16

Want toch zal ook de biograaf van Multatuli met dit boek van de Schoondochter rekening moeten houden; niet met de ⅘ zuivere familierel, met uitgescholden neven en nichten, rehabilitatie van Edu en ‘noodzakelijke’ tegen-bekladding van Multatuli, maar om de ruim 100 bladzijden die zij wijdt aan Multatuli's huiselijke tragedie. Dit hoofdstuk heet: De ‘Legende’ der Verwaarloozing. Dat ‘legende’, zo tussen aanhalingstekens, is weer te wijten aan de kliek Pée, Ter Braak etc., mijzelf niet te vergeten, die beweerd heeft dat de publicatie van Multatuli's brieven aan zijn uitgever Funke (in het boek van dr Pée) een eind gemaakt had aan het verhaal dat Multatuli zich niets van zijn eerste vrouw en kinderen

[p. 602]

had aangetrokken. In Groot-Nederland schreef ik, en de Schoondochter citeert het met haat:

 

‘Dat Multatuli een vader zou zijn geweest die zich niets van zijn kinderen aantrok, dr Pée maakt een einde aan deze goedkope en toch al niet zo sterk gefundeerde legende. Zelfs in het boek van Meerkerk, dat grotendeels door Edu werd ingegeven, kan men lezen dat Multatuli zeker rijkelijk geleden heeft onder de verbrokkeling van zijn gezin. Dr Pée publiceert een aantal brieven van Multatuli... waardoor dit leed uitvoerig wordt bewezen. Evenzeer moet worden vastgesteld dat deze vader, gegeven zijn omstandigheden, voor zijn kinderen gedaan heeft wat hij kon.’

 

Maar dit nu is allemaal onzin, betoogt de Schoondochter. Zij is erop gesteld te handhaven dat Multatuli niet alles deed wat hij kon; zelfs niet ‘gegeven zijn omstandigheden’. De man kon het niet nalaten zijn vrouw te doen lijden, omdat hij het niet kon nalaten haar te bedriegen; al het geld dat hij kreeg, gleed hem door de vingers, vooral door zijn ondeugd: telkens weer te proberen aan de speeltafel méér geld te maken. Hij offerde zijn vrouw en kinderen op aan zijn fantastische plannen, en als die mislukten, moest hij anderen verantwoordelijk stellen en loog in zijn brieven dat het een aard had om tot dat fraaie doel te geraken. Hij bracht zijn kinderen in een ‘ménage à trois’, waarin zij een hel meebeleefden. Hij haatte toen en later zijn zoon en deed alles om hem te belasteren.

Veel hiervan was sinds lang bekend. De Schoondochter is heel boos dat ik dr Pée nagepraat heb dat het boek van de heer Meerkerk door Edu werd ingegeven, maar het feit blijft bestaan dat het boek van de Schoondochter een heel wat groter knaleffect zou hebben gehad, als de heer Meerkerk zijn boek niet had geschreven. En daar de Schoondochter haar gegevens hoofdzakelijk, zoniet geheel, aan Edu dankt, stelt zij hier het probleem: aan wie, zoniet aan Edu, de heer Meerkerk dan deze zelfde intieme bijzonderheden dankte. Hoe het zij,

[p. 603]

bij de heer Meerkerk is tenminste een pogen ook Multatuli als hel-bewoner te zien, ook zijn leed en ellende te begrijpen. Bij de Schoondochter is hij op zijn best ‘volslagen ontoerekenbaar’ (blz. 78), maar ook zó stelt zij hem aansprakelijk voor alle ellende; hem alleen, zou men zeggen, als daar ook niet ‘madame Mimi, de maîtresse’ geweest was. Deze historische bijdrage is zo ‘objectief’ als het maar zijn kan: er is één afgrijselijk beledigde, de wettig-gehuwde vrouw en moeder; er zijn twee verwaarloosde en misdadig slecht opgevoede kinderen. Daartegenover een krankzinnige en zijn maîtresse. Men weet wat een maîtresse precies is, nietwaar? Het is een vrouw die zich met lage listen in het wettig huwelijksgeluk van een andere vrouw heeft ‘gedrongen’; die van die vrouw haar man heeft ‘afgetroggeld’, meestal zonder hem zelf lief te hebben, of zo ja, dan alleen met een perverse en uitsluitendzinnelijke hartstocht; die zijn geld opmaakt en zich door hem laat ‘onderhouden’; kortom, een alleszins ignobel personage, de eeuwige verachting waardig van alle wettig-gehuwde en ook anderszins waardige mevrouwen.

Welnu, op dit punt althans zal de ‘objectieve historicus’ de Schoondochter niet ter wille kunnen zijn. Het personage van Mimi Hamminck Schepel, het jonge meisje dat haar ouders verliet om zich geheel aan Multatuli te wijden, om de bitterste ellende met hem te delen, moge velen niet zó sympathiek zijn als de ongetwijfeld veel zwaarder beproefde Tine, tot een duivelin zal zelfs de ijver van mr Tromp Meesters haar niet kunnen maken. Overigens is deze gezinskwestie een hoofdstuk dat voornamelijk dr Pée aangaat, en waarover hij heel wat beter gedocumenteerd zijn tegenlicht kan laten schijnen dan het mij mogelijk zou zijn, zelfs als ik mij daartoe voelde aangetrokken. Maar bij voorkeur beperk ik mij hier tot een meer algemene beschouwing.

Ter Braak heeft gezegd dat hij in dr Pée's boek het familiedrama van Multatuli soms had meegeleefd ‘als een roman’.

Hoe schandelijk! riposteerde de Schoondochter. (Ha, de hyena!) Ter Braak verduidelijkte: niet als een romannetje,

[p. 604]

maar als een roman. Men kan net zo goed bulgaars spreken voor deze oren. Ja, ja de literatuur is toch maar alles! hoont de Schoondochter. Het werkelijke leven is iets veel ernstigers, betekent dat. Zij houdt zich bij wat zij het werkelijke leven noemt; dat komt beter voor haar uit, ik geloof het zonder moeite. Had zij toch het familiedrama van Multatuli moeten behandelen als in een roman - een goede, wel te verstaan, - dan had dit van haar begrip vereist, tact, psychologisch aanvoelen, intelligentie, een soort hogere menselijke onpartijdigheid; zij had het moeten weergeven als hel, niet minder dan zij het nù deed, maar ook Multatuli's aandeel in dat hellelijden moeten proberen mee te voelen. Ieder zijn leed, ieder zijn waarheid, à la Pirandello. Nu was een verwoed schelden op de ‘pathologische leugenaar’ een van haar voornaamste troeven.

Juist waar haar verhaal boeiend begon te worden (blz. 254) kan zij zich niet weerhouden alles te bederven door een keffende uitval tegen Ter Braak, met weer een verkeerd citaat betreffende Ter Braak's verlangen dat Multatuli's kinderen het ‘formaat’ van hun vader etc. zouden zien, omdat uit Ter Braak's (nog wel in haar eigen boek herdrukt) artikel blijkt dat dit verlangen natuurlijk de látere kinderen gold - die het geluk hadden beiden 76 te worden - en niet de Edu en Nonnie van 1869. Overigens zal een bepaald soort literatuurhistorie, voor roomse krantenlezers bijv., ook zó het relaas van de Schoondochter gaarne aanvaarden, gezien de heer Asselbergs van Duinkerken die het in De Tijd samenvatte in de lapidaire formule dat Multatuli ‘op ordinaire wijze zijn vrouw in den steek liet en haar daarna nog voor financiëele doeleinden exploiteerde’. Zó ordinair had ik het bij de Schoondochter zelf nog niet gelezen.