kleren en het enige wat verwarmde was het lied der makkers. Spookachtig doken de starre witte muren van het Escorial op uit het donker. Zachter snorrend daalden onze wagens af naar de vlakte om Madrid en meteen werd de temperatuur milder. De volgende dag reeds koesterden wij ons, op de boulevards van Madrid, in de weldadige warmte van de zomer. Onder deze blinkende zon kan de vreugde nooit helemaal sterven. Nog altijd is Madrid een vrolijke stad en heeft men er het gevoel van een eeuwigdurende vakantie. Maar deze blijdschap is ingetoomd en waardiger geworden onder de ernst der situatie en de maatregelen der regering. Niet voor niets beweert Mola dat hij binnen Madrid beschikt over een vijfde, geheime colonne. Dikwijls van valse identiteitsbewijzen voorzien en gekleed in de overalls der miliciens, kwamen de vijanden der republiek in de cafés samen en bespraken op de terrassen hun plannen. Soms schoten ze als sluipmoordenaars uit het donker. Midden in de nacht hebben fascisten zeven schoten gelost op het gebouw van onze Alianza.
De controle is ontzaglijk verscherpt, nog slechts enkele caféterrassen blijven open en om 10 uur 's avonds sluiten restaurants en theaters. Na elf uur mag niemand meer op straat zijn zonder speciale permissie. Alle lichten zijn dan gedoofd of blauw geverfd en op alle hoeken van de donkere straten staan posten. Overdag trekken grote demonstraties van vrouwen de stad door. De leuze is: alle vrouwen aan het werk, zodat alle weerbare mannen gebruikt kunnen worden aan het front of voor de fortificatie van Madrid.
In de avond maken onze compagnieën propagandamarsen door de straten. Hier en daar houden we halt en houdt een arbeider een toespraak. We marcheren tussen rijen gebalde vuisten door en het geluid van onze stappen wordt overstemd door het ‘viva!’ der massa's.
De regering neemt eindelijk de absoluut noodzakelijke maatregelen. Het enige wat men zeggen kan is dat deze maatregelen zéér laat komen, pas op de meest kritieke ogenblikken en onder de sterke druk der massa. Zo hebben wij eindelijk sinds 10 oktober de absoluut noodzakelijke eenheid van commando. Hoewel de exercitie nog ontzaglijk veel te wensen overlaat en verschrikkelijk veel tijd verpraat wordt, is toch in de discipline der troepen een zeer merkbare verbetering te be-
speuren. We wandelen niet meer met geweren, we marcheren. We hebben te weinig patronen om regelmatig te oefenen, maar er vertrekken toch geen troepen meer die niet een of twee keer geschoten hebben. We leren de allereerste beginselen van oprukken in tirailleurslinie en dekking zoeken. Ook hier is het de ijver en goede wil van de manschappen die de onvoldoende kennis der instructeurs zelf aanvult. Men moet bedenken dat dit volk het meest antimilitaristische der wereld was en geen ervaring had in de wereldoorlog. De enorme betekenis bijvoorbeeld van prikkeldraad als verdediging tegen cavalerieaanvallen wordt nog hoegenaamd niet begrepen.
Dat eindelijk de gehele bouwnijverheid stopgezet is en men alle bouwvakarbeiders aan het maken van verdedigingslinies zet, was waarachtig de hoogste tijd. Ook de invoering van levensmiddelenkaarten heeft in de allerlaatste dagen grote verbetering gebracht. Er bestaat geen werkelijk gebrek aan voedingsmiddelen, maar de normale voorziening werd door het hamsteren van hen die geld hadden sterk ondermijnd.
Politiek is natuurlijk het decreet der regering over de verdeling van fascistisch landbezit van grote betekenis. Ook hier echter zijn, in de praktijk, de massa's de regering reeds lang voor geweest.
Ik heb echter enorm vertrouwen in de revolutionaire kracht van deze massa zelf en bewonder de discipline waarmee iedere discussie uitgesteld wordt tot na de overwinning. De oude leuze ‘no pasaran!’ (zij komen er niet door) heeft politiek afgedaan en onze nieuwe leuze is ‘paseremos!’ (wij zullen erdoor komen!).
Bij daglicht ziet dat alles er veel minder ernstig uit, de straten waren even druk als in Amsterdam op zondag. De machines cirkelden boven de stad, toen tegen elf uur het theater Español volstroomde, waar een stuk van Ramon Sender vertoond werd, terwijl de burgelijk linkse parlementsafgevaardigde van Sevilla, Aquillar (professor in de geschiedenis) zou spreken. Met het rood en goud en de stemmige verlichting van de zaal deed de voorstelling aan een literaire matinée in de Stadsschouwburg denken. Ik moet zeggen, dat Aquillar buitengewoon goed heeft gesproken, hoewel hij er uitdrukkelijk op wees, dat hij als liberaal sprak, die nooit sympathie voor het communisme gevoeld had. Hij wees erop, met welk
ontzaglijk geduld het Spaanse volk zijn armoede gedragen heeft, die met de armoede van geen ander volk was te vergelijken. Dit volk ademde op toen de democratische republiek kwam, waarvan het eindelijk verbeteringen verwachtte. Toch trad de republiek allesbehalve radicaal op. De inkomstenbelasting bedroeg, ook voor de hoogste vermogens, slechts 14%. De kerk, die over ontzaglijke schatten beschikte, betaalde geen belasting. De orde der jezuïeten werd ontbonden, maar de leden dier orde mochten rustig in het land blijven wonen. Officieren die de eed aan de republiek weigerden, kregen een wachtgeld dat met hun vroegere inkomen gelijkstond. Maar zelfs deze enkele, aarzelende hervormingen wilden het grootgrondbezit en de militaire kliek niet verdragen. Zij grepen naar de wapens en de wettige regering kon zich slechts verdedigen door op het proletariaat te steunen. In deze ogenblikken bleek het, dat de ware schatten van Spanje niet in de kelders der banken verborgen liggen, maar in de edelmoedige harten der Spaanse arbeidersklasse. Aquillar besloot zijn speech met te zeggen: ‘Wij hebben aan dit volk menswaardige toestanden willen brengen, die in iedere andere democratie normaal zijn. Wij meenden dit te kunnen doen op de muziek van “el hymno de Riego” (het volkslied der republiek). Het is echter gebleken dat wij ook de eenvoudigste hervormingen slechts door konden voeren op de muziek der Internationale’.