[p. 83]

Bijlage: ‘Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie’

[p. 84]

‘Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie’

In de periode van zijn correspondentie met Du Perron maakte Gans partijpolitiek een razendsnelle ontwikkeling door, die hem in nog geen twee jaar van de CPH, de Moskou-getrouwe Communistische Partij Holland, via de CPO, de Communistische Partij Oppositie bij de naar het trotskisme neigende Revolutionair Socialistische Partij van Henk Sneevliet bracht. Ook de RSP steide hem echter teleur. Het Jordaanoproer (zie hierover uitvoerig brief 11) verraste tot Gans' verbijstering alle linkse politieke partijen, de RSP incluis. Volgens hem lieten ze zo een gouden kans op de revolutie voorbijgaan. Gans zag maar één conclusie: de communis ten in Nederland, van welke soort ook, waren geen haar beter dan de KPD in Duitsland. Uiteindelijk waren het allemaal keurige, brave burgers, die bang waren dat de revolutie hun ordelijke bestaan zou verstoren.

Het laatste restje van zijn geloof in linkse politieke partijen verloor Gans in augustus en september 1934 in Parijs. Hij was daarheen gegaan om te zien of Trotski zelf dan misschien de revolutie kon doen ontvlammen. Trotski bevond zich sinds Juli 1933 in Frankrijk. In de loop van 1934 had hij daar de Vierde Internationale opgericht. Het door inflatie en corruptieschandalen gedestabiliseerde Frankrijk leek rijp voor de revolutie. Die bleef echter uit, tot teleurstelling van Gans. Trotski's Vierde Internationale bleek te bestaan uit drie fracties die elkaar op leven en dood bestreden.174 Door deze interne verdeeldheid en doordat het pas opgerichte Front Unique, een eenheids front van antifascistische partijen, hem de wind uit de Zeilen nam, verliep Trotski's Vierde Internationale razendsnel.

 

In linkse politieke partijen geloofde Gans na September 1934 niet meer, links was hij echter nog volop. Hij bewoog zich in kringen waar radencommunisten, links-socialisten, trotskisten en geroyeerde CPH'ers elkaar troffen. Het was tijd om de balans op te maken. Op aandringen van Du Perron begon hij aan Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie, een artikel bestemd voor Forum. In een brief aan zijn vriend Maurits Dekker en de zijnen karakteriseert hij het zelf als ‘een veldtocht tegen de partij discipline met kameraad Van der Lubbe aan de spits’.175 Hij had een artikel van wel twintig bladzijden in zijn hoofd, waarin alles aan de orde moest komen: ‘de “collectieve litteratuur”, de Partij-Remis es en aanverwante dingen zullen er slechts een klein onderdeel in vormen’. Het moest zijn grote afrekening worden met wat hij het ‘leiders-communisme’ noemt. Gans was ervan overtuigd geraakt dat zijn ervaringen in Berlijn, die met Links Richten en tijdens het Jordaanoproer steeds op hetzelfde neerkwamen. Keer op keer werd door het ‘leiderscommunisme’ binnen de CPH en de Duitse KPD de mogelijkheid tot een echte revolutie verzuimd. Steeds was het excuus dat de

[p. 85]

belangen van Moskou of de partij boven die van de Duitse arbeiders of de werkloze Jordaanbewoners gingen. De hoofdoorzaak was volgens Gans dat in het ‘leiderscommunisme’ alleen het bevel van de leider telde. Met afwijkende meningen van werkelijk revolutionaire individuen wist men geen raad. Steevast werden deze waardevolle figuren tijdens partijreinigingen uit de partij gezet - of overkwam hun een erger lot. ‘Het resultaat van al deze “reinigingen” is geweest dat alleen de meest obscure modder is overgebleven. In een tijd van vreedzame ontwikkeling kon deze modder, waar nog altijd de vlag van de October-revolutie boven wapperde, zich nog wel voor de stootbrigade van het revolutionaire proletariaat uitgeven. Wanneer het echter gaat spannen [...] dan is er vanzelfsprekend geen kracht aanwezig om tegen den stroom op te kunnen zwemmen.’

En daar gaat het in het leven en in de politiek om: tegen de stroom in zwemmen, zo heeft Gans voor zichzelf vastgesteld. De echte strijd is die tussen het individu dat zich niet wenst aan te passen en de partijbureaucratie die het onmondig wil maken. ‘De revolutionaire persoonlijkheid is in zijn innerlijk en in zijn levenswijze altijd revolutionair. De revolutionair, of die zich daarvoor uitgeeft is nog geen revolutionaire persoonlijkheid. Tristan Corbière, van der Lubbe, Max Hoelz, Trotzky zijn van binnen en van buiten revolutionair en ik zou me ze met de beste wil van de wereld niet anders kunnen voorstellen. Johannes R. Becher, Stalin, Jef Last of Münzenberg, kan ik me daarentegen zeer goed in de manufacturenbranche of in het banketbakkersbedrijf voorstellen. [...] Deze laatste categorie heeft altijd den minsten weerstand getoond. De moeilijke kunst om desnoods tegen den stroom op te zwemmen hebben zij nooit beoefend en daarom ook nimmer in practijk kunnen brengen, toen de nood aan den man kwam!’

De epigonen hebben van het marxisme een godsdienst gemaakt met als credo: ‘Gelooft in de heiligheid van Marx, Lenin en zijn beste scholier Stalin, betaalt tijdig uw contributie, laat U niet door de individueele terreur, door scheurmakers en vooral niet door “intellectueelen” [de laatste vijf woorden zijn doorgehaald, wm] van de wijs brengen en uw plaats in de klassenlooze maatschappij is verzekerd.’

 

Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie werd nooit in Forum gepubliceerd. Het lukte Gans niet het stuk bevredigend af te ronden. Ter Braak en Du Perron zagen er aanvankelijk wel wat in, maar moesten uiteindelijk de andere redactieleden, Vestdijk en Van Vriesland, gelijk geven in hun bezwaren. Op 12 oktober 1934 schreef Ter Braak aan Du Perron over het artikel: ‘Gans moet hier al terug zijn, maar hij beide nog niet op. Nu heeft hij nog dat stuk niet af! Ik geloof, dat hij òf ziekelijk consciëntieus of ziekelijk sloom is.’ Pas op 5 november 1934 was het stuk af. Gans kwam het persoonlijk bij Ter Braak

[p. 86]

inleveren. Die zag er aanvankelijk wel wat in (‘lijkt me bij oppervlakkig inzien heel goed’176) maar later herzag hij zijn mening, wellicht onder invloed van Vestdijk en Van Vriesland, die tegen plaatsing waren. Op 22 november 1934 schreef hij aan Du Perron: ‘Vervelend is, dat zoowel Vestdijk als Vic tegen het stuk van Gans zijn. Ik vrees, met eenig recht. Wat ik er tusschen de bedrijven door van las, bewees een belangwekkende “gisting”, maar ook een overladen, en daardoor onduidelijke stijl. [...] De bezwaren gaan n.l. uitdrukkelijk niet tegen de politiek in het artikel, maar tegen de compositie.’177 Du Perron had met Gans te doen, maar gaf Ter Braak gelijk: op 28 november 1934 schreef hij, ‘Ik las het stuk van Gans. Het is op deze manier onmogelijk. Ik heb het hem teruggestuurd en hem eenige aanwijzigingen gegeven; verdere plannen moet hij maar eens met jou bespreken.’178

Wie het stuk leest, kan zich voorstellen, dat de redacteuren Ter Braak en Vestdijk tegen waren, ondanks de pogingen van Du Perron om het stuk te verbeteren. Omdat het stuk, dat hier voor het eerst in druk verschijnt, naadloos aansluit bij de correspondentie van Gans en Du Perron en inzicht verschaft in de veranderde denkwijze van Gans en de invloed van Du Perron daarop en omdat het manuscript hier en daar aanwijzingen van Du Perron bevat, is het hier als bijlage opgenomen.

 

Het manuscript van ‘Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie’ telde oorspronkelijk 16 pagina's. De bladen 1, 2, 3, 5, 11, 12, 14, 15 en 16 bevinden zich in het Letterkundig Museum te Den Haag, de bladen 6, 7, 8, 9, 10 en 13 in de nalatenschap van Jacques Gans. Blad 4 is niet teruggevonden. Bij de tekstpresentatie zijn dezelfde principes gehanteerd als bij de briefwisseling hierboven. De tekst wordt dus weergegeven in de spelling van Gans, inclusief de fouten, afkortingen, inconsequenties en de interpunctie die de lezer regelmatig in vertwijfeling brengt. De opmerkingen van Du Perron in de kantlijn en de tekstvarianten zijn in het notenapparaat verwerkt.

174Brief aan Kajo Brendel, Parijs, September 1934.
175Het eerste vel van deze brief ontbreekt, de datering is dus onzeker. Uit het overgebleven deel blijkt dat de brief in de zomer van 1934 geschreven is, in Parijs.
176Brief uit Den Haag, 6 november 1934.
177Brief uit Den Haag, 22 november 1934.
178Brief uit Parijs, [28 november 1934].
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie