseling een logeerkamer in het vroegere paleis van de hertog van Herida Spinola. Heerlijkst van alles, een werkkamer voor mezelf. Wat heb ik gewerkt en wat zou ik kunnen werken onder zulke omstandigheden!

Ga ik uit mijn kamer, dan tref ik beneden in de hall of zalen de andere kameraden artiesten. De revolutie heeft hen aangeraakt met haar ernst en wij zijn allen een grote broederschap geworden.

Eergisteren had ik het grote geluk in de Alianza plotseling Ludwig Renn te ontmoeten. Zonder reclame of ophef is hij hierheen gekomen. Hij verklaarde uitdrukkelijk: ‘Ik ben niet als schrijver gekomen, maar als oud stafofficier van het Pruisische leger’. Wat een prachtkerel! Een ontwapenende eenvoud, een stralende hartelijkheid en geen ander verlangen dan dat om onder en met onze miliciens te vechten. Welk een ontwikkeling! Adellijk officier, antimilitarist, communist, gevangenis - en nu -: ‘de vreugde dat ik eindelijk mijn militaire kennis in dienst kan stellen van een volk en een zaak die mij lief zijn!’

Renn is dadelijk aan het werk gegaan en de hele Alianza helpt hem. Het is prachtig en ontroerend hoe deze kunstenaars en intellectuelen zichzelf volkomen vergeten en met de grootst mogelijke punctualiteit, ijver en genialiteit de meest voor de hand liggende opgaven vervullen! Het eerste wat Renn gedaan heeft, is het schrijven van kleine, kernachtige leuzen, waarin de meest primaire gedragslijn voor de soldaat in het veld wordt aangegeven. Tekenaars hebben zich dadelijk aan

[p. 39]

het werk gezet om deze leuzen te illustreren en nog geen 24 uur later waren de strooibiljetten klaar. Gisteravond hebben Renn en een aantal andere beroemde, Spaanse, schrijvers in het partijlokaal naast onze kazerne gesproken. Het onderscheidt tussen zaal en podium was volkomen vervallen. Ieder woord keerde terug, geladen met de liefde en de hartstocht van honderden kloppende harten. Ogen volgden als schepen de golfbeweging der handen. Maria Theresa Leon leek een duiker, gereed om zich naar beneden te storten in de opbruisende golven van de massa. De kleine, elegante dichteres was niets meer dan de vibrerende stem zelve van de vrouwen wier leed, verwachting en hoop zij uitsprak. Deze dichters in uniform waren de broeders zelf der miliciens in de zaal met wie zij aan hetzelfde front gestaan hadden en wier gedachten zij vertolkten. Dit was geen vergadering meer, dit was een openbare biecht, een bijna religieuze vervoering die een geheel volk omhoogdroeg. En toch ging het slechts om de allerpraktischte vragen: hoe organiseren wij tot de laatste man en de laatste vrouw voor de verdediging van Madrid?

Ons vertrek komt niet onverwachts. De eerste, tweede en vierde compagnie marcheerden gisteren al af. Prachtig in de pas en zingend. Vrouwen en moeders stonden op de trottoirs en groetten hen met de vuist gebald. Zo'n bataljon dat door de wijk marcheert bestaat bijna uitsluitend uit mannen uit de wijk zelf. De kleine jongens lopen nog een eindweegs naast hun vertrekkende broers mee. Uit alle huizen, hoe arm ook, hangen rode doeken of vlaggen. Het is van een trotse vreugde, zo prachtig, dat de achterblijvende bataljons hun vertrekkende makkers benijden. De koorts om weer naar het front te willen zit ons allen in het bloed. Eindelijk afrekenen! Eindelijk het fascisme de kop indrukken. No pasaran!

 

De wijzers van mijn horloge marcheren veel te snel.

Nog tien minuten, dan moet ik weg. Ik weet zeker, dat er niemand zal ontbreken. Dat is onze vrijwillige, proletarische discipline in een leger waarin zelfs het woord ‘straf’ onbekend is. Een leger waar ieder zijn plicht doet zonder dat men ooit van kwartierarrest of provoost gehoord heeft. Als een goed voetbalteam, waar iedereen samenwerkt, maar zonder toeschouwers en zonder persoonlijke eerzucht. We weten dat we

[p. 40]

het zwaarste offensief tegemoetgaan dat Mola met al zijn techniek en zijn stalen wapens kan ontplooien. Maar we weten waarvoor we vechten en we zullen overwinnen. Zeg dat tegen de makkers in Holland.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie