E. du Perron
aan
E.G. de Roos

Brussel, 3 en 4 januari 1932

7117misschien was hij7118 voor een groot deel zuiver crimineel: een beetje moordenaar, een beetje erotomaan, een beetje oplichter. Ik hoop dat ik nù onbillijk ben, maar dear Christ! als je dan ook zóó'n facie voor je krijgt! (voor den man die mijn ‘held’ was, als Wronsky7119 dien van Nijhoff!)

Als ik geen ander portret van hem kan krijgen, publiceer ik dit portret zeker niet; dan laat ik Willink er een fantazie-teekening van maken, met dit als basis, soit, maar een klein snorretje en haar over den schedel, zooals hij eruit zag in den terroristischen tijd. - Als je me het ding terugstuurt, laat ik het ook nog even door Hellens verifieeren, die hem gekend heeft, want Otten kreeg dit van Rost, en een kleine kans van mystificatie is niet uitgesloten. Maar ik vrees het ergste. - En wat zal Méral een plezier hebben als hij het te zien krijgt! Ik hoor hem al: ‘mais oui, je savais bien qu'il avait une gueule comme ça. Ecoute!...’ en dan komt er een heele speech om te bewijzen dat Sawinkovs rotkerels zijn en après tout heusch veel erger dan Azevs.7120

Ik heb nog altijd het land over mijn laffe brief van vanmorgen.7121 Die laatste scène met Simone (gistermorgen) was er ook niet heelemaal vreemd aan. Ik had het gevoel dat ik je beter heelemaal kon opgeven, dan je zoo half te hebben als nu, en dan - faute de mieux - op papier met je te leven; ik heb je in een vlaag van vermoeienis voorgesteld om maar niet meer in Antwerpen te komen; om niet nogmaals een ‘afscheid’ met jou te hebben en om sneller van hier te kunnen verdwijnen. Alsof ik elders opeens veel gelukkiger zou zijn! Maar dat is het niet: maar het gevoel van opgeven brengt een ontspanning mee, een soort béatitude in het ongeluk, en zonder met jou rekening te houden, alsof jij dit alles eigenlijk wel prettig vond, heb ik je voorgesteld om elkaar liever heelemaal niet meer te schrijven en om op me te wachten tot ik werkelijk heelemaal vrij zou zijn. - In dit laatste is wel iets zuivers, ook wel iets moedigs, maar die moed der lafheid, je weet wel, de moed van het verwende jongetje dat zijn zin niet gauw genoeg krijgt. Als ik je ooit in een nieuwe vlaag van dien aard zooiets schrijf, wees jij dan intelligenter dan ik, Bep, en onthoud wat ik je nu zeg. Ik kan het ‘beschamende document’ nu wel verscheuren; het is er nu uit, op een veel minder dwaze manier. Ik heb een excuus: ik had een slapelooze nacht achter me; maar nà je dat geschreven te hebben, heb ik nog een uur of 4 geslapen, van 6 tot 10 ongeveer, en dààrna heb ik het nog bijna verzonden omdat ik het toch wel goed vond qua uiting, of eerlijk of zoo - met 4 regeltjes naschrift. Niets zoo goed als warme koffie en daarna wat frissche lucht voor zulke broeierigheden (ik als ‘latijn’ moest daar nu toch juist geen last van hebben!) Enfin, be my treasure, en àls ik ooit zooiets verzend, weet dan vooruit dat ik het niet wil, dat ik er èrg ongelukkig onder zou zijn, omdat ik er toch niet in slagen zou te vergeten dat er één werkelijk iets voor me bestaat: jij, jij, jij.

Iets anders nu, waar je antwoord op moet geven. Als het zoo uitliep, dat ik je alleen een heel ‘burgerlijk’ bestaan zou kunnen aanbieden, iets doodeenvoudigs dat alleen nog maar door hard werken bereikt werd, als ik dus nooit meer iets zou kunnen schrijven of doen, behalve misschien de bête-ste journalistiek (ik denk nu aan Greshoff, die een artikel per dag schrijft, puur om ze te plaatsen) zou je dan van me blijven houden, denk je? Als je The Second Man nu gelezen hebt, herinner je je misschien dat mijnheer Clark Storey hierover eenige zéér juiste dingen zegt tegen mevrouw Kendall.7122 Als je samenleeft in bepaalde omstandigheden, worden allerlei gevoelens ‘omgegist’ - en niet tot ‘poëzie’, voor-waar!7123 - je zou moeten houden van een Eddy die misschien alleen in je herinnering nog lijkt op de Eddy die je hebt leeren kennen. Zou dat lukken, denk je? Ik voor mij ben zeker dat ik van je zou blijven houden, hoe dan ook - tenzij zwaar verminkt in het gezicht, maar dat is dan ook het allerergste. Maar verder zou je verlamd kunnen zijn; oud worden in één trek, zooals dat soms gebeurt; zelfs als je een bochel kreeg (dit is niet zoo gek als je denkt, ik zie n.l. een beetje Annie van Schendel voor me), ik zou onverminderd van je houden. - Gisteravond sprak Greshoff naar aanleiding van de situatie met Simone, over mijn toekomstige ‘mogelijkheden’ en bleek het me dat ook hij gelooft dat ik ‘nooit een vrouw gelukkig zal maken’. Ik heet autoritair, egoïst, verwend - ik vraag me zelfs af waarom mijn vrienden (waaronder hij dan toch) nog zoo op me gesteld zijn. Ik ben er niet op ingegaan, omdat het me eigenlijk amuseert dat mijn beste vrienden me zoo zien. En toch heb ik mijn ware gevoelens dikwijls genoeg uitgesproken, maar ze schijnen te denken dat dit schoone fantazieën van me zijn. En als ik zoo'n bui heb als die van vanmorgen, dan ben ik bang dat ze ook wel een beetje gelijk krijgen. Dat hèbben ze wschl, ook wel, ik zal wel niet altijd zóó lief voor je vermogen te zijn, als ik het zou willen. Maar jij bent toch verre van bête, en vooral, je hebt toch doorzicht genoeg: geloof je dat ik zoo tyranniek, egoïst, enz. zal zijn? (Atie Greshoff kwam me even te hulp: ‘maar ten slotte hééft Eddy dan toch nooit met een vrouw samengeleefd van wie hij werkelijk hield.’) Ik wou dat ik wist waarom je van me houdt, afgescheiden van mijn gevoel voor jou; ik heb nog voortdurend het idee dat jouw gevoel alleen maar een antwoord is op het mijne, en dat dit op den duur niet voldoende zal zijn.

Ik zou je kameraad willen zijn, onder welken ‘titel’ dan ook; nietje ietwat vaderlijke, koesterende bewonderaar. Ik zou mij in scherven willen vechten tegen wat jou aanrandt, maar zonder een zweem van het idee ‘beschermer’ daaraan te verbinden (gesteld zelfs dat dit niet a priori onmogelijk was). Ik zou alles bij je goed willen maken wat anderen mochten hebben misdaan - zooals ik je al schreef - maar dan op 1000 mijlen van het burgerlijke idee van ‘reparatie’ af, of hoe dat heet, je weet wel.7124 Kortom, ik wil je naast me hebben, altijd, oneindig liever dan wat de burger verstaat onder: ‘van’ mij. Je vroeg me laatst of het idee van een naderend huwelijk me toch niet afschrikte; en ik zei neen, omdat ik hoop met jou het bovenstaande te bereiken, in welke uiterlijke vorm dan ook. En dit kan, hoeveel je ook van mij houdt; ik weiger aan te nemen dat ik daar (wetens althans) misbruik van zou maken. Als ik je zooveel van al mijn ‘liefdes’ heb verteld, op het ondelicate af, en een mindere intelligentie had me al veel méér dan ondelicaat gevonden, dan is het omdat ik - niet bewust, veeleer instinctief - voortdurend de wil had dat je zou begrijpen dat dit alles niets was, of, op zijn best, mislukkingen; dat ik met jou alles overnieuw begin, dat jij niet alleen de revanche bent van het geval Clairette, maar van alles. Dit is iets anders nog dan het ‘waarom houd ik zooveel van je?’ van die eersten avond; toèn bestond het voor mijzelf ook nog in die vragende vorm, al heb ik altijd geweten dat jij iets ‘bizonders’ voor me kon zijn; nu is het, op het samenzijn na. En nu: weetje zeker, Bep, dat je ongelukkig zou zijn als ik morgen - laat ons zeggen: verdween? dat je niet, achterin je, het gevoel zou hebben dat een samenblijven met je vader dit toch wel vervangen kan - in afwachting dan altijd van iemand die veel meer voor je zijn kan, dan ik nu? Ik heb dikwijls deze vrees in me. En - ditmaal is het heelemaal geen kwestie van trots, - maar ik zou dit akelig vinden, ik zou het gevoel dan niet kunnen verliezen dat jij, vergeleken met wat jij voor mij bent, dan tekort werd gedaan.

