[p. 629]

Twee bijlagen

[p. 630]
[p. 631]

Kleine bijdrage tot de kennis van een katholieke voorlichting en strijdmethode

Parijs, 20 October 1935.

- Nog is Forum niet overleden en het gekras van de kraaien vervult allerwegen de lucht. Wij hadden niet gedacht, wij niet-katholieken van Forum, dat een zo katholiek spektakel bij ons verscheiden zou opgaan. Maar iedere mésalliance wreekt zich, en degene die wij begingen in de aanvang van 1934, wreekt zich nu, 22 maanden later, nu de scheiding voltrokken moest. Het katholieke beginsel tegen scheiding uit zich - men heeft het ook bij de scheiding van Gemeenschap en Nieuwe Gemeenschap gezien - in een zeer onchristelijk, in een zeer onsmakelijk misbaar. Nog eer de redactie van Forum zelf tijd had om, indien zij dat wenste, de opheffing van het periodiek toe te lichten, heeft De Maasbode, de heer Toussaint gezegd van Boelaere, de heer Van Duinkerken in De Tijd, wie al niet meer? zich uitgeput in even ongevraagde als overhaaste en onjuiste informaties. Ik bepaal mij hier tot de heer Van Duinkerken, die het in zijn jubelende haat niet laten kon mijzelf haast tot middelpunt van het hele geschil te maken. Mijn ‘cynisme’, mijn ‘kille, doodsche mentaliteit’ die in Forum volgens hem ‘den toon aangaf’, mijn diabolische invloed op dr Menno ter Braak... Het is, jammer genoeg, te kinderachtig om werkelijk amusant te zijn. En dan, de heer Van Duinkerken verspreidt zijn... hoe zal ik het noemen, leugens? onwaarheden? onjuistheden? - laat ons parlementair zijn en het laatste kiezen - met een werkelijk zo onverantwoordelijke kwistigheid, dat men zich, terwille van een ‘historische’ waarheid alleen al, gedrongen voelt enige dingen recht te zetten.

En in de eerste plaats dan: al wat de heer V.D. aan persoonlijke appreciaties over mij mag verkondigen, zij hem van harte

[p. 632]

gegund. Ik heb deze heer te weinig zacht behandeld om hem zelfs in gedachten het recht te ontzeggen zich te wreken zo goed hij kan. De haat die hij mij toedraagt is een nu reeds oude, dateert van een krabbel in mijn Cahiers van een Lezer, van November '28 (voor belangstellenden na te slaan op blz. 62-63 van de bundel Vriend of Vijand) over zijn boekjes De Ravenzwarte en Onder God's Oogen. Het was gemakkelijk te voorzien dat ik mij die dag een vijand maakte, en volgens het goed-hollandse beginsel ‘sla mij, ik sla je weer’ hebben wij sindsdien vele gelegenheden aangegrepen om elkaar onze gevoelens kenbaar te maken. Ik heb de heer V.D. betrapt op een kleine beroving van André Chénier, en hij heeft mij niet kunnen logenstraffen. Aan de andere kant heeft de heer V.D. mij ervan beticht de heer Dirk Coster te hebben aangevallen na ieder ander, en ik heb hem met data wèl kunnen logenstraffen. Het zijn dingen die men elkaar niet vergeeft, in de fraaie letteren. Toch lijkt mij dit geen reden voor de heer V.D. om, in het lijkgejubel dat hij nu aanheft, niet minder dan twaalf... onjuistheden te verkondigen.

1. Forum zal ophouden te verschijnen, deelt hij mede, ‘omdat de grootendeels katholieke Vlaamsche redactie weigerde verder verantwoordelijkheid te dragen voor den inhoud van dit tijdschrift’. Onjuist. Onjuiste of verdraaide informatie misschien, maar daarom niet minder onjuist. De vlaamse redactie heeft nooit de verantwoordelijkheid hoeven te dragen van iets anders dan van de eigen, vlaamse afdeling, omdat alléén op deze basis van gescheiden en onafhankelijke redacties de samenwerking in 1934 ondernomen werd. Had dit beginsel niet bestaan, dan was de splitsing in twee redacties ook onnodig geweest, omdat voordien de heer Maurice Roelants immers als Vlaming reeds lid was van de redactie tout court. - Er bestaat over deze gesplitste samenwerking een uitgebreide correspondentie tussen mij en Ter Braak (van eind '33 dus), waarin ik kortweg dit voorspelde: ‘Wanneer de Vlamingen zich onmisbaar gaan voelen vanwege de door hen aangebrachte abonné's, zullen zij zich breed maken en eisen gaan

[p. 633]

stellen’. Ter Braak antwoordde: ‘Dan is het nòg tijd om alles stop te zetten’. Niettemin was het mésalliance-gevoel voor mij zo sterk, dat ik mijn medewerkerschap aan Forum wilde opzeggen; bijna uitsluitend als vriendendienst tegenover Ter Braak, heb ik mij door hem laten weerhouden; door zijn opvatting ook dat een Forum buiten de sfeer van de oprichting (waarin de vlaamse redacteur Roelants een geringe rol speelde) voor hem ieder belang verloren had.

De bezwaren van de katholieke Vlamingen golden dus niet een principieel verantwoordelijkheidsgevoel - in dat geval hadden zij voor de mésalliance moeten bedanken! - maar de opname van één stuk (de novelle Virginia van de heer Varangot), dat door de volledige hollandse redactie was aangenomen. Het kwam doodgewoon neer op een baasje spelen op het terrein van de ander en op wat ik Ter Braak voorspeld had: dat zij zich, zodra zij zich onmisbaar waanden, zouden breed maken. Het was niet hun ‘sensus catholicus’, zoals de heer V.D. het in zalige voldoening voorstelt, die hen zo kwelde, - want deze ‘sensus’ was met het insluipen in Forum al hopeloos gecompromitteerd - het was een veel gewoner gang van zaken die hen dreef zich te laten gelden. En het was onze ‘sensus anti-catholicus’ die ons ertoe bracht hun inmenging niet te dulden, ons aan het beginsel van onafhankelijke redacties te houden, waartoe zij zelf zich verbonden hadden, en - wat 2 jaar eerder gebeurd had kunnen zijn - Forum te laten springen.

2. Dat Ter Braak mij, als oud-redacteur en medeoprichter, bovendien na onze correspondentie hierover, van alles op de hoogte hield, was niet meer dan vanzelfsprekend, - voor ons dan, die altijd weinig katholiek waren in onze opvattingen over eerlijk- en oneerlijkheid. Had hij anders gedaan, wij zouden dit beiden beschouwd hebben als een weinig faire handelwijze. Van ‘redactiegeheimen’ dus gesproken: wij weten niet wie de heer Van Duinkerken, en De Maasbode, en de heer Toussaint van Boelaere heeft ingelicht, - en wie dat deed op deze... katholieke wijze. Wat wij wel constateren is de moge-

[p. 634]

lijke verdraaidheid ervan, en de aperte onjuistheid. - De heer Van D., door de psychologie van de haat vervoerd, neemt het dan op zich om mij voor te stellen als ongeveer verantwoordelijk voor Ter Braak's anti-katholieke gevoelens: ‘... dr. Menno ter Braak, te zeer helaas beïnvloed door zijn bewondering voor den middelmatigen auteur E. du Perron, een open vijand van de hem in zijn jeugd aangeleerde katholieke geloofsbelijdenis’. Van deze onjuiste voorstelling had het geheugen van de heer V.D. hem dienen te vrijwaren; tenzij de klappen die Ter Braak hem toebracht, lang voor hij mij kende, hem dit geheugen deden verliezen. Of, om de heer V.D. weer enige data voor te leggen: Ter Braak stond als anti-katholiek strijder bekend sinds de essays Het Opium der Vormen (1927), Verdediging van de Middeleeuwen (1928), Aanklacht en Heimwee (1930) en De Moderne Ketterjager (1930). Mijn eerste stuk over hem - ik had hem toen nooit ontmoet - dateert van September 1930 en ik sprak er mijn plezier in uit over laatstgenoemd essay, dat een zo genadeloos licht geworpen had op de figuur juist van de heer Van Duinkerken. De slechte invloed die Ter Braak en ik, over en weer overigens, en persoonlijk, op elkaar hebben uitgeoefend, begint eerst twee of drie maanden later.

3. Onjuistheid, ditmaal, van taal: de heer V.D. gebruikt voor de katholiekheid die mij, toen ik kind en weerloos was, werd bijgebracht, het woord ‘aangeleerd’. Een kleine wijziging volstaat hier; het juiste woord is: aangesmeerd.

4. Ofschoon niets hem er, in dit verband, toe verplichtte, gaat de heer V.D. over mijn katholicisme voort: ‘Katholiek van geest schijnt deze schrijver nooit geweest te zijn; hij ontkent het althans ten stelligste, maar de quasi-katholieke sfeer, waarin hij op Java werd grootgebracht, zette bij hem een minachting voor het christendom, die zich tot den persoon van Jezus Christus uitstrekt, en die door zeer goedkoope, maar in sommige kringen klaarblijkelijk nog altijd indrukwekkende Dageraads-ideeën gevoed werd’. Hoe goedkoop ook de Dageraadsideeën mogen zijn, zij verliezen het glansrijk tegen de con-

[p. 635]

curentie van de katholieke schoolmeester en de dorpspastoor. De heer V.D. haalt hier zijn wijsheid uit mijn Land van Herkomst, en mij achter mijn personage Arthur Ducroo te verschuilen zou mij inderdaad onwaardig zijn. Maar dit neemt niet weg dat de heer V.D. mijn zeer eenvoudige opmerkingen nog wat vereenvoudigd heeft, zozeer vereenvoudigd, zozeer vervulgariseerd, dat ze het vervalste kleurtje kregen dat bij hem bepaald onontkoombaar wordt. Gide zei het in een treffende formule: ‘La foi tout court remplace la bonne’. De heer V.D. begaat zelfs de botheid om, voor mijn rekening, zichzelf en zijns gelijken te vereenzelvigen met: het christendom. Hoezeer ik hem op dit gebied tegemoet zou willen komen, ik weiger de verantwoordelijkheid voor zijn domheden te dragen; en met hoeveel ‘respect’ ik nog voor ‘den persoon van Jezus Christus’ behept ben, verzoek ik hem na te slaan in mijn bundel Voor kleine Parochie, op blz. 75-76. Ik ga overigens niet zo ver om hem te vragen zich daarna, voor zijn eigen parochie, te willen logenstraffen: men moet het publiek van De Tijd voorzetten wat het bestelt.

5. ...‘in een wraaklustige verontwaardiging jegens de Europeesche cultuur’, meent de heer V.D., ging Forum zich te buiten ‘aan cynische ontkenning van den adel der menschelijke natuur’. Het is een van die frasen waarover de denker-voor-de-krant natuurlijk niet hoeft te blozen, maar de onjuistheid is weer flagrant. Wij ontkennen deze ‘adel’ alleen in de propagandistische en gevulgariseerde caricatuur ervan, zoals die ons hier wordt voorgezet; in een andere omgeving gezien is zij juist ongeveer het enige wat overblijft aan de ‘cynische’ lieden die elkaar niet naar de hemel verwijzen. Wij hebben nooit deze ‘adel’ bestreden, maar de halfzachte exploitatie ervan; nooit de europese cultuur (het programma van Forum zegt uitdrukkelijk het tegendeel van wat de heer V.D. hier klakkeloos beweert), maar haar polderlandse verbastering.

6. Het stellen van Multatuli tegenover Vondel is voor het vernuft van de heer V.D. de ‘geringschatting van het klassieke ten gunste van het actueele’, en weer lijkt het op zijn minst

[p. 636]

genomen onchristelijk dat hij ons de straf oplegt voor zijn eigen gebrek aan onderscheidingsvermogen en zijn eigen journalistieke vocabulaire. Wij hebben het woord actueel nooit genomen in deze betekenis, en wij menen dat wanneer het ‘klassieke’ van Vondel voor de heer V.D. niet meer actueel is, - en minder actueel bijv. dan Multatuli voor ons! - hij de kluchtige rol speelt van wie een mummie voor een levende vriend verslijt. Niemand is meer dan de heer V.D. hier een journalist, want deze journalistiek onjuiste interpretatie komt van hem. - Het fraais wordt bekroond door een gelijkwaardig citaat van een ‘fransch schrijver’ over ‘l'indigestion de l'auto et de l'avion’. Onjuist toegepast citaat, even lukraak als de interpretatie daaraan voorafgaand, even plat en on-intelligent. Ik tart de heer V.D. mij de passages in Forum aan te wijzen, waar hij de auto en de vliegmachine verheerlijkt heeft gezien. Het is zijn goed recht Forum niet te lezen, maar voor een ander dan katholiek publiek lijkt het van een elementaire eerlijkheid wanneer men zich dan ook niet als voorlichter opwerpt.

7. Over onze houding inzake de poëzie schrijvend - overigens onderscheidt hij hier de houding van Ter Braak niet van de mijne - heeft hij het natuurlijk over de waarde die wij toekennen aan de persoonlijkheid: ‘of in den cynischen stijl van het blad “den vent”.’ Behalve de groteske Jan-Lubbes-stijl van zo'n zinnetje, is het alweer onjuist. Het woord ‘vent’ werd door Ter Braak gebruikt in zijn eerste stuk over deze kwestie, ongeveer een jaar voor de oprichting van Forum, in De Vrije Bladen; vervolgens kwam het voor - maar reeds door mij gerectificeerd - in mijn polemiek met Marsman in het katholieke blad De Nieuwe Eeuw, in Februari of Maart '31. (Het eerste nummer van Forum verscheen eerst in November van dat jaar.) Ik ben zeker dat het woord - zelfs tussen aanhalingstekens - nooit in Forum zelf gebruikt is; in het programma van Forum (van Nov. '31) dat hoofdzakelijk door Ter Braak werd opgesteld, komt het al niet meer voor, terwijl daar toch het criterium beleden werd van de persoonlijkheid. J.C. Bloem,

[p. 637]

in Den Gulden Winckel, schreef later over ‘vorm of vent’ en over ‘ventisten’: deze ironie heeft de heer V.D. wellicht parten gespeeld. In ieder geval blijkt zijn voorlichting tot in deze onderdelen, die met een beetje schoolmeestersgeweten correct hadden kunnen zijn, onbetrouwbaar als de rest.

8. Dat Forum, na 4 jaar, verdwijnt, verklaart de heer V.D. door twee dingen: ‘het Hollandsche “succès de scandale” was nooit in evenredigheid tot de reëele belangstelling van het lezend publiek en de uitgever had het prestige der Vlamingen noodig om zijn tijdschrift ingang te doen vinden in een breeder kring van belangstellenden’. Ik wil de handelsreizigersstijl hier vergeten om mij te bepalen tot de handelsreizigersgeest. De heer V.D. doet hier dus rustig alsof ‘de reëele belangstelling’ van de ‘breeder kringen’ inderdaad met ‘prestige’ te maken zou hebben, inderdaad een geldige maatstaf is. Hij is een kalf of een Kitschmeier, als hij dit werkelijk gelooft. Indien deze man tot elementaire eerlijkheid in staat was, zou hij weten dat wat Forum ontbrak, een ‘Dageraads-publiek’ was op het peil van de katholieke gemeente die een blad als De Gemeenschap mogelijk maakt, d.w.z. de steun van een partij in de meest ‘cynische’ belichting die men daarop werpen kan. De uitgever had, uiteraard, niet zozeer het prestige nodig van de vlaamse redacteuren, maar de abonné's die zij aanbrachten; in deze verheven regionen meet men zijn prestige aan zijn aangebrachte abonné's! Maar zelfs zo genomen - als handelsreiziger dus - is de heer V.D. nogmaals alleen onbetrouwbaar, want hij ziet over het hoofd dat deze noodzakelijke vlaamse abonné's toegevoegd werden; dat de vlaamse afdeling op zichzelf evenmin had kunnen bestaan; en dat de uitbreiding naar Vlaanderen plaatshad op een basis van twee jaar noord-nederlands Forum, omdat, afgescheiden nog van de commerciële exploitatie van het blad, de medewerking van de vlaamse redacteur Roelants zich gedurende die twee jaar bepaalde tot één korte novelle in het eerste nummer en tot twee krabbels voor de rubriek Panopticum in de nrs 2 en 5.

