E. du Perron
aan
D. de Vries
Buitenzorg, 2 juli 1939
B. zorg, 2 Juli '39.
Beste De Vries,
Dank voor de inlichtingen. Ritman - met wien ik mij ‘verzoenende’6137 ben - (dwz. met het B.N. dan) - zond mij ook zoo'n tiksel; maar bovendien had Stapel zelf het artikel al aangekondigd. Ik vind het niet juist en niet onjuist; jij? Alles is een kwestie van waar je 't accent op legt: in het algemeen (woorden v. Stapel) is de opinie van Sn. H. juist wel juist; het is in de details dat St. gelijk krijgt. Eén nette vent op de 1000 sloebers is geen argument voor St.'s waarheid; vooral niet wanneer die nette vent zoo grondig overstemd werd. Maar ik voor mij heb geen behoefte tot antwoorden, omdat St. mij zelf verwees naar zijn hfdst. over ‘Jan Comp. en den inlander’ (in het 3e deel dat nog niet in Indië is, wel?) en omdat ik zijn stukje6138 heele-maal niet vijandig of onaangenaam gesteld vind. Persoonlijk zal ik hem wel schrijven, maar ik zie hem al zoo gauw! - Sinds gisteren zitten we in dit huisje, dat kleiner maar veel praktischer en gezelliger is dan onze bandoengsche woning. Ik màg B. zorg bepaald wel. Wanneer kom je eens hier? Ik heb zóóveel te doen, deze laatste maand, dat ik niet weet hoe ik het allemaal afkrijg. En dan het afscheid nemen! Tot spoedig ziens, denk ik.
Hart. groeten van je
EdP.
Groeten ook onder de vrouwen.
Misschien schrijf ik nog aan dien intendant6139; maar ik denk van niet. Het wordt zoo gewichtig en komt zoo ‘op ander terrein’.