[p. 58]

O lieflijk dorp

 
O lieflijk dorp, omringd door geurge boerderijen,
 
waar elk oprecht is, elkeen wandelt met de Heer,
 
waar klokkezang zich mengt met het gekwinkeleer
 
van vinken die in zoveel vroomheid zich vermeien.
 
 
 
O lieflijk land, vol honing en doorzwermd van bijen,
 
waar de éne veldwachter nooit grijpt naar het geweer,
 
waar de notarisvrouw in pruimen stelt haar eer,
 
waar in gezond verstand de mollen zich verblijen!
 
 
 
O land, waar zelfs de dood beleefd de dokter groet,
 
de dokter die zijn hoofd schudt als hij hem ontmoet
 
en werpt een bloesemregen roos op beide schouders.
 
 
 
O dorp, waar de pastoor iedere beê verhoort,
 
behalve trekken aan 't gewijde klokkekoord
 
wanneer hij kindren doopt uit ongezegende ouders.