E. du Perron
aan
J. Pée

Den Haag, 17 januari 1940

Den Haag, 17 Jan. '40.

Zeer geachte Heer,

Veel dank voor uw Multatuliana, die ik daarnet ontving. Als ik geweten had dat u die fransche brieven van Edu daarin had gepubliceerd, had ik mij de moeite kunnen besparen het oorspr. document* in Amsterdam te copieeren, maar enfin, dat is nu gebeurd.

Die 40 brieven van Mult. aan Vosmaer (zijn het andere dan de door Mimi gepubliceerde, of gedeeltelijk andere?) moet u zeker publiceeren, en onafhankelijk van die complete Mult.-uitgave, die misschien nooit tot stand komt. Kunt u er geen uitgever voor vinden, ook als de W.B. niet wil? Mij dunkt, die is zeker te vinden. Hoeveel blzn. druks zouden die 40 brieven zoowat beslaan?6647

Ingesloten mijn antwoord op het stuk van den heer Van Duinkerken. Dit is maar een voorloopig antwoord. Die menschen weten niet wat ‘waarheid’ is, dus kan je ze met open oogen bedotten, zooals V.D. dan ook doèt. Zijn antwoord (naschrift) zegt op dat punt genoeg. Leest u zelf. In zijn 1e zin staat inderdaad ‘kan dat bewezen worden... dan,’ maar in de 2e blijkt Saks al beter gezien te hebben dan ik, zonder ‘dan’, en in de 3e verliest mijn boek (nog veel meer zonder ‘dan’) goeddeels zijn waarde. - Maar wat zou je dat zitten uitleggen aan diè menschen? De zaak is trouwens nog veel gekker, want als je blz. 84-85 van de lady van Leggeloo erop naslaat, blijkt:

1o dat zij ook niet zegt dat ik dat document vóór het ontslag plaatste; op blz. 84 herhaalt ze zelf wat ik zei;

2o dat Van D. haar verkeerd citeerde en precies het tegendeel laat zeggen van wat ze zegt. Ze zegt nl. dat Mult. dat ontslag niet verwacht noch gewenscht heeft, en Van D. laat haar zeggen dat hij het niet verwacht doch gewenscht heeft! Ik heb dit nog even aan die heeren geschreven, maar erbij gezegd dat het me al onverschillig liet of ze 't nog wilden plaatsen of niet.*

Het briefje van mevrouw Götze-Roetman in Het Vaderl.6648 doet ook niet veel goed aan de zaak van de lady. Maar... hoe je 't nu ook draaien wil, en of Götze nu ziek of 80 was of niet, een lamme houding blijft het. Waarom heeft Götze zich niet met u in verbinding gesteld, voor dat document van Meersmans bv.? Waarom deze angst voor zoo'n advokaat?

Wat ik van verschillende andere punten denk, kan ik u het best doen weten door u eerstdaags een afschrift te zenden van mijn brochure, die gisteren klaar kwam en nu wordt overgetypt. Op sommige punten (vnl. Edu) zal mijn zienswijze u wel niet behagen, maar andere bladzijden zullen u daarvoor schadeloos stellen, stel ik mij zoo voor. In ieder geval zie ik niet in waarom ik u dezen tekst niet zou laten lezen vóór hij in druk verschijnt. Ik weet nog niet welke uitgever hiervoor voelen zal, maar zal mijn best doen er spoedig een te vinden.

Tot zoover dan, voor heden. Ik reken erop dat u mij van uw kant even ronduit schrijft tot welke op- en aanmerkingen mijn brochure u aanleiding geeft.

Met vriendelijk groeten, uw dw.

EduPerron

Dat knipsel uit De Tijd graag bij gelegenheid terug. Je kunt niet weten waar 't nog nuttig voor is.

*van 8 Maart 1891
6647Multatuli, Brieven aan mr. Carel Vosmaer, R.J.A. Kallenberg van den Bosch en dr. Vitus Bruinsma, naar het oorspronkelijke uitgegeven door dr. Julius Pée. Brussel-Rotterdam 1942.
*Het praatje van den heer Van D. is nl. - ook zóó - wel uiterst zwak.
6648M.S. Götze-Roetman, ‘De “waarheid” over Multatuli en zijn gezin’. In: Het vaderland van 11 januari 1940 (av.); zie ook Vw 4, p. 556-557.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie