E. du Perron
aan
J.D.N. Versluys en E. Prins

Tjitjoeroeg, 7 februari 1937

Tjitjoeroeg, 7 Febr. '37.

Den Heeren J.D.N. Versluys en E. Prins.

Mijne Heeren,

Met verbazing heb ik uw missives gelezen; maar één ding staat vast: als het van mij afhangt, gebeurt er niets van wat u voorstelt. Ik vind deze heele manier van doen één lam geschipper, en zie niet goed wat ik daarmee te maken heb (ik heb niets anders gedaan dan Slauerhoff geholpen met de meest practische arbeid, iedere nuance van de opvatting is zeer karakteristiek van hèm). U hebt het nu over historische opvattingen, maar ik vraag mij af of u wel eens van een literaire opvatting hebt gehoord. Het voorstel van den heer Versluys om Coen wèl verliefd te laten zijn op Saartje, maar hem als een held van Hollywood te laten knijpen tusschen ‘plicht en liefde’, is niet alleen potsierlijk maar teekenend: voor dergelijke vervalschingen schrikt uw bewondering voor de figuur van Coen dus niet terug? Hij had, zoo deugdzaam zijnde, volstrekt niet het recht op Saartje te verlieven, terwijl zijn wettige huisvrouw Eva een kind van hem onder het hart droeg. Historisch is het stuk bovendien niet te verdedigen: noch Van Diemen, noch Specx, die er niet was en die nooit een degen getrokken zou hebben tegen Coen, zijn historisch verantwoord; het eenige wat hier telt is de vizie van Slauerhoff. Wilt u een stuk over Coen opvoeren dat hem in uw oogen zonder schaduwzijde eert, bestelt u het dan bij een ander; er zijn, lijkt mij, leveranciers van vaderlandsche stukken te over in Holland. Maar als u Slauerhoff wenscht op te voeren, voert u dan Slauerhoff op, en zijn Coen, al of niet historisch, en laat ze beiden ongecastreerd.

Dit is alles wat ik te zeggen heb op uw overwegingen vol jong en moedig initiatief.

Met beleefden groet,

E. du Perron

Origineel:?

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie