Gustave Roud: Petit traîté de marche en plaine.
De titel staat op een etiket, geplakt op een landkaart, die om het boek gevouwen is; het heeft iets moderns en iets ouderwets, iets leuks en zakelijks tegelijkertijd. Een titelblad werd hierna overbodig geacht, maar de lezer verneemt nu meteen dat de hier verzamelde pennevruchten nagedrukt werden uit het tijdschrift Aujourd'hui. Het is een zwitserse uitgave van een zwitsers schrijver, die blijkbaar met het modernisme vertrouwd is geraakt; en het is een grappig iets, dat men ook kan nagaan bij een zo modern Zwitser als bijv. Girard, dat de zwitserse ‘bonhomie’ niet weg te werken is door het meest parijse procédé; terwijl de moderne Zwitser schrijft als Giraudoux, zingt de stem van zijn ziel nog duidelijk hoorbaar een provinciaals wijsje, verwant aan Daudet en aan Paul Arène. De schrijver van deze notities, of liever prozagedichten met symbolistisch-intellectualistische analyses opgevuld, schrijft overigens allerminst als Giraudoux; die naam noemde ik slechts in verband met het werk van P. Girard. Neen, Gustave Roud is voor het rhythme van zijn zinnen veel meer in de leer geweest bij André Gide, een beetje bij Claudel ook, bij Schwob, kortom, bij het hele symbolisme. Zijn opmerkingen zijn dikwijls heel zuiver, raak, goed gevoeld en goed genoteerd; zijn rhythme is meeslepend als een drama in vers, dat het
publiek na vijf bedrijven lust geeft op rijm te spreken over wat het gezien heeft. Een bespreking van dit merkwaardige en sympathieke boekje zou eigenlijk in een prozagedicht moeten worden vervat. Alles, indrukken van het wandelen, gesprek met het spiegelbeeld in een trein, met de eigen schaduw onderweg, brieven aan een vriend, die Th. heet en ééns Thevoz, alles wordt opgenomen en verwerkt in één rhythme. Het fotografische portret van de molenaar alleen vormt een contrast; brengt een smaak van ‘eerlijke arbeid’ in deze gevoelssfeer, die door niets wordt gerechtvaardigd. Maar de energie van het gelaat is op een andere manier zwitsers en oprecht.