9. De heer V.D. wijdt een met begrijpen getinte verwonde-

[p. 638]

ring aan het feit dat de vlaamse redacteuren zich zo lang ‘vrijmoedig en zelfs stoutmoedig konden vereenigen met eenigermate scabreuze bijdragen’, etc. Was de vorige onjuistheid laag, deze is hypocriet. De vlaamse redactie heeft van haar kant voor enige ‘scabreuze bijdragen’ gezorgd, die de nederlandse niets toegaven, tenzij er een bepaalde katholieke moraal bestaat inzake ‘scabreusheid’, een moraal bijv. die het onsmakelijke slikt als antisepticum. Ik verwijs naar het gedicht De blijde Liefde van R. Herreman (in no 10 van 1934) dat men ‘een zeer zwoel vers’ heten mag; naar een ‘geschoren gorgel’ van Persius (in no 2 van '35), die, al was hij dan Persius, niet minder een geschoren gorgel en voor zover ik zien kan niet minder in onvervalst vlaams was; naar een Nachttrein van Gerard Walschap (in no 9 van '34), waarin op de meest drastische manier een aantal handgrepen worden beschreven op een materie die misschien alleen de beursheid gemeen heeft met het oprecht christelijk gemoed; naar een verhaal van René Berghen (no 7 van '35), waarin ons een liefdesuur wordt voorgetoverd in even gloeiende als aanlokkelijke kleuren, eindigend met de wellicht even goed-vlaamse als voor een nederlands gemoed ontstellende mededeling: ‘In de schemering op de sofa kwam ze me vervoegen’ (blz. 700). Na al wat eraan voorafging, hadden wij, als nederlandse lezers, waarachtig mogen protesteren toen men die jongen ook nog behandelen ging als een werkwoord! De vlaamsche katholieken hebben in dit alles blijkbaar niets gezien - zodat het ons een raadsel leek wat vlaams en wat katholiek kon zijn in dit alles. Maar bij zoveel onbegrijpen leek het tenslotte even hypocriet als komisch, dat het ultimatum komen moest van diè kant! Als het stuk van Varangot - dat ik persoonlijk niet gelezen heb - in Forum verschenen zal zijn, zal de belachelijkheid wellicht nog meer op het oog springen dan nu. Ik blijf in ieder geval bij mijn theorie van het ‘zich breed maken’.

10. ‘Indien het afscheid [van Forum] meteen een geestelijke verwijdering tusschen Ter Braak en Du Perron beteekent, is dit voor den eerstgenoemde een belangrijke winst’, psycho-

[p. 639]

logiseert dan de heer V.D. Wederom een katholieke misschien, maar een lage, een onjuiste veronderstelling; voor ons gevoel tekenend voor degeen die ze maakt. Onder ons was een geestelijke verwijdering of het tegendeel nooit afhankelijk van het lot van een tijdschrift. Men zou kunnen denken dat alleen zijn jubelende haat de heer V.D. deze wensdromen ingaf, waarbij men aan een tijdschrift werkelijk al te veel belang toekent, maar helaas, hij spreekt ook hier misschien alleen uit ondervinding - en op het peil van zijn belevenissen met De Nieuwe Gemeenschap.

