[p. 62]

Stevens pinxit

 
Half over 't album is zij neergezegen,
 
de ivoren waaier tegen 't hoofd goudblond,
 
de blote linkerar'm, blank en rond,
 
beschaduwend een mond zacht en verlegen.
 
 
 
En in haar blik, welk zoekend overwegen,
 
welk troebel water, met toch diepe grond -
 
de hals is vrij, te vol haast, kerngezond,
 
het lijf in strak, hardgeel satijn geregen.
 
 
 
Een gele golf stroomt over heel haar stoel.
 
De rechterar'm, door het hout gesneden
 
der leuning, wijst, schijnbaar zonder gevoel,
 
in lange bruine handschoen, naar beneden.
 
 
 
Mysterie van 't satijn, hautain en zwoel...
 
De redeloze zonde haar te ontkleden!