Pierre Mélon: Le général Hogendorp

Dit is een voddig boekje, met de franse slag in elkaar geprutst door een onbevoegde hand. Dirk van Hogendorp is een van de eerste figuren van onze koloniale geschiedenis, en als men hem daarbinnen niet vermag te situeren door onbekendheid met het terrein - zoals de heer Mélon - en het dus prettiger en lonender vindt hem hoofdzakelijk te zien als generaal en adjudant van Napoleon, dan nog zou men het moeten doen met wat minder oppervlakkigheid. Zelfs voor wie het boek van J.A. Sillem niet kent (kent de heer Mélon het?), voor wie alleen in staat is Van Hogendorp's eigen, in het frans geschreven mémoires te lezen, brengt het niets nieuws met uitzondering van de enkele bladzijden uit de Souvenirs d'un Amiral van Jurien de la Gravière. Slordig en met voorbijgaan van sommige van de beste passages, heeft de heer Mélon Van Hogendorp's mémoires naverteld of gekopieerd. Het bezoek dat

[p. 293]

Arago aan Van Hogendorp bracht in zijn huisje op de helling van de Corcovado, en waarvan hij vertelde in Souvenirs d'un Aveugle, staat ook in de mémoires bijwijze van inleiding overgenomen; het relaas van andere bezoekers, dat men bij Sillem aantreft, ontbreekt bij Mélon. Een zeer lelijke kopie uit het Musée des Invalides, naar het voortreffelijke portret ten voeten uit dat men van hem kent en dat hem voorstelt als gouverneur van Hamburg, portret dat hem in Brazilië vergezelde en nu in het bezit is van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Den Haag, ontsiert het boek, geeft van de held ervan althans een ongunstig en gelukkig onjuist beeld.

In zijn belichting van Dirk van Hogendorp's persoonlijkheid is de heer Mélon weinig gelukkiger geweest dan in zijn overschrijven. Wanneer hij hem op Java laat optreden, ziet hij in hem niets dan de scrupuleus eerlijke ambtenaar, die zich keert tegen alle oneerlijken. Het is in hoofdzaken juist, maar zó ongenuanceerd schrijft men geschiedenis voor de kinderkamer. Dirk, in wezen wellicht genialer dan zijn beroemde broer Gijsbert Karel, d.w.z. van een spontanere, rijkere, veel minder tot het uiterste geëxploiteerde genialiteit, is vooral boeiend door de complicaties in zijn karakter, waardoor hij zijn beste kansen soms verspeelde. Hoogmoedig was hij niet minder dan Multatuli, aan wiens impulsiefheid zijn karakter soms herinnert; maar hij was als militair opgevoed en het was de militair, die Napoleon, toen hij reeds vijftig was, in hem nog herkende en voor wie hij een nieuw leven opende. Van de vele bijzonderheden, die dit karakter hadden kunnen doen uitkomen en een zo grote dramatische kracht verlenen aan dit leven, heeft de heer Mélon nergens partij weten te trekken. Het prachtige contrast tussen de broers Dirk en Gijsbert Karel, hun liefde en waardering voor elkaar, waar hun overtuiging hen zo vaak en ruw had kunnen scheiden; het ‘stendhaliaanse’ in de zelfbeheersing van de jonge Gijsbert Karel, die de één jaar oudere Dirk als zijn jongere broer beschouwde; de bekoring die het contrast tussen deze twee in hun jeugd juist bezit; dit alles

[p. 294]

heeft de heer Mélon onbewogen gelaten, omdat hij het niet kende of omdat Gijsbert Karel hem niet interesseerde. Van Dirk's tegenspeler op Java, de vette, laatdunkende commissaris-generaal Nederburgh, een satraap op zijn manier en Compagniesdienaar bij uitstek, maar een onwaardeerbaar personage voor de goede biograaf, schijnt hij nooit te hebben gehoord.

Het achterdochtige karakter van Lodewijk Napoleon vindt men in Dirk's mémoires tienmaal beter weergegeven. Van Napoleon tracht de heer Mélon natuurlijk te maken wat hij kan, maar zelfs over hem bevatten de mémoires een paar alleraardigste trekjes meer. Over Dirk's lichtgeraaktheid, die er met de jaren niet minder op werd, spreidt de heer Mélon de beroemde ‘mantel der liefde’; hij vertelt de ruzie met generaal Jomini bijv., maar niet die met de zoveel beroemdere maarschalk Ney, misschien uit een domme vrees Van Hogendorp daardoor bij zijn franse lezers onsympathiek te maken; het geschil tussen Van Hogendorp en Davoust in het belegerde Hamburg, dat in ieder opzicht de eerste tot eer strekt, vertelt hij vrij uitvoerig, maar wanneer Dirk de maarschalk, na diens laatste lompheid, op een duel uitdaagt, vindt hij dat waarschijnlijk te kras. En toch zijn déze trekjes juist zo boeiend en menselijk in deze man, die meer dan Multatuli voorloper was van de liberale koloniale politiek, en die - al had hij dan het nodige in de engelse koloniën waargenomen en al had hij de Javaan niet ontdekt zonder Rousseau aan de ene kant en het belang van de vervallen Compagnie aan de andere - zijn tijd zover vooruit was, dat men gerust zeggen mag, dat bij hèm de geestesgesteldheid aanvangt die een nieuwe wending na die van Coen zou betekenen.

Het boek van Sillem en de mémoires van Dirk van Hogendorp zelf zijn uitverkocht. In afwachting dat er een nieuw boek over hem verschijnt of dat de mémoires, die maar een normaal deel beslaan, herdrukt worden, kan het biografietje van de heer Mélon enig nut hebben. Maar tegenover de figuur, die hij heeft willen behandelen, staat deze biograaf als

[p. 295]

een kleuter die een rashengst als hobbelpaard heeft willen berijden en als een ‘kenner’ om er een op toe te geven. Eigenlijk is zijn ondertitel nog het meest bruikbaar: ‘Gouverneur à Java, Aide de camp de Napoléon Ier, Ermite à Rio de Janeiro’ - zo'n uitstalling kan er iets toe bijdragen om ook de nederlandse lezer aan deze uitzonderlijk boeiende Nederlander te herinneren, of - wat waarschijnlijker is - hem die te onthullen.