Enfin, ik ben nog altijd ‘in groote gevoelsverwarring’ (zooals Vic Vriesland zich uitdrukt). Tant mieux, en je moet het mij maar vergeven. Als jij er niet meer bent, dan zal ik probeeren te leven naar dien raad van papa Paulhan: ‘en probeer niet te verlangen dat men veel van je houdt’.7125 Tot zoolang vecht ik liever met al mijn gevoelens, gelukkig dat ze er zijn! En nu zeg ik 100 ×: ‘Bep, Bep, Bep...’ (je weet wat dit beteekent.)

Je Ed.

Maandagmorgen, bij 12 uur.

Bep, ik heb den heelen nacht doorgewerkt en op een paar bladzijden na is de 2e acte klaar! Zeg nu niet dat ik mezelf niet overtref, soms. En alles lijkt mij ‘best’; ik heb er ook van alles in gedaan: gevoelens, theorieën, belevenissen, - anders kàn ik het niet, anders heb ik toch het gevoel dat ik iets aan het maken ben en er is niets zoo erop berekend om mijn interesse te fnuiken als dat. Zelfs onze sigaretscène7126 heb ik erin gebracht; voorloopig schrijf ik maar voor mijn eigen plezier (toch heusch zonder in Ada heelemaal jou, of in dien braven Van der Borght, die op verzoek van Greshoff niet meer Diederik maar Maurits heet, mij te zien). Wat er dan later voor jouw gevoel uit moet, kan nog altijd worden geschrapt. De scène tusschen V/d.B. en Ada begint prachtig, vind ik, en ik ben erin blijven steken omdat mijn moeder hier kwam, maar vanavond, of liever vannacht, maak ik alles af. Nog maar deze scène (ik heb er nog geen idee van hoe ze verder verloopen zal), dan: Ada, Mary; en Mary en Evert; twee nogal ‘subtiele’ scènes, maar beide vrij kort (2 blzn. elk, ongeveer). Evert valt in deze acte een beetje af; hij verveelt zich zoo in Hilversum en Oom werkt hem op de zenuwen (Oom Léautaud), maar Mary komt geweldig op, dat zal je gewaar worden!7127 Die was in de 1e acte nog wat bleek, volgens Greshoff dat is nu een deern van vleesch en bloed geworden! Voor Evert heb ik nog alle gelegenheid in de 3e acte, waar hij geen oogenblik van de planken gaat. Die 3e acte wordt hierna erg gemakkelijk; deze 2e was de moeilijkste. Oom heeft me hier geweldig geholpen; en Rijckloff, je moet eens kijken hoe Mary hem om haar vingertje windt en hem toch nog hoop overlaat de ‘verleider’ te blijven, the poor silly poet! Ik bloosde erbij toen ik het schreef; Jany is toch niet zóó goeiïg.

Dank voor St. Saturnin, dat ik vanmorgen kreeg.7128 Ik ga morgenavond naar Antwerpen, omdat ik anders nooit overmorgen tijdig aan de ‘Oosterstaatsie’ kan zijn! Neem je vooral Vigny7129 mee?

Ik kreeg een alleramusantste brief van Freddy Batten, en van R. van Lier; ook dàt zal je aanschouwen!

En hierbij de langaangekondigde préface van Malraux voor Lawrence.7130 Uiterst intelligent, een béétje ‘Sorbonnard’ toch, als altijd in zijn essays; maar ik heb er van alles tegen te zeggen. Niet als theorie op zichzelf, maar als theorie toegepast op dit boek. Het wordt een mooi ‘erotisch’ artikel voor Forum. Neem het stuk weer voor me mee; misschien lees je het in den trein.

Dag, dearest of all! Tot overmorgen. Je

E.

Die Fernandez Ramon7131 is toch een geleerd rùnd, en schrijft eigenlijk een onleesbaar charabia.7132 De vervelende kant van Malraux 6 × vergroot en met complete afwezigheid van M's persoonlijkheid. - Maar ik ga lezen van Berl (en jij ook!) Le Bourgeois et l'Amour.7133 En houden wij ons gedekt! (Misschien wordt ook dat een artikel voor Forum, - sinds ik op dit punt geen scherts meer versta!)

7117Begin ontbreekt.
7118Boris V. Savinkov (1879-1925), sociaal-revolutionair, terrorist, intellectueel en avonturier (zie Vw 6, p. 204-205). DP was een tijd van plan om zijn roman Ce qui ne fut pas te vertalen.
7119Graaf Wronski is een knappe officier, op wie de getrouwde Anna Karenina in Tolstojs gelijknamige roman heftig verliefd wordt; de relatie tot Nijhoff is niet achterhaald. Zie ook DP, ‘Gesprek over Anna Karenina’ in GN 34 (1936) 7 (juli), p. 70-73 (Vw 5, p. 129-133)
7120Ewno Mayer Fischelewitz Azew (1869-1918), terrorist, sociaal-revolutionair. In 1909 ontmaskerd als spion van de Ochrana, de tsaristische geheime politie.
7121Niet teruggevonden.
7122De tweederangs novellist Clark Storey zegt in het derde bedrijf van The second man (p. 172) tegen Mrs. Kendall Frayne over een huwelijk van hem met Monica: ‘In time Monica will come to see that I haven't in me the great works which she suspects are secreted in my brain like bonds in a vault. She'll begin to despise me a little bit. And I'll begin - to deceive her a little bit. And there we'll be - a typical married couple.’
7123Toespeling op Marsmans bekende uitspraak ‘graan wordt omgestookt tot jenever (graan-des-levens tot jenever-der-poëzie)’ in zijn manifest ‘De positie van den jongen Hollandschen schrijver’ in DVB 2 (1925) 1 (januari), p. 1-3.
7124Vgl. De nieuwe manier (Vw 5, p. 406). Ada reageert op deze ook door Evert geuite gedachte met: ‘Wat een afschuwelijk woord!’
7125‘N'aime pas les gens beaucoup plus qu'ils ne t'aiment. Ceux qui ont de la délicatesse en seraient gênés, et tu serais exploité par les autres. Un peu plus, si tu veux. Cela les flatte. Et tâche de ne pas souhaiter qu'on t'aime beaucoup.’ Zie Prédéric Paulhan, Réflexions, imprimé à l'île de Java en 30 exemplaires (in opdracht van DP in 1939).
7126In De nieuwe manier (Vw 5, p. 446-447) gaat de slgaretscène als volgt: Ada zit alleen in het donker te roken, wanneer Van den Borght binnenkomt. Hij ziet alleen het puntje van haar sigaret en een stuk van haar hand. Hij vraagt of hij zijn hand erover mag leggen en dan haar hand even vast mag houden. De toenadering wordt toegestaan.
7127Mary Duysink (22) is de zuster van Evert. De eerste twee bedrijven spelen in het huis en de tuin van de familie Duysink in Hilversum. Oom Léautaud is oom Van Rheen (57); Léautaud had in 1932 de leeftijd van 60 jaar.
7128Jean Schlumberger, Saint-Saturnin (roman), Parijs 1931.
7129Niet achterhaald; in hoofdstuk 9 ‘Bella op de divan’ van Het land van herkomst (Vw 3, p. 128) denkt Ducroo bij de lach van Jane aan het vers van Vigny: ‘...ton pur sourire amoureux et souffrant’ uit ‘La maison du berger’ (Les destinées), zie Poésies complètes d'Alfred Vigny, Parijs 1928, p. 196.
7130Gallimard gaf twee edities uit van Lady Chatterley's lover: D.H. Lawrence, L'Amant de Lady Chatterley, Parijs 1932 in de Collection du monde entier en in de Collection Soleil, vertaald door Roger Cornaz en met een voorwoord van André Malraux. DP's essay ‘D.H. Lawrence en de erotiek’ verscheen in Forum 1 (1932) 6 (juni), p. 366-379, opgenomen in De smalle mens, p. 19-32 (Vw 2, p. 421-435).
7131Ramon Fernandez (1894-1944) was medewerker van de NRF en auteur van o.a. André Gide (Parijs 1931); hij liet zich in zijn bespreking ‘Retour à l'Occident’ (NRF 13 (1926) 157 (1 oktober), p. 487-492) nogal kritisch uit over La tentation de l'Occident van André Malraux.
7132Geklets.
7133Le bourgeois et l'amour (Parijs 1931) van Emmanuel Berl werd niet door DP besproken; Ter Braak besprak het in zijn artikel ‘Moralisten als Donquichotes’ in Forum 1 (1932) 4 (april), p. 264-266.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie