24
Wanneer het Multatuli echter overkomt zijn zoon te bewonderen, wordt dit voor de Schoondochter alleen maar aanleiding om hem opnieuw van allerlei lelijks te betichten. Zo in de door haar op blz. 350 geciteerde brief aan Funke, waarin Multatuli met voorbeelden vertelt hoe hij zijn zoon “in zekere opzichten onbegrijpelijk knap vindt”; wat op de volgende bladzij slechts dit commentaar aan de Schoondochter ontlokt: “Dáár zat het angeltje van de afgunst”...
Op blz. 364 wordt haar interpretatie rondweg komisch. Zij stelk daar tegenover elkaar Multatuli's bewering dat Edu “zich door wat brokstukken van wetenschap en geleerdheid zoo interessant [kan] voordoen” en zijn veronderstelling dat Edu “eerst de propaedeutische beginselen door zijnde, zeer spoedig zou kunnen promoveeren” - en: “Dit rijmt nu weer in 't geheel niet met dat zich-slechts-als-geleerd voordoen”, betoogt de Schoondochter. Dit is komisch om twee dingen: 1e omdat de Schoondochter blijkt in haar verontwaardiging niet meer te kunnen lezen, want Multatuli zegt niet dat Edu zich geleerd, maar dat hij zich met geleerdheid interessant voordoet; 2e omdat voor de Schoondochter dus al echt geleerd is, wie promoveren kan! Geen wonder dan ook wanneer Edu's talenkennis in haar mentaliteit ongeveer de proporties zal hebben aangenomen van wat in de wetenschappelijke wereld een talenwonder genoemd wordt; zodat, wanneer zij de kennis van Edu tegenover die van Multatuli stelt, zij eigenlijk vermeent zoiets te stellen als de kennis van bijv. een Snouck Hurgronje of een Kern.
Alleen wanneer de gepromoveerde in kwestie haar misnoegen heeft opgewekt, vermag de geleerdheid van het promoveren geen indruk meer op haar te maken. Zo heeft bijv. de toch gepromoveerde - en cum laude, laat ik dat de Schoondochter toch en passant mogen meedelen! - dr Menno ter Braak haar alleen nog maar kunnen bewijzen (blz. 416) “dat intellectueel niet hetzelfde is als intelligent en dat innerlijke beschaving niet kan worden verworven door een academische opleiding”. Zeker, zeker, Ter Braak staat in de nederlandse letterkunde te boek als bijzonder onintelligent, en als dat nog niet vaststond moge de innerlijke beschaving van deze dame, waarvan heel haar boek búlkt, het nu definitief bewijzen. Ter Braak “moge door zijn universitaire studie zekere mate van ontwikkeling hebben opgedaan”, wil zij wel zo goed zijn te veronderstellen, maar deze studie blijkt toch niets meer te zijn naast de onbetwijfelbare geleerdheid van de heer E. Douwes Dekker Jr, die alleen maar leraar M.O. was zonder gepromoveerd te zijn,
maar... “de moeilijke acte B. Fransch veroverde, met een sujet spécial, dat de leden van de examencommissie in verlegenheid bracht, daar geen van allen... hem daarin kon examineeren” - op de voorzitter na, gelukkig (blz. 484). “En wie in heel Holland kon zich ook maar in de verste verte met hem meten, wat betreft zijn grondige kennis èn van 't Italiaansch, èn van het Milaneesch èn van 't Venetiaansch??” volgt daar pal bovenop, met 2 vraagtekens.
Op dit peil van beschaving en geleerdheid, zou men de Schoondochter alleen nog maar vragen kunnen stellen; bijv.: Of Lodewijk van Deyssel, ergens met instemming door haar geciteerd, die Mimi's uitgave van Multatuli's brieven toejuichte, van die brieven die “zoo groote verontwaardiging opwekten bij het beschaafd voelend publiek”, dus een bij uitstek onbeschaafd voelend man was.
Hoe de “volslagen ontoerekenbare” Multatuli, die ook voor Edu en Nonnie was: “gila”, “gèk”, “krankzinnig” (men notere dat Multatuli op zijn beurt Edu van krankzinnigheid betichtte zodat vader en zoon in dit opzicht quitte zijn) - hoe die ontoerekenbare, en bovendien domme, man het klaarspeelde zoveel te schrijven dat de Schoondochter zelf wel “de eerste” wil zijn als waardevol te erkennen; waar haalde die “volslagen ontoerekenbare” al dat waardevolle vandaan?
Of het door haarzelf op blz. 203 tegen mevrouw Omboni uitgespeelde “le style c'est l'homme... et la femme”, dus bij Multatuli niet meer opgaat, waar een grote en mooie stijl de uitdrukkingswijs blijkt te zijn van een integraal lelijk, ontaard, leugenachtig en klein mens; en of dit “le style c'est la femme” ook geldt voor het boek dat De Waarheid over Multatuli en zijn Gezin genoemd werd.
Of de opmerkingen van de heer Montijn, oud-leerling van Edu, op blz. 17 van dit boek geciteerd, zoals: “De artistieke mensch wordt bijna altijd verkeerd begrepen en beoordeeld door de Droogstoppels der samenleving!” - en: “De aantijgingen tegen een doode zijn m.i. weerzinwekkend: ex unguis
leonem” - wèl opgaan voor Edu, maar niet voor Multatuli; en zo ja, volgens welke bijzondere wetten der Natuur.