[p. 649]

Saídjah's lied in het maleis

Het lijkt mij niet ongewenst hier nog de volgende documenten te geven, in verband met Multatuli's kennis van het maleis*. In noot 6 van de Havelaar vertelt Multatuli immers dat hij het lied van Saïdjah oorspronkelijk in die taal had geschreven en voegt daaraan toe: ‘Waar dat stuk beland is, weet ik niet, en op dit oogenblik zie ik geen kans het in die taal te maken. Waarschijnlijk ligt het in een der koffers of pakken papieren die ik na m'n vertrek van Lebak op m'n verdrietige Odyssee hier en daar moest achterlaten... Ik denk dat bedoeld stuk voor den dag zal komen na m'n dood, als ik niet meer daar wezen zal om te vragen hoe men er aan gekomen is?’

Na het schrijven van deze noot moet hij die maleise lezing dan toch hebben teruggevonden, want het Multatuli-museum bezit het document in kwestie; er zijn zelfs verschillende lezingen van de maleise romance.

In de eerste plaats een vel papier waarop - links in arabische karakters, rechts in Multatuli's eigen hand een transcriptie in latijnse karakters - een maleis gedicht dat de ‘grondtekst’ van Saïdjah's lied geweest moet zijn. Daaronder heeft Multatuli een lijstje gezet met verklaring van de voornaamste woorden; op de achterkant van het vel een vertaling in nederlands proza. Dat het gedicht ook in arabische letters op het vel voorkomt en dat, zowel in de transcriptie als in de prozavertaling, woorden werden opengelaten, wijst op een maleise tekst die niet van Multatuli zelf is en waarop hij verder geborduurd heeft toen hij zijn gedicht schreef. Ik laat hier van

[p. 650]

deze kennelijk oudste lezing de transcriptie en vertaling in Multatuli's hand volgen*.

Kapada Adinda
 
Saija berdoedoek di pinggier soengie,
 
Menengar gambang berboenji rami,
 
Djantan menangis di kaijoe djatie
 
Soedahlah lama beroessak50 hatie.
 
Di atas goenong, di bawa langit
 
Memandang hoetan, meliehat boekit
 
Saleikor boerong die tangkap orang
 
Tjelaka saija poen tidakh koerang
 
Gielang, gomilang baris51 sirih
 
Meninggal sahaija s'aorang dirie
 
Di tjioemlah orang djadie chialie
 
Aoranglah saijang sakalie kalie
 
Berpagar bintang bertjaja tjaija
 
Adinda poelang kapada saija
 
Handakhlah Sjems terlaloe soekah
 
Mendatlah saija hilang doeka
 
Maka dhoeloe adalah [open]52
 
Dimana sekarang berdjalan [open]53
 
Melatie dhoeloe haroemlah bawoe
 
Angien tioplah melatie laijoe
 
Dimana boelan boelan pernama
[p. 651]
 
Djanganlah boelan bermejga lama
 
Djikaloe boelan menimboel poela
 
Djika Adinda [open]* bermoela.

Aan Adinda

 

Ik zit aan den oever van de rivier, ik hoor de speeltuigen vrolijk klinken, de mannetjes(vogels) klagen (weenen) in de djatiebosschen, (en) reeds lang is mijn hart bedroefd; boven de bergen (en) onder den hemel zie (ik) de bosschen en aanschouw ik de heuvelen; een enkele vogel (is) door den mensch gevangen, (en) er ontbreekt niets aan mijn verdriet. De laan der betelboomen schittert en glinstert en ik vertoef (hier) geheel alléén; de mensch wordt (ik word) bedwelmd (geraakt in verrukking) door kussen, en men wordt (ik word) (daardoor) hevig aangedaan (heb daarmede medelijden). De sterren schitteren door de heggen; Adinda, kom (toch) bij mij, ik begeer (zoo) zeer hevig een schat (opdat) ik mijne droefheid verlieze; [open regel] En vroeger was er [open] waar nu [open] loopt, (en) de Melattie waassemde vroeger dezelfde geuren uit, (maar) (nu)speelt de wind (met) de verwelkte bladen. - Wanneer de maan vol (zal wezen), blijf (dan toch) o maan, niet lang bewolkt, (want) wanneer de maan wederom uit de kirn zal rijzen, dan eerst (zal) Adinda eveneens (wederkomen)54.

 

Uit noot 145 van de Havelaar blijkt dat Multatuli in 1875 vernam dat de heer Wiersma, zendeling in de Minahassa, de Saïdjah-episode in het maleis vertaald had; hij zegt dan: ‘Het doet me leed nooit 'n exemplaar van die vertaling onder

[p. 652]

de oogen gekregen te hebben. Zeer in 't bijzonder had ik zoo gaarne dat lied in 't Maleisch weergezien. Het mijne begon: liatlah badjing tjari penghidoepan, enz. Dit herinner ik mij, maar van 't vervolg niet veel meer’. - Het is het tweede lied dat Saïdjah in de beroemde episode neuriet; niet dat met het refrein: ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’, maar het andere, dat begint met: ‘Zie hoe de badjing zijn levensonderhoud zoekt’ en waaraan Multatuli laat voorafgaan: ‘Het ware mij liever u zijn lied te kunnen voorlezen in 't maleisch, dat italiaansch van het Oosten, doch ziehier de vertaling’.

