Tweede bedrijf
(als voren) Ja, ik heb altijd plezier als het jou niet meeloopt. Zo heeft ieder nu eenmaal zijn bijzondere pleziertjes.
Hé, juist omdat ik nooit reis, ken ik ze zo goed. Zonderlinge dwaling dat je mensenkennis zou opdoen door reizen. Poeh, de mensen zullen wel overal hetzelfde zijn, of ze bruin zijn of geel; aan het toerisme vertonen ze hun mooiste oppervlakte. Enfin, ik heb dan ook geen exotische aandelen, dat moet gezegd worden.
Ja, dat moet gezegd worden! Dat zullen we hier allemaal gaan zingen in huis. En dat ik ze wel heb, hè? Jij bent altijd zoveel knapper geweest! Wat jij met je geld gedaan hebt, was altijd voortreffelijk.
Pardon, hij was charmant. Het is heel iets anders. Vriendelijk heb ik hem nooit gezien, charmant daarentegen altijd. Ja, en zelfs nogal overdadig.
Maar Theodoor! Dit is toch àl te onhebbelijk! Vind je dat het moment gekomen is om mij... om een dode in zijn eigen huis te beledigen? Je zou niet zo gesproken hebben als hij nog hier was.
O, jawel. Tenzij misschien om hem te sparen. Het had hem het geloof in zijn eigen charme kunnen ontnemen. Nu hij dood is... enfin, je kan natuurlijk nooit weten. Maar dit weet ik toch wel zeker: als ik dood ben, kan niemand mij meer beledigen.
Ja, natuurlijk! Een doorgefourneerd materialist ben je! God weet wat je nog meer bent, dat je zo rustig kunt blijven in deze slechte tijden. Misschien ben je in het geheim huisjesmelker. Verwónderen zou het me niet, moet ik zeggen. Ik begrijp nog niet hoe ik je ooit heb kunnen vragen met me samen te wonen.
O, dat kan ik je wel verklaren. Toen Vik dood - en Evert in het leven ging, had je behoefte aan een mannelijke aanwezigheid hier, misschien bijwijze van lijfgarde. Je bedacht toen dat ik ergens alleen woonde en kreeg opeens hevig medelijden met me. En je bent me gaan halen. Misschien spaarde het een huisknecht uit, en dan, ik kon wel een huisjesmelker zijn, maar nu Anna tòch dood was, had ik ook geen verplichte erfgenamen.
Als je niet voelt, dat zo'n gedachte als een klap op je eigen gezicht neerkomt! Je moest je schamen. En ook om nog over Anna te spreken. Een prachthuwelijk, dat je daar gedaan hebt! Ik heb er met de kinderen nooit over gesproken, om ze nog enig respect voor je over te laten. Ja, dáár moet je nodig over spreken!...
Kom ik ongelegen?
Welneen, kindlief, treed binnen, treed binnen. Je moeder is net bezig te verklappen dat ze jou een beter huwelijk toewenst dan je oom. Niet, Klara?
Theodoor, ik verzoek je...
Wat is er dan, mama? Oom, waarom plaagt u mama zo? Ja, u plaagt, u plaagt altijd! Mama, Gerard is daar en vraagt...
Ha, Gerard?
men trouwt niet met een wezen, men trouwt met een familie.
Ik, oom? Bedoelt u mij?
Jou of een ander, kindje. Het is allemaal hetzelfde.
Ja, hij bedoelt jou! Die, die... God weet wat-i is!... die huisjesmelker misschien, daar op mijn fauteuil. Hij heeft zóveel verstand van huwelijken, dat hij misschien het jouwe ook nog zou willen dirigeren. Maar dàt zal tenminste niet gebeuren zolang ik er ben.
Lieve, je houdt mij voor edelmoediger dan ik ben, als oom van Miek. Ik verzeker je dat ik mij in haar huwelijk zal bepalen tot de rol van getuige. Dirigeer dus, dirigeer vrijuit, ik blijf hier gans werkeloos, in je fauteuil.
Miek, luister, hij mag het gerust horen. Gerard is er weer, zeg je. Goed, ik vind het heel prettig. Maar hij komt nu iedere dag, en het wordt tijd dat we weten waarvoor hij komt. Niet voor Evert, maar voor jou, dat hoef je niet tegen te spreken. Goed, ik heb er geen bezwaar tegen. Maar dan moet jij ook begrijpen...
Wat valt er te begrijpen?
Dan moeten jij èn hij begrijpen, dat hij niet met je spelen mag. Ik zie mijn dochter niet goed als zijn honderd-en-zo-veelste...
Dat is weinig.
Als zijn duizend-en-zoveelste... speelbal, zullen we maar zeggen. Als hij van je houdt, heeft hij je te vragen.
Mama, ik wil hem wel zeggen dat hij me vragen moet. Maar...
Je moet het hem liever niet zèggen. Je moet het hem op delicate wijze aan het verstand brengen; ja, aan het verstànd brengen.
Zie je wel dat je mee-dirigeert?
Ja, het is zo spannend dat je mee gaat doen, of je wilt of niet. Maar goed, ik ga uit de kamer. Mijn materialisme is hier trouwens geheel misplaatst, dat is duidelijk.
Miek, luister. Ik moet ernstig met je praten; de tijden zijn ernaar.
daan. Maar de tijden zijn nu algemeen slecht, je weet zelf dat iedereen spreekt van een wereldkrach van het kapitalisme. We hoeven daarom de moed niet direct te verliezen, maar toch, kind, we staan er slecht voor op het ogenblik, erg slecht. In bijzonderheden wil ik vandaag niet treden, ik weet ook te goed dat je me helemaal vertrouwt, dat je er zeker van bent dat ik al het mogelijke heb gedaan. Maar voorlopig...
Ik weet het nog niet.
Maar of hij je ten huwelijk zal vragen, is een andere historie! Kind, je begrijpt toch wel dat dit dwaasheid is? Het hangt van joù af, van joùw gevoel van eigenwaarde, welke houding hij tegen je aanneemt. Zelfs nu nog, in deze perfide tijd
Ik heb het nooit gemerkt, mama.
Maar ik heb daarom toch altijd evenveel van je gehouden.
der mijn kind!
Ik begrijp u niet goed, mama. Gesteld dat ik ooit Gerard's vrouw word, wat heeft dit met Evert te maken?
Het heeft... dit ermee te maken, dat je hem dan niet vergeten moet. De carrière van Evert is een moeilijke, dat weet je. Ik heb hem altijd gesteund, omdat het leven van een diplomaat, in de eerste jaren vooral, zo moeilijk is... en zo kostbaar. Je weet dat ook je vader al zijn trots in Evert had gesteld, in zijn carrière, en dat...
Wat een diplomaat precies is, zal ik wel nooit begrijpen; daar zal ik dan óók te dom voor zijn. Maar bedoelt u dat ik, als ik met Gerard getrouwd ben, Evert geld moet geven?
Nu ja, geld, geld; je hoeft het natuurlijk niet zó scherp te stellen. Je zou hem soms eens kunnen hèlpen.
Met geld toch, bedoelt u? Als u geld bedoelt, kunnen we toch gerust zeggen: geld?
Soit. Ik heb het ook altijd gedaan. En dàn: in latere jaren zou Evert het je dubbel en dwars terug kunnen geven. Mogelijk kan hij ééns ook Gerard van nut zijn.
Ja, want het geld moet natuurlijk van Gerard komen.
Ik vind het niet prettig daaraan te denken.
Het leven is niet prettig en wij moeten verenigd blijven. Zelfs Ada hoort bij ons. Ik spreek niet alleen van Evert, maar ook van Ada. Alleen, je broer is natuurlijk je broer en een nicht, een achternicht...
Ik zie ook niet in wat ik voor Ada zou moeten doen. Binnen een paar maanden haalt zij haar doctoraal en zij heeft mij onlangs nog verteld dat professor Ledeboer haar heeft voorgesteld bij hem op het laboratorium te komen. Ada kan best voor zichzelf zorgen, die heeft ons zeker niet nodig.
Nu ja, ik zei het maar bijwijze van voorbeeld. De familie is de familie, nietwaar? Ik spreek met jou over Evert, omdat ik weet dat hij jou nooit in moeilijkheden zou laten. Ikzelf, oude vrouw, blijf buiten beschouwing. En als Ada zo zeker is haar weg te vinden...
Blijft alleen Evert over. Ik zal erover denken. Maar ten eerste ben ik nog bij lange na niet de vrouw van Gerard, en ten tweede vind ik het wel naar om zo... mijn weg te vinden.
Had je me nodig?
Ja en neen. Het gesprek met mama vlotte vandaag niet erg. Zij ontdekt opeens qualiteiten in me.
Wel wat laat.