11. Verzaligd afwegend wie er niet en wie er wèl geschaad zullen worden door het opheffen van Forum en zichzelf kietelend met het vooruitzicht dat, goedbeschouwd, alleen ik eraan ten gronde zal gaan, verdwaalt de heer V.D. weer in een nieuwe feitelijke onjuistheid: ‘De dichter Slauerhoff, reeds van Forum afgescheiden, omdat hij de persoonlijkheid van de programmatische “venten” onvoldoende hoogschatte’ - maar hier liegt hij tenminste in commissie, d.w.z. hij liegt gezegde Slauerhoff na, die hetzelfde in een interview met de heer P.H. Ritter Jr voor-gelogen heeft. De dichter Slauerhoff, zozeer dichter, en zo wars van het literatorschap, en zo trots op zijn afwerige houding inzake interviews, is de heer Ritter met deze mededeling bijna om de hals gevlogen, zonder dat zijn dichterschap, zijn gretigheid of zijn prostitutie, er ook maar iets meer waarheid van maakten. De dichter Slauerhoff heeft zich gebelgd uit Forum teruggetrokken, na een mislukte campagne tegen één van de redacteuren; en het was eerst na het mislukken van zijn campagne dat zijn grief de meervoudsvorm aannam. Hierbij komt nog dat de kinderachtige, napoleontische betekenis van het woord ‘persoonlijkheid’ van Slauerhoff zelf afkomstig is, die nooit bijzonder geschitterd heeft als denkkracht: het spreekt vanzelf dat voor ons, in de literatuur, een ‘persoonlijkheid’ altijd mogelijk was, ook buiten de branche van gangster of matroos.

12. En tenslotte, beweert de heer V.D., ‘had het Hollandsche “Forum” zich reeds overleefd. Het teerde op de Vlaamsche

[p. 640]

vernieuwing der literatuur, speciaal der romankunst’. Over de eerste zin zou heel wat te praten zijn geweest, want in zeker opzicht - wanneer men Forum als onmiddellijk tegengif beschouwen wil - had de heer V.D. niet eens zo erg ongelijk. Zijn zuiverste karakter heeft Forum inderdaad verloren aan het eind van de tweede jaargang, en de heer V.D. bewijst de ‘Forum-richting’ een onverwachte eerbied, wanneer hij dit vereenzelvigt met een volledig sterfbed. Maar de handelsreiziger die in de twee de zin opdoemt, brengt alles weer op zijn geliefde peil. Het is een flikflooien van de Vlamingen ten koste alweer van alle waarheid. In de 2 jaargangen dat Forum met gescheiden redacties werkte, werd - om deze roman-voorkeur van Jan Lubbes dan even tegemoet te komen - uit Vlaanderen aan romans ‘geleverd’: Celibaat van Walschap en Tsjip van de allerminst katholieke Willem Elsschot, tegen uit Holland Het Leven op Aarde van Slauerhoff en Else Böhler, Duitsch Dienstmeisje van Vestdijk. Dat het hollandse deel hier minstens op gelijk peil staat, behoeft wel geen betoog.

Zo heeft de katholieke strijder en voorlichter Van Duinkerken dus kans gezien een record te slaan in een strijdmethode, die in Frankrijk spreekwoordelijk is geworden door de heer Massis, en die eenvoudig berust op de lafste vervalsing. Ik blijf bereid de heer V.D. voor te lichten op ieder punt waarop hij voorlichting nodig mocht hebben, d.w.z. waarop hij van zijn vileine strijdwijze wenst te worden overtuigd. Als hij gelooft - ook hier kan het geloof helpen - dat de dood van Forum met de mijne samenvalt, maakt hij zich blij met een dode mus. Ik maak mij minder illusies over hem, helaas, dan hij over mij; ik neem het ondankbare werk aan hem te bestrijden, zonder enige hoop dat hij iets anders worden kan dan... wat hij is.*

*Het feit dat de heer V.D. zijn stuk in De Tijd niet ondertekend heeft is voor mij geen bezwaar geweest om in hem de schrijver ervan te zien met de pertinentste zekerheid. Maar misschien dat hij zich ook hier van zijn liefste wapen bedienen wil.