Van dit lied bezit het Multatuli-museum in het maleis 2 afschriften. Het kennelijk oudste is in Multatuli's eigen hand en in ouderwetser spelling (u voor oe, o voor oe, etc.). Misschien heeft Multatuli, er later niet meer zo op vertrouwend als toen hij het pas vervaardigd had, het wegraken ervan voorgewend om het niet te publiceren. Hier volgt het toch, volgens de lezing in Multatuli's handschrift*.

 
Upi Adinda!
 
Hatiku paija!
 
Nanti,
 
Bernanti,
 
Pangil,
 
Memangil,
 
Tjari,
 
Mentjari,
 
Tungu,
 
Menungu,
 
Hatiku paija,
 
Upi Adinda!
[p. 653]
 
Liatlah badjing tjari pangidupan
 
Naïk turon klappa, main kiri kanan
 
Poetar melompat, djato, naïk, turon,
 
Sababnja tida tjepat kaï burong.
 
Ontong terlalu, badjingku slamat,
 
Pasti njang tjari pengidupan dapat!
 
Saija sendiripun di hutan djati
 
Duduk bernanti pengidupan hati.
 
Sudahlah perutnja badjingku kenjang -
 
Sudahlah lama masok di sarang,
 
Tapi slamanja djiwanja saija,
 
Hatiku paija - Upi Adinda!
 
Nanti,
 
bernanti
 
pangil etc.
 
 
 
Liatlah kupu kupu kuliling,
 
Kaja kembang waru saijab gemiling
 
Hastinja tjinta boenga kenari
 
Pasti kasaijangan harum di tjari.
 
Ontong terlalu, kupuku slamat
 
Apa njang tjari, tantuken dapat!
 
Saija sendiripun di hutan djati
 
Dudok bernanti kasaijangan hati.
 
Soedahlah lama tjium kupu kupu
 
Bunga kenari tjinta terlalu
 
Tapi slamanja djiwanja saija
 
Hatiku paija - Upi Adinda!
 
Nanti,
 
bernanti
 
pangil etc.
 
 
 
Liat mathari tjahaija tingie,
 
Tingie diatas bukit waringin.
 
Pannas terlatu turun di minta,
 
Tidor di lahut kai ja bini di tjinta,
[p. 654]
 
Ontong terlalu mathari slamat,
 
Apa njang tjari tantuken dapat!
 
Saija sendiripun di hutan djati
 
Duduk bernanti diamlah hati.
 
Sudahlah lama turun mathari
 
Tidor di lahut - trang sudah lari
 
Tapi slamanja djiwanja saija
 
Hatiku paija - Upi Adinda!
 
Nanti,
 
bernanti
 
pangil etc.
 
 
 
Kalu tralagie kupu kuliling
 
Kalu tralagie bintang gemiling
 
Kalu tralagie harum melatti
 
Kalu tralagie kerasahan hati
 
Kalu di hutan tralagie binatang,
 
Kalu Adinda belom lagie datang,
 
Nanti bidari saijabnja gellang
 
Turon di bumi tjari njang korang -
 
Nanti ketingalan badannja saija
 
Hatiku paija - Upi Adinda!
 
Nanti,
 
bernanti
 
pangil etc.
 
 
 
Nanti bangkehku di liat bidari,
 
Pada sudarah menundjuk djari.
 
Liat di lupa saorang mati,
 
Mulutnja kaku tjioem boenga melati,
 
‘Mari kit'angkat ia di saorga,
 
‘Njang sampeh matti nanti Adinda
 
‘Djanganlah soengoh tingal di situ
 
‘Njang punja had tjinta bagitu’. -
 
Dan lagi skali mulutku buka
 
Pangil Adinda njang hatiku suka;
[p. 655]
 
Tjium lagi sekali melati bunga
 
Dia njang kassi - Upi Adinda!
 
Nanti,
 
bernanti
 
pangil etc.
*Ik publiceerde ze ook reeds in het Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, aflevering 1 van jaargang 1940.
*De heer E. Gobée, oud-adviseur van inlandse zaken, was zo vriendelijk handschrift en transcriptie voor mij met elkaar te vergelijken. Voor de voetnoten is van zijn opmerkingen een dankbaar gebruik gemaakt. Volgens hem is het oorspronkelijke gedicht zonder twijfel van een Maleier.
50Moet zijn: bersoesah.
51Moet zijn: berisi.
52Het arab. handschrift heeft: pawan. Wellicht is dit hetzelfde als pawang: zoeker van damar in de bossen, zoeker van bosproducten. Deze regel en de volgende zouden dus betekenen: ‘Vroeger waren in deze streek alleen maar mensen die bosproducten zochten, nu gaan de heren er wandelen’.
53Het arab. handschrift heeft: toean.
*Het arab. handschrift heeft: bagi. In deze drie gevallen heeft Multatuli blijkbaar het handschrift niet kunnen ontcijferen.
54Deze prozavertaling is dichterlijk, maar vrij: bijv. de man is hier ‘bedwelmd door kussen’, terwijl het arab. hs. nog maar spreekt van een verlangen naar die bedwelming.
*Volgens de heer Gobée is dit gedicht hier en daar on-maleis gedacht en geformuleerd. Multatuli's weduwe heeft erover gecorrespondeerd met een malaïcus die haar op enige fouten heeft gewezen, reden vermoedelijk waarom ook zij het niet heeft gepubliceerd. Toch blijkt uit dit gedicht zelf, meent de heer Gobée, en ook uit de door Multatuli aan zijn ‘grondtekst’ toegevoegde woordenlijst, dat Multatuli voor die tijd behoorlijk maleis kende en met intelligentie over die taal had nagedacht.