E. du Perron
aan
C. de Hart
Den Haag, 7 december 1939
Geachte Heer De Hart,
Dank voor uw brief, die als antwoord nauwelijks noodig was. Ik zelf had natuurlijk een vaag gevoel van schuldbesef toen ik u mijn lange uitleg schreef, dwz. ik dacht: ‘kan ik, door de haast, misschien wat onaangenaam geschreven hebben, en is de heer De Hart misschien daarom boos?’ Door die haast, waarin ik in Bergen u schrijven moest, wist ik nl. achteraf absoluut niet meer wat ik u precies geschreven had! Vandaar die twijfel, enz.
Vanmorgen kreeg ik het boek van Mult.'s schoondochter. Het lijkt me méér dan vischwijfachtig, en het is een lijvig kreng! Ik zal er zeer eerstdaags mij mee bezighouden. Zoudt u mij, eventueel ter reproductie, die foto kunnen zenden van ‘Edu’ en zijn vrouw, als jong paar,6467 - dus niet dat oude, uit Nice of zoo, maar dat andere, waarop zij zit en hij staat?
Bij voorbaat dank. Ik schrijf u nader over eenigen tijd. Steeds gaarne uw
EduPerron
In haast alweer, ik moet uit!