E. du Perron
aan
G.M.G. Douwes Dekker
Batavia, 29 januari 1938
Batavia, 29 Januari 1938
(4 uur)
Waarde Heer Douwes Dekker,
Ik begin te gelooven dat in de sterren geschreven staat dat ik mij met Multatuli's leven zal bezighouden tot het uiterste. Mijn ontmoeting met uw broer, daarna met u, was reeds ‘toevallig’. Ik dank aan die kennismaking, en aan het feit dat die mogelijk was, doordat wij ‘toevallig’ alle drie niet ver van elkaar in Indië zaten, dat ik dat eene document vond - en compleet, terwijl ik het in Europa maar gemutileerd uit het Mult.-museum gehaald zou hebben.
Maar nu nog amusanter. Vanaf Nov. 1935 doet de resident van Menado al zijn best om het gewestelijk archief voor zoover niet meer noodig naar het Landsarchief op te zenden. Ondanks alle tegenwerking - of laat ons zeggen: gebrek aan enthousiasme dezer-zijds (vnl. veroorzaakt door de geringe bergplaats en de groote slordigheid van het Landsarchief, waar nu eindelijk, maar met onvoldoende krachten, aan gewerkt wordt!) - heeft die resident een 50-tal kisten weten over te maken, in den loop van 1935, '36 en '37. De tegenwoordige Landsarchivaris heeft plaats gemaakt en zal den resident eerstdaags vragen de rest ook op te zenden, want wat wij nu hebben is ver van compleet.
Instusschen heb ik in wat er was al gesnuffeld. Dwz. in de jaren 1849-1851 toen Mult. daar zat. Met het gevolg dat ik vele briefjes voor den Res. v. Menado gevonden heb in Mult.'s eigen handschrift,5194 vaak heelemaal in zijn stijl. Van dit soort briefjes schreef ik er 5 of 6 over; de rest was van geen belang. Maar bijv. het concept (de ‘minuut’) van die beroemde ‘publikatie’ (= ‘voorstudie voor de toespraak tot de hoofden van Lebak’) ligt er bij. Die is gepubliceerd.5195 Maar belangrijker lijkt mij een Algemeen Jaarverslag van 1849, geheel in Mult.'s hand en zeer overzichtelijk voor 't Menado van die dagen (beter gezegd voor de heele Minahassa). In dat verslag heeft hij, voor opmerkingen over 't personeel, wat wit opengelaten voor res. Scherius, die dat wit heeft ingevuld met allesbehalve gierige termen van lof over den secretaris Douwes Dekker. Aardig, niet? Het Jrvslag van 1850 is er ook - ook in Mult.'s hand - maar het is kort, omdat het meeste, al wat ‘algemeen’ was, reeds in dat over '49 was gezet: de beide verslagen zijn nl. tegelijk gemaakt en wel medio 1851.5196 Het Jrvslag 18515197 ligt helaas niet op 't archief; vmdl. nog in Menado, want ze zullen wel lukraak ingepakt en opgestuurd hebben daarginds.
Maar nu nòg grappiger: het heele gewestelijk archief van Ambon ligt bij ons! Nog niet ‘bewerkt’, hoogstens ‘voorloopig gesorteerd’, maar het ziet er zeer compleet uit. Niemand, tot dusver, die ernaar taalt. Ik heb het vanmorgen bekeken en vond, voor het jaar 1852 - het eenige dat Mult. daar doorbracht, dwz. 8 maanden daarvan - even... 8 dikke bundels! Daar ga ik nu vanmiddag op af, want zóóiets entameeren kan (màg) ik natuurlijk alleen in mijn vrijen tijd. Denk u eens in: dit is de meest onbekende episode uit Mult.'s leven, en het kan niet zijn dat hij, na 8 maanden aanwezigheid daar, in die 8 bundels geen sporen van zijn persoonlijkheid zou hebben nagelaten. Kijkt u voor de aardigheid eens in De M. v. Leb. op blz. 160-1615198: dat is alles wat ‘men’ van Ambon - en na ‘men’ dus ook ik! - heeft weten te verzamelen. Begrijpt u er iets van, dat een ambtenaar als Van Deventer, die als jongen de Havelaar al bewonderde, daar niets in heeft opgescharreld? Zou er tòch niets in staan?5199
Ik zal u nader rapporteeren, maar vooreerst dit:
De jonge ambtenaren ter Algem. Secretarie, door mijn boek wakker geworden, zijn allemaal in en over Mult. gaan lezen, soms met kreten van verbazing dat iets zóó belangrijks zoolang door wakkere ‘ethici’ - de leeraaren van den leidschen geest - was weggeduwd en door hèn, leerlingen van die leeraren, dus zoowat als overbodig beschouwd. Nu is dit op zichzelf wel aardig, maar wat brengt het ons verder? Maar nu kreeg ik een paar dagen geleden bezoek van zekeren Van Leur, die in het archief van de Algem. Secretarie (dat geheim is, naar u weet) verder is gaan zoeken. En hij heeft nog een stuk of wat dokumenten gevonden in verband met de Lebak-zaak, o.a. een brief van 20 zijdjes van Brest van Kempen over het onderzoek aldaar na Mult.'s vertrek en dus ‘heel hard voor Mult.’; het verhoor van den demang van Paroengkoedjang; verschillende andere verhooren, o.a. dat van den controleur Langeveldt van Hemert, dat heel zakkig schijnt te zijn. (Wie verwachtte anders?) - Hoe het zij, Van Leur wilde verlof vragen deze dokumenten te publiceeren,5200 en zal hoogstwschl. dat verlof wel krijgen.
Als ik vanmiddag dus wat vind en de rest van het gewestelijk archief van Menado hier komt, kunt u binnenkort dus verwachten:
a) | Nadere dokumenten betreffende den dienst v.M. te Menado; |
b) | Idemidem over idemte Ambon; |
c) | het naspel Brest v. Kempen te Lebak. |
Nu zou ik u willen vragen in verband met een-en-ander mij dat eerste boekje van De Bruyn Prince over Mult. te zenden* De Bibl. Bat. Gen. heeft het niet, want zooals u weet gaf ik ù mijn ex. inpl. van hun. U krijgt het spoedig terug. Schrijft De Br. Pr. niet dat het archief van Poerworedjo (Bagelen) verbrand of door de witte mieren opgegeten is?5201 Anders begrijp ik niet dat hij ook van daar niet wat meer loskreeg.
Hierbij tenslotte een stukje van Binnerts in het weekblad van de V.C.5202
Tot nader. Zijn de jonggehuwden op reis en hebt u nu wat rust in uw tuintje?
Steeds gaarne uw
EduPerron
Ik sluit voor de aardigheid ook nog een bespreking van mij in het B.N. in,5203 waar Mult. ook even in voorkomt. Weggooien na lezing; ik stuur 't u omdat ik het dubbel heb. Krijg ik ook nog eens van u die Mult.-studie van 't Haagsche Maandblad?
P.S. - Het Landsarchief heeft ook de trouwakte van Mult.,5204 van Tjiandjoer. Kent u dat? Als u 't hebben wilt, laat ik het in duplo overtypen: een voor u, een voor mij.
Vanaf 16 Februari eerst is mijn adres: Molenvliet West 9a Batavia C.