Ik had ze zelf ook nog niet ontdekt. Luister,... ik kan jou toch alles zeggen. Mama zou het heerlijk vinden als Gerard mij vroeg. Niet alleen zomaar, om mijn geluk bijvoorbeeld, maar om familieredenen.
Ik begrijp het niet helemaal.
Ja, om Evert bijvoorbeeld. We schijnen er tegenwoordig niet al te schitterend voor te staan, en Evert is de hulpbehoevendste van ons allen.
Waarom? Hij is toch...
De diplomatic, heeft mama mij uitgelegd, is een dure carrière. Vooral in het begin, en of Evert ooit aan het einde komt, is weer een andere vraag. Als hij aan het einde is, zal hij mij helpen. In afwachting daarvan moet ik het hem doen, als ik tenminste kan, begrijp je. Met het geld van Gerard.
Ik ben er niet zo zeker van dat hij het aan zou nemen.
Ik eigenlijk wel. Het spijt me als ik er je persoonlijk mee grief, maar ik eigenlijk heel erg. Wie zich op dat gebied zo rustig door zijn moeder laat verwennen, kan het zich ook laten doen door een getrouwde zuster. Maar ik denk er niet aan. Onder ons gezegd, ik heb helemaal geen sympathie voor deze dure diplomatieke carrière.
Dat is dan erg flink van je. Maar ik vraag me af of je het recht hebt om zomaar te veronderstellen...
Ik heb het recht over Evert te denken wat ik wil, en uit het weinige wat ik weet mijn conclusies te trekken. Ik ben niet verliefd op hem, en zie hem wel zoals hij is, geloof ik. Jij,... jou heeft hij altijd zand in de ogen gestrooid zoveel hij wou, niet?
Lief je, ik heb je nooit gezien als vandaag. Wat is er eigenlijk, en wàt weet je?
Alles wat je mij nooit verteld hebt. Dat je van Evert houdt, dat je gek van hem bent, dat je het jarenlang was, zelfs van kindsaf, dat je jarenlang zijn...
bijna altijd zijn dupe geweest, neem dit van mij aan, die drie jaar jonger ben. Ik had het je kunnen zeggen toen je voor het eerst... toen je dacht gelukkig te zijn en het voor iedereen wou verbergen. Vind je me vreemd, omdat ik nu pas zo tegen je spreek?
Neen, maar ik tracht je te zien zoals ik je tot dusver altijd gezien heb. Je bent opeens anders geworden.
Zoek niet te ver, het komt door het gesprek met mama. Ik zei je al: vandaag ontdek ik in mezelf ook qualiteiten. Maar, Ada, luister. Die mijnheer Van den Borght, die hier laatst voor je was... houdt die niet van je?
Ik weet er niets van.
Zeg dan liever dat je het me niet zeggen wilt. Dat je me niet vertrouwt en daarmee uit. Zoiets wéét je. Zoals je ook zeker moet weten dat Evert nièt van je houdt, nooit van je houden zal.
Miek, werkelijk, ik kan je niet meer antwoorden. Je moet maar denken dat ik bang ben voor je wereldwijsheid. Maar het zal wel over gaan; morgen kunnen we misschien weer beter praten.
Neen, want als ik me niet vergis, komt je vriend Van den Borght vandaag hier terug. Hij had er gisteren al kunnen zijn, dus vandaag komt hij zeker. En laat mij het dan maar voor je
zeggen: hij houdt wèl van je. Op een manier, die voor Evert waarschijnlijk voorgoed onmogelijk is geworden. Als je met jezelf rekening wilt houden, en niet meer alleen met je gevoel, als je met open ogen kunt staan tegenover de situatie, dan - geloof me - neem je hèm, en laat Evert over aan zijn... dure carrière. Maar misschien is een ironisch toontje gemakkelijker en vind je het al te dwaas dat ik je vriendin wil zijn.
Neen, Miek, heus, ik dank je. Ik had nooit gedacht dat je de dingen... zo helder kon formuleren. Maar laat me nu ook een beetje nadenken.
Ik vreesde al je niet meer te zullen vinden.
O neen, niets, een klein huiselijk verdrietje. Zo, ben jij mama weer kwijtgeraakt? Hadden jullie elkaar niet zo èrg veel te vertellen?
Jawel; maar wij blijven al te veel tasten in het onzekere. Je moeder schijnt me nu eenmaal met alle geweld in het huwelijk te willen zien verongelukken. Het is misschien wel voor een groot deel plagen...
Maar ze meent het toch ernstig, wil je zeggen. O ja, vast en zeker. En weet je met wiè ze jou dan in het ongeluk zou willen storten?
Neen...
Met mij.
Neen, werkelijk...
Ik kan niet aannemen dat jullie mannen zo dom zouden zijn. Mama is er ontzettend op gesteld dat wij samen trouwen. Dat jij met mij trouwt. Dat jij mij ten huwelijk zult vragen.
Maar waarachtig, ik... eh...
Maar waarachtig, jij hebt er niet zóveel plezier in? Dat kan ik mij voorstellen. Ten eerste, nietwaar, ben jij al zoveel lange jaren volstrekt geen man voor het huwelijk; en ten tweede, gesteld dàt je moest trouwen, waarom zou het dan juist met mij zijn?
Neen, dàn... àls het gebeuren moest...
Kom, excuseer je niet. Jij bent veel aardiger zoals je bent; de - hoe zei je ook weer?- de verouderende verleider.
Binnen zekere grenzen.
Tot dusver wel, ja. Vind je het erg?
Ik weet werkelijk niet wat ik je daarop moet antwoorden. Als ik mocht toegeven aan mijn egoïsme...
En dat doe je natuurlijk.
Dan zou ik moeten zeggen: ja. Maar als ik aan jou moet denken...
En aan mij alleen.
Dan zou ik...
Je zou bijvoorbeeld zo lang kunnen wachten tot dat vuur in me, je weet wel...?
Welk vuur?
Dat waarover ik later als een zachte vrouw ga dromen, maar waarvoor ik de goden - en jou - dankbaar moet zijn, omdat jullie het nù nog in me laten branden...
brandt, dat ik helemaal in lichter laaie sta; en dàn...
Het is niet aardig me te bespotten om iets, dat ik door jou gedwongen op papier heb gezet.
Maar ik bespot je niet, ik lach omdat ik je aardig vind. Neen, echt. Een echte aardige verouderende verleider. Geef me nu een zoen, wil je?
Kind, je weet werkelijk niet wat je... Neen, dit is toch onmogelijk!
Wat? Dat het vuur zo hard in mij brandt, of dat je me gaat verleiden?
Maar jij zegt dat niet? Jij wilt niet?
Ja, ik... wil niet. Ik heb het mama nog helemaal niet gezegd, maar jou kan ik het nu al zeggen: ik... wil niet. Gek, hè? En je denkt, dat ik het zeg bijwijze van manoeuvre. Maar je vergist je. Ik heb net zulke bezwaren tegen het huwelijk als jij, al is de positie van ons vrouwen nog altijd een beetje moeilijker, dat zal je toegeven. Ik hoop ook niet, dat ik zo'n, zo'n... help mij eens...
Zo'n affiche zal worden voor de vrije liefde?
Dat bedoel ik precies! zo'n affiche zal worden als jij zegt. Maar ik geloof dat ik van mijn kant ook liever vrij blijf. Ik hou nu wel van je... o! je vindt het toch wel goed?
Ja?
Als ik vind dat jij mij verleiden moet, zal ik het je zeggen. Je moet het dan ook maar doen en niet prat en van onmogelijkheden en zo meer. En vóór ik dat vind, moet je maar van mij
houden als nu. Zo, op een fauteuil, met mij, je echtgenote voor de grap, naast je.
O neen, ik vind het heerlijk.
Niet jokken. Maar onverdragelijk vind je het niet, anders was je al weggelopen. Nu Gerard, zeg eens, heel eerlijk, even eerlijk als ik met je praat: vind je het nièt naar, om zo'n beetje van me te houden, ook zonder me te verleiden?
Dat vind ik juist zo heerlijk.
Wat een bekeerling opeens! dat vind ik niet gezellig.
Ik zou het misschien niet meer zó heerlijk vinden, als ik vooruit wist, dat het ook altijd zo moet blijven. Maar je hebt me nu de hoop gegeven dat eens...
Dat het niet altijd zo zal zijn. Ja, en luister. Ik zal ook mijn best doen om het zo kort mogelijk te maken. Geloof je dit?
Ik heb hem niet gezien.
Dan ga ik hem even halen. Blijven jullie nu hier wachten?
Al lang hier? Wij komen net terug van een wandeling.
Ja-a, wij waren zelfs in deze dreven aan het marauderen. Edoch, wij moesten ons vergenoegen met een ietwat weemoedig commentaar over - eh - verre en vervlogen geneugten. Jij, ondertussen, schijnt je beter te hebben vermaakt.
Vermaakt is niet helemaal het woord. Ik heb het hier heel gezellig gehad, ja.
Ja, Miek is op haar tijd heel bruikbaar gezelschap. Heb je hier de hele middag met haar alleen gezeten?
Het laatste deel van de middag wel. Ik heb ook met je moeder in de tuin gewandeld.
En de oom niet gezien? Dat is dan een bof. Ik weet niet waarom hij mij in de laatste tijd zo op de zenuwen gaat. Hij was altijd een beetje onmogelijk, maar ik kan er tegenwoordig minder goed tegen.
Het is altijd een lastige fase, wanneer iemands eigenaardigheden eigenlijk niet veel meer dan een kleine traditie voor ons
zijn geworden. Zo raakt men zelfs gedegoûteerd van de grootste mannen. En je oom, met alle respect, is hoogstens groot als type.
Het type van de kleine man, ja, met de vele reusachtige onhebbelijkheden. Mijn moeder zegt telkens dat ze niet goed begrijpt waarom ze hem hier gehaald heeft. En ik begrijp het ook niet. Maar vandaag of morgen zal ik hem dat zeggen.
Je moeder zal het hem ook wel eens gezegd hebben. Met weinig resultaat, wil mij voorkomen.
Ik zou me maar niet tegen hem opwinden. Niet dat hij mìj zo bijzonder sympathiek is, maar... hij lijkt mij niet helemaal verantwoordelijk voor zijn karakter.
Wie van ons is dat wel, denk je? Jij? Ik steek direct de vinger op als er gevraagd wordt: wie niet?
Neen, ik vreesde anders te onverhoeds in jullie conversatie te vallen.
Wij zweerden ganselijk niet samen. Wij discussieerden over mensen die al of niet verantwoordelijk mogen heten voor hun karakter.
Een soort gewetensonderzoek onder u drieën? Ik feliciteer u
als het resultaat heeft opgeleverd, hoe dan ook. De meeste mensen missen in de eerste plaats het karakter, waarover ze zich zouden moeten verantwoorden.
Ha! het karakter? Inderdaad, in deze zin wel een vergeten gebruiksvoorwerp, maar bij sommigen als oud roest nog aanwezig.
Hé, hé, de diplomatic betoont zich agressief, vanmiddag.
Mijnheer Van Rheen, u die zo weinig - eh - diplomaat is, moest ons een kijkje gunnen in uw binnenste. U màg ons niet, zoals wij hier met ons drieën bijeen staan, zegt u het maar eerlijk.
Wat zal ik u zeggen, mijnheer Ockerse? Het is natuurlijk gemakkelijk genoeg eerlijk te zijn, maar men zou elkaar toch ook nog moeten begrijpen. Het is tussen ons, vrees ik, een misverstand van generaties.
Niet helemaal. Of althans, dan zijn er uitzonderingen. De plotselinge sympathie, die u bijvoorbeeld voor Van den Borght hebt opgevat, is mij niet ontgaan. En Van den Borght, ofschoon zijn stugheid u misschien aantrok, hoort toch onmiskenbaar bij òns.
Spreek voor jezelf, ik ken die jonge man niet.
Maak je niet ongerust, ik weet wat ik zeg.
Bravo!
Het werd tijd dat je ook mij een beetje bewonderde.
Mevrouw, wat ik u bidden mag...
En ik die niets van hem ken! Ik, die van hem alleen maar twee strofen in mijn poëzie-album heb gelezen! Gerard, wanneer krijg ik een bundel van je?
Nooit! Goddank eindelijk een jongmeisje, dat niet aan literatuur doet, en dan zou ìk deze paradijsstaat bederven?
Kom, Mary heeft wel meer gelezen dan ze nu doet voorkomen. Zij stelt zich een beetje aan. Zij zou het trouwens van niemand vreemds hebben, want ik was als jongmeisje dol op poëzie. Toen lazen we nog braaf De Musset en Lamartine.
Sindsdien is het veranderd, nietwaar, mama? Niet alleen zijn alle jongemeisjes de meest verdorven auteurs gaan lezen, maar u heeft de poëzie verlaten, tenminste zolang het mij heugt, en dat wordt al een hele tijd, als je het goed nagaat.
Je moeder is zich in de loop der jaren meer gaan toeleggen op de poëzie der feiten, heet het zo niet? En op die der cijfers, die nog veel moeilijker is. Vanmorgen nog hadden we een kleine polemiek over exotische poëzie van dit soort, nietwaar, Klara? Als we niet door Miek waren gestoord...
Ik kan me levendig voorstellen hoe u over dingen debatteert die exotisch zijn. Heeft u wel eens een kamerjapon of maar een theemuts gehad, die niet echt hollands was? Wanneer is u voor het laatst in het buitenland geweest?
Het is voor de heer Van Rheen niet nodig naar enig buitenland te gaan. Hij zou ook daar zichzelf niet verliezen.
U weet niet hoe juist het is, wat u dáár zegt! En toch, nietwaar? wat gaat op tegen de engelse distinctie, het germaanse gevoel, de franse esprit?
Mevrouw, niettemin hebben wij ook hier in Holland onze curiositeiten. Ik bedoel nu niet onze museumschoonheden, maar zelfs onze levende waarden. Om tot de door Rijckloff zo verfoeide literatuur terug te keren, daar is bijvoorbeeld onze grote Florens...
Ik heb wel eens wat van die man gelezen. Het mag een groot schrijver zijn, maar verder dan ook een burgerman. Een zwierige pen, mogelijk, maar een burgerlijke geest.
Ik moet u alweer tegenspreken. Laat mij u maar deze anecdote
over hem vertellen. Toen Florens nog geen vier-en-twintig was, reed hij in een open rijtuig door Amsterdam naast mevrouw Waalders-Duntrop, op dat ogenblik veruit onze begaafdste actrice, zoals men toen zei: de Sarah Bernhardt van Holland. Hij had zich daarvoor een witte bolhoed aangeschaft, en aangezien daarbij een passend kostuum hoorde, had hij zich een compleet wit flanellen kostuum laten aanmeten, zodat hij zeer de aandacht trok. Zijn ouders, calvinisten van deftigen huize: de vader een schrale man met druipende bakkebaarden, de moeder een oude dame van ivoor, beiden altijd van top tot teen in het zwart, zaten op een bank in het Vondelpark en zagen het spektakel voorbijkomen. Dat hun zoon de amant was geworden van die vrouw - die bovendien zijn moeder kon zijn - hun hart bloedde ervan, edoch zij klaagden niet, zij negeerden het met de volle negatie van hun calvinistische deftigheid, zij bleven zelfs zonder kikken. Toen, op een dag, aan tafel, in de huiselijke kring...
Mevrouw, in allen dele. Toen, op een dag, aan tafel, sprak opeens de jonge Florens: ‘Vader, ik veroorloof mij u aan te kondigen - hij sprak altijd zo deftig - dat ik mij in de echt denk te begeven’. Doodse stilte aan tafel: de ouders keken elkaar aan met een blik van: ‘Daar valt onze zoon ten prooi aan dat wezen’. Niettemin zei rustig de oude Florens: ‘En met wie, als ik vragen mag?’ En de jonge Florens antwoordde: ‘Dat zal u te gelegener tijd worden geopenbaard’. Een paar minuten later kwam het tweede meisje binnen met een dampende soepterrine. En de jonge Florens stond op, vatte haar bij de hand en sprak: ‘Mag ik u dan hierbij voorstellen aan mijn aanstaande gade?’ En hoezeer de ouders nog méér schrok-
ken, hij is met haar getrouwd. Die man, mijnheer Van Rheen, is alles wat u wilt, behalve burgerlijk.
U moet mijn broer niet au sérieux nemen als hij zulke dingen zegt, mijnheer Ockerse. U kent hem nog niet als hij schertst...
Je weet heel goed dat ik niet scherts, lieve. Je hebt Anna weinig gefrequenteerd, dat is wel zo, maar zij heeft er daarom niet minder om bestaan.
Mijnheer Rijckloff, gaat u nog even met mij kijken naar de rozen? Jij ook, Mary? Als oom zo mal doet, laten wij hem maar zitten.
Het kan mij persoonlijk weinig schelen of het waar is of niet. Maar u heeft voor mama daarnet weer wat bedorven.
Het spijt mij oprecht, dat ik u de gelegenheid heb geboden
tot deze - eh - kleine manifestatie. Maar u zou wellicht iedere gelegenheid hebben aangegrepen, dat troost me.
Het is mogelijk. We spraken zoëven van verschillen tussen generaties, maar door de eeuwen heen heeft men, in bepaalde omstandigheden, eigenlijk maar twee soorten mannen gehad: zij die trouw blijven aan hun woord, die het gevoel hebben van te moeten betalen, en zij voor wie ieder woord alleen maar deel uitmaakt van de veroveringscampagne en die zich tot niets verplicht achten.
Deze laatste soort lijkt mij dan eervoller. Als u de liefde bedoelt, of wat daarvoor moet doorgaan, dan zijn zulke contractuele gevoelens toch wel een beetje vernederend. Het valt bovendien heel erg te bezien of men wel ooit spreken mag van veroveren, of het niet altijd op zijn best een ruil is,... ik geef toe: niet altijd van gelijke waarden.
Als er iets vernederends is in de rol van de vrouw, dan komt die vernedering door de natuur. Of door de maatschappij, die het ongehuwde moeders nog altijd zo lastig maakt.
Ook zó zou ik nog willen dat de vrouw de volle verantwoor-
ding droeg. In onze tijd, tenminste. Een vrouw met enig karakter en energie, moet zich zelf ook zo nog weten te redden.
Er zullen helaas altijd genoeg vrouwen overblijven, die in de eerste plaats zacht en... dom zijn. En dan,
Sweet seventeen, zacht, dom, onopgevoed, arm, en van mindere stand. Laat ons meteen àlle gegevens verzamelen voor de volksroman. Ja, dit verlaten en verleide meisje, met een pand van de verrader onder het hart, was door de eeuwen heen een beklagenswaardige verschijning, laat ons ook heden een traan storten over haar.
Mij dunkt, dat wij nu verstandig zouden doen om ook de rozen bij zonsondergang te bekijken. In de late zomer is dit wel het uur, om in de eigen tuin - eh - ver en kosteloos te reizen.
Ja, deze kamer krijgt iets onrustigs.
Ik denk dat wij binnenkort allen wel uiteen zullen gaan. Over twee maanden hoogstens, ben ik klaar, en professor Ledeboer heeft me laatst zijn voorstel herhaald.
Het is gek zoals iedereen opeens anders doet, vandaag. Eerst Mary, toen oom, nu jij. Dat die kleine bekentenis van oom op
jou opeens zo'n indruk zou maken... Ik begrijp het niet; ook niet waarom jullie je zo schrap zetten tegen elkaar, in al dat praten. Waar dienen al die theorieën voor? Je bent toch zoals je bent?
O! zó kant en klaar uitgeknipt en opgezet zijn wij toch ook niet. Maar je hebt gelijk, er is wel genoeg gepraat.
Het is onnodig tegen mij die komedie te spelen. Tot dusver was ik geen collectienummer.
Het is geen komedie, ik word alleen maar consequent. Het is soms nodig, heus, om een houding, of als je dat mooier vindt: een levensopvatting wat scherper te bepalen. La mise au point, zegt de Franzoos. Ik poneer dit: àlle vrouwen zijn vogelijntjes. En ik doe het niet op de manier van een straatlied.
Alles slijt, bij nadere beschouwing. Al was ik zo intelligent als
Socrates en zo mooi als de Apollo van Belvédère, op een dag, in één uur, één minuut, zou je uitgekeken zijn en snakken naar andere schoonheden, andere intelligenties.
Je draait de rollen een beetje om, maar au fond heb je gelijk. Ik zei je al dat ik je zo nieuw zag, vandaag. En ja, ik raak nu wel een beetje uitgekeken.
Er is met jou misschien ook iets gebeurd... Trouwens, ik zei al dat het tijd werd dat ik van hier wegging.
Om niet in dezelfde fout te vervallen.
(gaat aarzelend in de richting van Ada) Waar zit je?
Dank je. Het is donker hier. Zal ik het licht opsteken?
Neen, laat nog maar even. Ik zal het direct wel doen. Ga zitten.
Wat is er met je? Ik kan je bijna niet zien en je stem klinkt een beetje vreemd. Is er iets?
Niets, dank je.
Ik zie eigenlijk niets dan het puntje van je sigaret en een stuk van je hand. Als ik mijn hand
Maar je zou je branden.
Daar is wel een kleine kans op. Maar dat zou zo erg niet zijn. Mag het?
Maar dan wil ik niet kijken. Ik ben niet erg sadistisch aangelegd.
Ik hoop het. Nù...
Dat zou ook zo erg niet zijn.
Neen. Het was eigenlijk kinderachtig. En jij?
Neen, ik zei je al: het was een improvisatie.
Maak nu het licht maar aan, wil je? Bij de deur daar, rechts. (Van den Borght draait het licht op, zij kijken elkaar vreemd door de kamer aan.) Kom je nu weer hier?
Neen, later. Het is nu voorbij.
Toen ik je de laatste keer zag, bij Warda, had ik het gevoel dat je iemand nodig had; sterker dan ooit, bedoel ik, want ik had het eigenlijk altijd. En ook, terwijl ik toch veel sympathie heb voor Warda, de onaangename indruk dat jij... een ander soort was dan zij, dat zij niet veel voor je zou kunnen doen, ondanks al haar inzicht. Zij is toch een heel stuk ouder dan jij, niet? En een vrouw die
Ik heb altijd veel aan haar gehad.
En toch was je alleen, ook bij haar; ik ga romantische dingen zeggen: trots en hulpeloos alleen.
En het lijkt wel of het zo is.
Ja, op zoiets lijkt het.
Ja. En als ik je vroeg wat ik voor je bèn, zou je zoiets zeggen als: een vriend.
Misschien iets meer toch.
Ièts meer dan, en sedert héél kort. Als ik denken kon dat het geluk met mij was, zou ik het geluk dankbaar zijn. Maar ik vrees dat ik alleen maar zou profiteren van een verwarring.
Je kunt mij schrijven als je denkt dat ik werkelijk wat voor je
doen kan. Je zult het waarschijnlijk niet doen.
Merkwaardig bescheiden van hem, en ongewoon. Ik vertelde hem eergisteren dat ik een sigarenwinkel zou openen. Het is niet waar, maar hem vertelde ik dat.
Hij is dan bescheiden geweest.
En ongewoon. Want hij doet wel eens meer zijn best, dat is het niet, maar hij slaagt er meestal niet in.
Ik wens je het beste.
Je schijnt nog altijd boos te zijn. Waarom, vraag ik me af, waarom? Omdat ik je een vogelnaampje gegeven heb? Daar is het toch mee begonnen.
Het is een heel goed woord. Het kan in een ander geval wonderen verrichten.
Neen, ik geloof nu dat het ongeluk aanbrengt. Misschien maak ik er een volgende keer ‘woudduifje’ van. Of waarvoor die rijmen? een volgende keer zeg ik ‘kolibri’.
Zoëven had je het beter door.
O, dus je bent er werkelijk beu van? Dat is alleraardigst, als het waar is. Dat fnuikt mijn trots natuurlijk, maar dat is alleraardigst!
recept bezorgen. Zullen we hartelijk afscheid nemen en elkaar als vrienden terugzien?
Och, je hebt wel iets aardigs. Ik zei je al: het beste.
Bepaald hartelijk schijnt het niet te kunnen worden. Enfin, het is mijn schuld.
Als ik in de weg sta... Tot ziens dan.
Ik weet niet wat je verwachtte.
Minstens een aanzoek! Ik had het heerlijk voor je gevonden.
En dan was jij ook bezorgd geweest
Het spijt me dat je zo wordt teleurgesteld.
Ik heb een berichtje voor je: Ada gaat morgen ook weg.
O, kon ze dàt niet in mijn bijzijn vertellen?
Niet dat ik weet, neen. Maar soms weet je die dingen zelf niet, dat is het gekke.
Zo, heeft ze haar migraine?
Van jou, ja. Men zou het van minder krijgen. Maar dat is niet alles; zij heeft waarschijnlijk behoefte met haar geluk alleen te zijn. Ik ben er toch zowat zeker van, dat de heer Van den Borght zich heeft uitgesproken.
Dus toch de reparateur? Mooie rol, daar niet van.
Ik ben liever voorzichtig, als je het goed vindt. Jij zou alles nog kunnen bederven. Jij zou in staat zijn Gerard te besmetten... met je nieuwe manier.
Het komt mij voor dat jij ook nog al ‘nieuw’ bent, al zijn onze manieren dan verschillend. Je wordt toch werkelijk een toonbeeld van de doelbewuste nieuwe vrouw. Alle eer! Men kan een harde dobber aan je hebben.
Ja, en jouw methode zou zeker bij mij niet opgaan.
Had je liever gezien, dat ik ze duur maakte? Alle waar naar zijn geld...
Neen, ik heb zó juist veel aan je gehad. Ik heb minstens zoveel van je geleerd, als je leerlinge Ada, als je het goed uitrekent. Alleen stond ik wat minder onder suggestie van de leraar.
Jij krijgt de eerste prijs! En wat wou je nu? Wat is de bedoeling van deze bekentenis? Moet ik je alleen maar hevig bewonderen, of wens je me te intimideren?
doek