[p. 9]

Inleiding

In deze uitgave zijn de 43 teruggevonden brieven opgenomen die Jacques Gans en E. du Perron elkaar schreven gedurende de jaren 1933-1936, aangevuld met het niet eerder gepubliceerde artikel van Gans ‘Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie’.

Een deel van de brieven van Du Perron werd eerder gepubliceerd in de Brieven van Du Perron, uitgegeven door uitgeverij G.A. van Oorschot in Amsterdam. Acht brieven van Du Perron worden in deze uitgave voor het eerst gepubliceerd, één brief waarvan in de Brieven-editie een deel werd gepubliceerd, is nu gecompleteerd. Daarnaast zijn opgenomen alle bewaard gebleven brieven van Gans aan Du Perron - die in de Brieven uiteraard ontbreken.

 

De briefwisseling Du Perron-Gans is om verschillende redenen interessant. Allereerst is ze ontstaan in een cruciale periode in beider levens en in de geschiedenis van Europa. E. du Perron en Jacques Gans correspondeerden tussen 1933 en 1936, een periode waarin de Europese democratieën in een steeds diepere economische crisis terecht kwamen en totalitaire systemen als fascisme en communisme een groeiende aantrekkingskracht uitoefenden. Het werd steeds duidelijker dat niemand afzijdig kon blijven in de strijd tussen fascisme en communisme. In 1933 kwam Hitler aan de macht, in 1936 viel niet langer te ontkennen dat Rusland onder Stalin eveneens in een meedogenloze dictatuur was veranderd. Velen in Nederland dachten dat het allemaal niet zo'n vaart zou lopen en hoopten dat het ook deze keer zou lukken afzijdig te blijven. Gans en Du Perron waren niet zo naïef en hoewel ze uiteindelijk van beide uitersten walgden, bleven ze niet werkloos toezien.

Du Perron speelde in de periode van de briefwisseling met Gans een sleutelrol in de Nederlandse letteren. Hij was redacteur van het toonaangevende tijdschrift Forum waarin hij regelmatig fel polemiseerde en schreef zijn magnum opus, de autobiografische roman Het land van herkomst, waarin de ideologische strijd aan de linkerzijde van het politieke spectrum wordt uitgebeeld in de figuur van Luc Héverlé (André Malraux). Toch brachten de Europese jaren Du Perron - die zich na een rijke koloniale jeugd in Europa had gevestigd - uiteindelijk niet helemaal wat hij ervan verwacht had. De al te grote nadruk op de politiek in deze periode (de ‘verpolitiekte sfeer’) ging hem steeds meer tegenstaan. In 1936 keerde hij terug naar Indië.

Gans maakte in de jaren 1933-'36 de overstap van de politiek naar de literatuur. Was hij begin 1933 nog een overtuigd en actief lid van de Communistische Partij Holland, in 1936 had hij de praktische politiek afgezworen en was hij

[p. 10]

druk bezig - overigens nog zonder veel succes - zich een plaats in de letteren te veroveren.

Er zijn meer redenen waarom Du Perrons briefwisseling met Gans van belang is. Du Perron correspondeerde in dezelfde periode met vele anderen, maar niet op dezelfde openhartige wijze over dezelfde politiek-maatschappelijke onderwerpen. Tegenover Gans was hij minder voorzichtig, hoefde hij niet bang te zijn iets te riskeren. Du Perron herkende - om in Forum-termen te spreken - Gans' intelligentie en correspondeerde met hem op een heel vanzelfsprekende en directe manier. Een manier die nu gewoon is, maar die toen met veel vrienden van Du Perron niet mogelijk was.

Verder laten de brieven de evolutie in het engagement van Du Perron en Gans en het denken over de politieke actualiteit prachtig zien. Du Perrons verzuchting dat hij het liefst op Tahiti zou zitten, ver van alle politieke vuiligheid, blijkt niet de gemakzuchtige verzuchting van de archetypische Nederlandse schrijver die zich verre houdt van het straatrumoer, er gaat een lange weg van intellectueel engagement en serieus wikken en wegen aan vooraf.

De correspondentie laat van dichtbij zien hoe beiden zochten naar een geloofwaardige positiebepaling in de politiek van die dagen.

Voor Gans kwam daar nog bij dat Du Perron hem op weg hielp zijn gaandeweg groeiende literaire ambitie te verwezenlijken.

Bovendien schrijven beiden in hun brieven een direct en fel, zeer persoonlijk Nederlands. Du Perron heeft al een reputatie als hartstochtelijk briefschrijver, maar ook Gans toont dat hij in zijn brieven scherp en levendig kan formuleren. Tenslotte geeft het feit dat de brieven van beide correspondenten erin zijn opgenomen, deze uitgave een duidelijk meerwaarde. De brieven hangen niet in de lucht, zoals soms het geval is bij brievenedities waarin alleen de brieven van één van beide correspondenten zijn opgenomen. Nu is te zien - in veel, maar helaas niet alle gevallen - op welke opmerkingen beiden reageerden. Het dialogisch karakter, zo eigen aan correspondenties, komt hier volledig tot zijn recht.

 

Du Perron was zich begin jaren dertig onder invloed van zijn vriend André Malraux gaan verdiepen in het communisme. Hij worstelde zich door een lijst heen van literatuur over de revolutie, waarop onder meer Das Kapital, Het communistisch manifest en boeken van en over Lenin en van Bakoenin en Trotski voorkwamen. Nadat in 1932 duidelijk was geworden dat het familiekapitaal was verdwenen als gevolg van de beurskrach van 1929, was ook Du Perrons economische situatie drastisch gewijzigd. Hij was geen bourgeois meer met geld, die vrijblijvend kon mediteren over het communisme, maar een schrijver die moest leven van de pen.

[p. 11]

De neerslag van Du Perrons kritische ondervraging van het communisme wordt gevormd door twee stukken, die beide in Forum werden gepubliceerd en in de correspondentie tussen Gans en Du Perron een grote rol spelen: ‘Flirt met de revolutie’1 en ‘De smalle mens’2 beide uit 1933. Aanvankelijk wees Du Perron het communisme af, maar door de opkomst van Hitler in Duitsland veranderde hij van mening en neigde hij weer tot sympathie voor het communisme. Mede door de gedachtewisseling met Gans, maar ook door eigen ervaringen, zoals bijvoorbeeld het schrijverscongres ‘pour la défense de la culture’ dat hij in 1935 in Parijs meemaakte, kwam Du Perron uiteindelijk tot hetzelfde inzicht als Gans: dat Berlijn en Moskou beide even slecht waren.

 

Gans was in februari 1933 net in Parijs teruggekeerd uit Berlijn, waar hij twee jaar had gewoond en een soort communistische kaderopleiding had gevolgd. In januari 1933 was Hitler aan de macht gekomen en Gans had het raadzaam gevonden het land te verlaten.

Nog helemaal onder de indruk van zijn belevenissen in Berlijn bladerde hij, op bezoek bij Nederlandse vrienden, in Forum. Zo stuitte hij op Du Perrons artikel ‘Flirt met de revolutie’. Gans voelde zich als partijgetrouw communist uitgedaagd en besloot te reageren met een stuk dat onder de titel ‘Contraflirt met de revolutie’3 gepubliceerd werd in het Forum-nummer van april 1933.

Op drie punten was Gans het niet eens met Du Perron. Allereerst ontkende hij dat het communisme zich zou bezondigen aan wat Du Perron ‘etiese zever’ noemt, holle retoriek over ‘liefde voor de mensheid’, en dat soort zaken. Met citaten uit Marx en Lenin probeerde Gans aan te tonen dat men van communistische zijde niet in deze val trapte, al maakte hij een uitzondering voor Henriëtte Roland Holst en Gorter, die volgens hem proberen het communisme in een moreel gewaad te steken.

Ten tweede bestreed Gans Du Perrons kritiek dat het communisme eigenlijk hetzelfde wil als de bourgeoisie: de arbeiders ‘de welstand op hun beurt’ geven. Tenslotte verweet hij Du Perron een egoïstische individualiteitopvatting omdat hij kiest vóór het individu en tegen de massa. Voor Gans was één arbeider die een bedrijfscel in een oorlogsbedrijf organiseerde, meer waard dan tien bekentenissen van André Gide, al waren ze nog zo oprecht gemeend.

Een eerste versie van Gans' stuk bereikte Du Perron vóór 22 februari 1933. Hij wilde het stuk wel plaatsen in Forum. Het was, schreef hij aan Ter Braak, ‘weliswaar vrij beroerd geschreven’, maar toch ‘voor een communist niet erg bête, en vooral wel sympathiek.’4

 

In maart 1933 ontmoetten Gans en Du Perron elkaar op een terras in Parijs. Gans was toen 25 jaar oud, Du Perron 34. Du Perrons eerste indruk van Gans was die van een ‘wat “kleverige”, maar zielige en au fond heel sympathieke

[p. 12]

jongen, met bepaald iets edels’. Hij was verbaasd te horen dat Gans soms van slechts 150 frank in de maand moest leven.5 Al snel gingen de twee op een vriendschappelijke manier met elkaar om. In de eerste maanden van 1933 spraken ze elkaar regelmatig in Parijs, in de maanden en jaren daarna, een periode waarin Gans bijna voortdurend in Nederland verbleef, ontstond een levendige briefwisseling. De correspondentie zou duren tot Du Perron in 1936 naar Nederlands-Indië vertrok.

 

In het begin van de correspondentie is de toon nog zakelijk en afstandelijk, maar dat verandert snel. De eerste vier brieven zijn van Du Perron en gaan over Gans' contraflirt. In de vijfde brief al stelt Du Perron voor ‘het meneerschap’ maar af te schaffen. Vanaf die brief schrijven beiden fris van de lever over de politieke situatie van het moment en welke positie men daarin moet innemen. Daarnaast vormt de literatuur een belangrijk onderwerp van de correspondentie.

In praktische kennis van de politiek (en met name van het communisme) was Gans Du Perron vooruit. Als Du Perron in 1936 teruggekeerd is naar Nederlands-Indië schrijft hij terugblikkend op de jaren in Europa: ‘Ik denk nu precies als Gans’; als men de keus heeft tussen Stalin en Hitler, dan liever ‘een touw om je nek. Of muzelman worden.’6 Gans' ervaringen in de communistische praktijk hadden hem een realistischer kijk op de beweging gegeven dan Du Perron in de studeerkamer had kunnen ontwikkelen.

Zag Gans de zaken dus op politiek gebied soms eerder in de juiste verhouding, feit is dat Du Perron Gans op zijn beurt politiek ook sterk beïnvloedde. Onder invloed van Du Perron rees bij Gans twijfel aan de partijpolitiek en de partijdiscipline. De correspondentie met Du Perron valt tijdens het eerste jaar niet toevallig samen met Gans' zwerftocht langs een reeks van communistische partijen en partijtjes. In februari 1933 was hij lid van de CPH. In december 1933 werd hij geroyeerd en richtte hij met enkel anderen de CPO, de Communistische Partij Oppositie, op. In april 1934 meldde hij zich bij de naar het trotskisme neigende Revolutionair Socialistische Partij van Henk Sneevliet. Maar ook de RSP stelde hem teleur. Het Jordaanoproer in juli 1934 ontmaskerde voor Gans alle linkse politieke partijen, de RSP incluis. Uiteindelijk waren het allemaal keurige, brave burgers, die bang waren dat de revolutie hun ordelijke bestaan zou verstoren. Het laatste restje van zijn geloof in linkse politieke partijen verloor Gans in augustus en september 1934 in Parijs. Daar bleek dat ook Trotski's Vierde Internationale op een mislukking uitliep. Mede door zijn teleurstellende ervaringen in de praktische politiek ging de literatuur een steeds belangrijker rol in Gans' leven spelen.

Op literair gebied was Du Perron duidelijk de baas. Hij speelde de rol van mentor en gaf Gans' literaire loopbaan een geweldige impuls. Hij heeft zich van

[p. 13]

1933 tot 1936 letterlijk en figuurlijk over Gans ontfermd. Hij leende hem geld, bezorgde hem werk, stuurde zijn lectuur en coachte hem in zijn ontwikkeling als schrijver. Gans had zich geen betere mentor kunnen wensen. De hulp van Du Perron was een geweldige opsteker, maar voorlopig leverde deze nog geen concrete resultaten op in de vorm van geplaatste artikelen of verhalen. Het jaar 1935 was een dieptepunt. Ook aan Gans ging de crisis niet ongemerkt voorbij, hij leed bittere armoe. Het hele jaar zat hij werkloos vast in Nederland en ‘stempelde’ hij afwisselend in Amsterdam en in Den Haag. Aan het begin van 1936 was Gans voor zijn gevoel niets opgeschoten. Hij zat tot zijn verdriet nog steeds in Nederland. ‘Verdomd wat is Holland een rotland. Als ik dan toch crepeeren moet, dan liever als paria in Parijs. Na zijn dood kan men nog lang genoeg op een kerkhof zijn, ervoor ben ik liever ergens anders. Ik kom in deze begrafenislucht tot niets,’7 schreef Gans aan Greshoff. Eind februari 1936 lukte het Gans toch weer enige tijd weg te komen uit Nederland. Hij logeerde eerst kort bij Du Perron in Parijs en vond toen een kamer waar hij - met tussenpozen - langere tijd zou bivakkeren: in het Quartier Latin in de Rue Monsieur le Prince op nr. 18. Samen met zijn Chinese vriend Choy wandelde hij de Boulevard Saint Michel op en neer. Nu en dan streken ze neer op een caféterras, dronken koffie en aten verse croissants, rookten een sigaret en bekeken keurend de meisjes die langsflaneerden. Als ze het over de rolverdeling eens konden worden, gingen ze op de versiertoer. In de resterende tijd las Gans nog maar weer eens Stendhal of Corbière; Choy deed liever niets. Soms had Gans succes bij de vrouwen, maar binden wilde hij zich niet. Du Perron kende deze kant van Gans niet zo goed, zo blijkt uit een brief aan Greshoff. Verbaasd schrijft Du Perron: ‘'k wist niet dat Gans zo'n haremhouder was. Hij scharrelde hier met een arabische intellectueele, zoodat het haast nog treffender was dan een fransch-duitsche verzoening, maar de dame was pokdalig.’8 Langer dan enkele maanden kon Gans zijn verblijf in Parijs niet volhouden. Medio juli moest hij terug naar Nederland. Daar wachtte hem een nieuwe teleurstelling. Hij had gehoopt Elisabeth de Roos, Du Perrons echtgenote, op te kunnen volgen als correspondent voor Het Vaderland in Parijs. Hij had haar al eens clandestien vervangen, tenslotte9. Omdat Du Perron en zijn vrouw in oktober 1936 naar Indië vertrokken, kwam haar plaats vrij. Gans had geen schijn van kans, de post ging naar Giacomo Antonini.

De vriendschap tussen Gans en Du Perron was bij het vertrek van Du Perron naar Indië wat afgekoeld. Aan Greshoff schrijft Du Perron:

‘Beste Jan, Hierbij voor de aardigheid de afscheidsbrief van Gans, met het oog op Kees! Is het niet amusant dat Gans mijn “werking” op hem voortzet op Kees, terwijl aan den anderen kant Kees mij “mistrouwt”, niet serieus genoeg vindt, etc. en van Gans' lippen het manna der ware wijsheid drinkt? En zoo gaat het altijd, geloof ik, altijd. [...] De brief van Gans hoeft niet terug.’10

[p. 14]

Als bijlage bij deze uitgave is opgenomen ‘Het verwaarloosde individu en de verzuimde revolutie’. Het had een groot stuk voor Forum moeten worden, waarin Gans definitief afrekende met de misstanden die hij signaleerde in het partijcommunisme van zijn dagen. Du Perron las en becommentarieerde het stuk, maar ondanks zijn aanwijzingen bleef het ongepubliceerd. Vergeleken met de brieven is het nogal moeizaam geformuleerd. Omdat het een logische eenheid vormt met de brieven, werd het toch opgenomen.

 

Tot slot een enkele opmerking over de wijze waarop de brieven zijn bezorgd. Bij de tekstpresentatie zijn dezelfde principes gehanteerd als in de uitgave van de Brieven. De teksten worden dus weergegeven in de eigen spelling van de auteur, inclusief fouten, afkortingen, inconsequenties, en - in het geval van Gans - de zeer slordige interpunctie. De brieven zijn genummerd, waarbij in het geval van de brieven van Du Perron ook tussen haakjes het nummer in de Brieven-editie is vermeld. Uiteraard was dat niet mogelijk bij de brieven die hier voor het eerst worden gepubliceerd. Dateringen die niet in de tekst van de brief zelf zijn vermeld, worden boven elke brief cursief weergegeven.

Geraadpleegde literatuur

M. ter Braak en E. du Perron, Briefwisseling, deel I-IV. Amsterdam 1967-1978.

Willem Maas, Jacques Gans. Biografie. Amsterdam 2002.

E. du Perron, Brieven, deel I-IX. Amsterdam 1977-1990.

Kees Snoek, E. du Perron, het leven van een smalle mens. Amsterdam 2005.

1E. du Perron, ‘Flirt met de revolutie’. In: Forum, jrg. 2, nr. 2, februari 1933, pp. 81-99.
2E. du Perron, ‘De smalle mens’. In: Forum, jrg. 2, nr. 3, maart 1933, pp. 163-188.
3J. Gans, ‘Contraflirt met de revolutie’. In: Forum, jrg. 2, nr. 4, april 1933, pp. 304-317.
4Brief van Du Perron uit Bellevue, 22 februari 1933.
5Brief van Du Perron uit Bellevue, 19 maart 1933.
6Brief aan H. Marsman uit Tjitjoeroeg, 3 maart 1937.
7Brief aan Greshoff uit Den Haag, ongedateerd [okt. 1936].
8Brief uit Parijs, 11 juli 1936.
9Zie brief 12 en volgende.
10Du Perron aan Greshoff, Tjitjoeroeg, 15 december 1936.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie