E. du Perron
aan
F.E.A. Batten

Bandoeng, 3 januari 1939

Bandoeng, 3 Jan. '39.

Beste Freddy,

Het weer is weer eens zoo beroerd hier dat ik opnieuw flink verkouden ben en de litteekens in mijn long, of wat het zijn mag, doen me dan pijn. Ik ben dan moe en in een rothumeur; - zoo'n gevoel van invalide zijn is pestilent. Maar je brief deed me gróót genoegen; ik heb weer eens echt van allerlei gehoord door je, en het was een uur lang of ik toch niet uit Europa weg was. Dat tijdschrift hier,5787 waarvan sprake was, schijnt eenigszins ‘gecompromitteerd’ te zijn door mijn strijd met Zentgraaff, maar eerlijk gezegd geloof ik dat dit een uitvlucht is en dat het geld ervoor toch nooit gevonden zou zijn. Dit maakt me dus vrij - vanaf 1 Maart a.s. (dan kunnen we van ons huurcontract af). Het beroerde is alleen dat noch Bep noch ik werkelijk weet waarheen wij willen.

Met De Muze ben ik klaar. Ik bedankte ook jou in het nawoord en niet wetende of je ‘drs.’ was noemde ik je ‘litt. stud.’ wat óók heel mooi klinkt. Het volgende deel, daar begin ik niet echt aan vóór ik weet dat dit eerste ‘gaat’; bovendien kan ik dat uit Holland ook doen, als Stapel en zoo mij een beetje ter wille zijn. Ik hoop nu eerstdaags naar Batavia te gaan om op het Landsarchief allerlei gegevens te verzamelen over Dirk v. Hogendorp. Schandaal in Holland draait eerst af in Gr. Ned. (Jan. t/m Mei - het eerste brok zul je nu al hebben gezien) en verschijnt daarna in boekvorm bij Leopold, dank zij de bemoeienis van Ter Braak.

Dat die Kierdorff zoo'n beroerling was, hoor ik met genoegen. Hij was tegen mij akelig beleefd, en verder vond ik het vooral een kloot. Zijn vrouw, die in Batavia doorgaat voor een schoonheid ‘waar de frischheid al wat af is’, zag ik nooit.

Ik zond Krit. en Opb. met 1e en 2e ingezonden stuk van Z. naar Ter Braak. Van deze nrs. had ik er niet genoeg om jou ook te bedeelen. Vraag die van Ter Braak; wil hij ze niet afstaan, dan zend ik je tòch nog een ex. Als je geld hebt, abonneer je dan op dit tijdschrift, maar alleen als je geld hebt! Wij zijn voor overmorgen opgeroepen door de politie hier, hoogstwschl. in verband met een klacht van den duitschen consul-generaal over mijn stuk Gorilla of Mensch.5788

Die stukken over De Haan uit Het Vad. zond ik je terug; heb je die nu nog niet? Dat zou vreemd zijn.

Dat opruimen van mijn boek over Coster is toch eenvoudig genoeg. Ik vind dat het als actualiteit zijn werk gedaan heeft, dat men het nu alleen maar ‘historisch’ moet lezen. Zoolang men het nog in den winkel krijgen kan, gebeurt dat niet. Is dit zoo gek? - Zou ik mijn verzameld kritisch proza heruitgeven, dan zou ik het daarin herdrukken (tenminste: in de bekorte lezing die ik er in Bretagne indertijd van maakte.)5789

Dat jullie nu al boos zijn op de redactie van Werk is zeer mooi. Dat houdt er het leven in! Ik kijk toch met belangstelling ernaar uit. Zeg Aad v.d. Veen dat ik hem schrijven zal, tegelijk met de bespreking die ik over nr 1 in het Bat. Nwsbl. schrijven zal en die ik hem dan per gelijke post opzend. Het lijkt mij overigens ook nogal gek dat ze Rudie niet over dien Rougemont lieten schrijven. Overigens hoor ik van verschillende kanten dat Hoornik zoo'n aardige vent is. Is dat dan niet zoo?

Het boek van Arthur ontving ik nog niet. Wèl Nachtgedaanten; nièt het Dansfeest, waarvan de vorm mij hevig interesseert. Géén tijdschrift van Gans5790; rijmprent van Greshoff en jullie ‘boekje’5791 ook niet. Ik ben dus niet in staat op dit alles te reageeren. Ter Braak's bundel5792 las ik met verrukking: wat een eersterangs-werk, qua stijl, intelligentie, alles.

Rudie's nicht5793 zal ik opbellen. Over allerlei dus later meer. Stel je nu met deze knullige bladzijdjes van den armen verkoudene tevreden. Ik moet Rudie ook nog antwoorden en sluit dat antwoord maar hierin; jullie hebt tòch geen geheimen voor malcander.

Hartelijk steeds je

E.

P.S. - Ik schreef een groote inleiding voor DD.'s Siman de Javaan, die eerlang bij ‘De Ploeg’ wordt herdrukt.5794 In die inleiding komt je vader voor als controleur, nl. als zoodanig belast met een onderzoek naar de door DD. gesignaleerde particuliere landen Kandanghaoer en Indramajoe-West.

5787Noesantara.
5788In K&O 1 (1938-1939) 19 (16 nov. 1938), p. 289 (niet in Vw, zie echter J.H.W. Veenstra, D'Artagnan tegen Jan Fuselier, p. 143).
5789Deze lezing in Vw 2, p. 309-391 (zie ‘Verantwoording’ in Vw 2, p. 749).
5790Ce vice impuni, la lecture (zie Bw TB-DP 4, p. 533).
57911888-15 December-1938. Aan Jan Greshoff van zijn vrienden; de illustratie is van M.C. Escher, en De jongste generatie over J. Greshoff Den Haag: Leopold 1938.
5792In gesprek met de vorigen. Rotterdam 1938.
5793Héloise (Wies) P. de Neef (1906-2003), toen onderwijzeres te Bandoeng, een nicht van R.A.J. van Lier.
5794Vw 7, p. 146-168 (Battens vader op p. 166); vgl. 3378.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie