[p. 51]
De bezitting
De vijver ligt begroeid, het water is doorweven
met slierten groen en bruin, een voetstuk puilt,
waarop geen beeld, grauw cement, zwart bevuild.
Hoe lang heeft men de tuinman hier geen loon gegeven?
Er moet een tuinman zijn, want er is leven
nog in het park, een verre klop, die spade schuilt
maar half in 't hoge gras... Twee ogen, roodbehuild,
een lang wit lichaam dat komt langs de bomen zweven...
Dat 's al. Dat alleen leeft hier nog. Dat dwaalt ontzet
door deez' bezitting, vrouw of fee, met slappe tred.
Vermoedlijk vrouw: een fee heeft andre mooglijkheden.
Een fee is vrolijker, en zonder eigendom
drukkend op haar. Zo'n park, waarin een kom
iéts schoner water, houdt een rustig mens tevreden.