E. du Perron
aan
H. Marsman

Batavia, 31 december 1937

Batavia, 31 Dec. '37.

Beste Henny,

Er is weer veel gebeurd sinds mijn laatsten brief uit Garoet.5151 We zijn nu al goed 14 dagen in Batavia, voorloopig ondergebracht in een paviljoen van het Park-Hotel - waar ik wel moet afwachten wat mijn sollicitatie bij de N.R.C. oplevert - maar, hoe geschikt deze buurt ook is, het is hier véél te duur. Het wonen hier is op zichzelf een probleem: òf het is duur, òf je bent nagenoeg in de kampong, althans in de viezigheid met kakkerlakken enz. wat Bep zoo deprimeert! Overigens houdt deze het hier voor 't oogenblik voortreffelijk uit; veel beter dan ik zelfs, in het begin, maar ik was een vaatdoek gelijk door die laatste maand van physieke beroerdigheid. Nu gaat het weer. Overmorgen begint mijn werk op het Archief. Daarna zal ik je wschl. wat minder schrijven, omdat ik de avonden zal moeten besteden aan ‘studeeren’ (daarbij ook bekijken van Batavia, omgang met ‘inheemschen’) of schrijven voor mezelf.

Wat dit laatste betreft, overigens slapjes. Ik ben op het oogenblik absoluut ontmoedigd door de houding van Querido. Het feit dat ik hem consulteerde, schijnt hem het idee gegeven te hebben dat hij mij verder wel zachtjesaan naar zijn hand zou zetten, wat toch dom van hem is. Ik was met hem geraakt tot een soort toenadering, waarbij hij beloofd had alles van mij langzamerhand in één hand te nemen - de zijne dus - later ook herdrukken, enz. Maar hij blijft bij zijn krankzinnige idee dat ik dan ook alles moet wegstoppen wat hij niet uitgeven wil en niet daarmee gaan naar een anderen uitgever. Behalve dat ik het principieel al verdommen zou om zooiets aan te nemen, komt erbij dat ik bv. aan een klein boekje dialogen over het detective-verhaal5152 hier van Kolff f 100 heb gekregen, met voorwaarde dat er f 50 bij komen als het 600e ex. verkocht zal zijn. Stel daartegenover de f 150 - f 19 = f 131 die ik aan De M. v. Lebak verdiende (dat véél succes heeft hier, maar dat iedereen woèst duur vindt, en terecht!) dan begrijpt een kind dat ik me niet veroorloven kan zooiets af te slaan. Maar de heele toon van Querido is die van den welwillenden zakenman, geheel op het compromis afgestemd en daarbij vol larmoyante ijdelheidjes en sentimenteele draaien. Maar onderin weet hij verdomd goed wat hij wil, rekent me zijn kosten voor enz. en verzucht dan weer dat alles prachtig zou gaan als hij alles op mijn kosten zou uitgeven. Ik heb er genoeg van gekregen, hem van zijn belofte ontslagen, dwz. afgezien van mijn idee van ‘alles-in-één-hand’ en onze vrijheden op de oude voet teruggebracht. Hij krijgt de voorkeur - volgens contract, - wil hij niet, dan ren ik naar een anderen uitgever. En daarmee basta. Ook alle voor-waarden over mijn indisch boek5153 enz. heb ik hiermee te niet gedaan. Hij krijgt verder niets meer van me te hooren en mag zijn raadgevingen voor zich houden. Ik schrijf wat ik wil en bied hem het resultaat aan: wil hij dat niet, ook goed. Wil hij van mij af, vooruit Mina. Zijn briefstijl wordt me per slot te weeïg, ook omdat hij het zoo èrg goed bedoelt. Wat duivel, een Den Doolaard word ik nooit; kan hij niet inzien dat hij mij moet uitgeven of niet, dan spijt me dat voor ons allebei, maar dan kan ik er verder ook niets aan doen, dat is duidelijk.

Met-dat-al: ik heb een kater van deze schommelarij en lust om vooreerst maar niets meer te doen. Het werk van het Archief zal vooreerst ook wel al mijn aandacht eischen. Daarna ga ik misschien probeeren op een andere manier aan meer geld te komen, als ik dat N.R.C.-baantje niet krijg, dat natuurlijk de oplossing zou zijn. De kranten hier zijn nu bezig elkaar met ochtendbladen te beconcurreeren. Dat maakt nachtredacteurs noodig. Misschien ben ik voor zooiets bruikbaar. Op 't Archief blijven voor f 160. 's maands (en dan voor Batavia!) is natuurlijk op den duur onmogelijk.

Maar laten we 't over jou hebben.

(Terwijl ik dit schrijf trekt op straat een echt-ouderwetsche muziektroep voorbij, met Wien Neerland's bloed op ronzebonsmanier enz., precies nog als in mijn kindertijd, tot verrukking van Alijntje.)

Wat je me van de opoffering van die Christusverzen zegt is erg aardig, maar doe dat nu niet als je er zelf ook maar even om geeft! Neem ze gerust op; ik heb je tenslotte alleen maar gezegd dat ik het gevoel mis voor die dingen. Mijn oordeel erover is dus ook niet veel waard.

's Avonds.

Ik moest Menno schrijven en liet dit even liggen. Daarnet een brief van Jan Gr. dat Vestdijk hoogstwschl. in de plaats van Vic benoemd is.5154 Best! maar ik had gehoord dat noch hij noch jij gesolliciteerd had. Hoe het zij, en al dwingt dit mij hier te blijven, ik ben blij dat het V. is en geen ander. Denk je eens in wat het geweest zou zijn als Houwink of Van Duinkerken of God-weet-wie benoemd was. Ik zal V. morgen schrijven en ‘mijn diensten aanbieden’, dan wordt het voor Bep en mij ook weer wat prettiger dan onder Vic. Verder wil Ritman (v/h Batav. Nwsblad) hier nu een Zaterdagsch literair bijblad oprichten onder mijn leiding5155 - hoewel ik hem tegen mijzelf gewaarschuwd heb! Op den duur kunnen wij dus ook wel wat bijverdienen, maar al dit gedoe is versnipperend, en tenslotte tòch beroerd betaald, en wat houd je voor jezelf over? (aan tijd en fut). Ik heb oogenblikken dat ik absoluut beroerd ben, als ik denk aan den tijd waarin we géén snars geld meer zullen hebben. Maar... er is altijd wel wat op te vinden, als het moèt; dat is de filosofie immers?

Hier in Batavia las ik, behalve een dikke, uiterst ouwehoerige (= in zijn soort boeiende) gids voor den Archivaris: Guadalajara van Slau, 's Menschen heen- en terugweg van Helman, De Wingerdrank van Bordewijk, Chimera's van Beversluis (niet eens slecht, hoewel rhetorisch!), om met de nieuwe druk van Nijhoff's Gedichten, Een Winter aan Zee en de herdruk van Frank Rozelaar voor het Bat. Nwsbl. te bespreken, alles bijeen vmdl. in 4 artikelen.5156 Daar gaat tòch tijd in zitten, een tijd die ik heel wat liever aan Oud-Batavia en mijn verhaal over Dirk van Hogendorp besteed had.5157 Archiefwerk en zóóiets, dat houdt je wel zoet en mak, denk ik, voor verdere literaire actie, - althans in het heete Batavia.

Ik ga, als ik me weer wat thuis voel - bv. als we een eigen huis gevonden hebben en dit hotel uit zijn, - doodrustig me zetten aan het herzien van mijn 1e verhaal: over de Van Harens. Als dat af is, krijgt Jan het voor G.N; wil Q. het dan hebben, best; anders maar niet.5158 Haast zal ik nu zéker maar schrappen; je kan niet tegen de ongeïnteresseerdheid en labbekakkigheid van Iedereen in. Als ik vrij man kon blijven en een uitgever had die voor mij voelde, zou ik 2 of 3 dln. Onzekeren + het boek over Indië misschien afhebben binnen 4 jaar, dus tegen mijn 42e. Nu...? Laat het tien jaar worden!

Je ziet, ik kom er telkens op terug. Maar ik voel me dan ook wel steeds meer in de knel. En als ik nu maar niet physiek aftakel. Er is iets in mijn leverstreek niet in orde, maar ik verdom het om mijn lever te laten fotografeeren, omdat zooiets in dit land fl. 100. kost! Dan moet die lever het maar houden tot we ons so wie so inschepen naar Europa.

Mijn a.s. ‘chef’ op het Archief blijft zich even geschikt betoonen, al is het eig. een soort Stols. Maar zal het werk meevallen? dwz. uithoudbaar blijken? Het is tenslotte notariswerk, en een echt archivaris heeft de dure plicht niets te zijn dan archivaris, staat er in mijn gids, en zich zelfs niet te houden voor historicus. Goeie God, zèlfs niet voor dàt! En Huizinga zegt juist dat diè carrière voor iederen amateur openstaat. (Getuige Saks!)

Vic schreef een zéér infantiel en plomp stukje over de tegenstelling Saks-du Perron in een quasi-historisch en eig. dikdoenerig stuk naar aanl. van 2 boeken over Wilde.5159 Als hij daarmee tevreden is, proost!

Kom, het beste met 1938 voor jou en Rien daar in jullie eenzaamheid! Ik ga er een glas z.g. frambozenstroop op drinken, in Batavia gemaakt, die tegen je aanslaat van de peerdrups-geur, een soort peerdrups-spiritus. Maar toch wel lekker, met ijswater. Schrijf over wat je doet, enz. enz. en verwonder je niet als ik wat langer zwijg. Des te uitvoeriger vertel ik je dan later hoe 't er verder met ons uitziet. Op 't moment is er één reuze-meevaller: dat Bep zich hier niet akeliger voelt dan elders in Indië. Wat zeg je eig. dáárvan?

De postzegel door Rien geëischt, gaat hierin terug. Heel veel hartelijks 2 × 2, steeds je

E.

P.S. Schrijf gewoon: p/a Park-Hotel, Rijswijk, Batavia C. (Java). Als we van hier weggaan, laat ik de post op 't postkantoor nazenden.

51513360.
5152Het sprookje van de misdaad [etc.]
5153De roman ‘Terug en terug’.
5154Vestdijk was van begin 1938 tot juni 1939 redacteur kunst en letteren van de NRC.
5155Niet gebeurd.
5156‘Het laatste boek van Slauerhoff’ (over J. Slauerhoff, De opstand van Guadalajara. Rotterdam 1937), ‘Het oeuvre van Albert Helman, Omvangrijk doch weinig oorspronkelijk’ (over A. Helman, 's Mensen heen- en terugweg. Rotterdam 1937) en ‘De demonen van Bordewijk’ (over F. Bordewijk, De wingerdrank. Rotterdam 1937) in Bataviaasch nieuwsblad van 5, 12 en 19 februari 1938 (Vw 6, p. 224-228, 228-233 en 233-237). Over M. Beversluis, Chimera's, Een dramatisch gedicht ([Lochem] 1937) heeft DP niet geschreven.
5157‘Zich doen gelden’.
5158E. du Perron, Schandaal in Holland. Den Haag 1939. Eerst verschenen in GN 37 (1939) 1-5 (januari-mei), p. 61-86, 169-191, 261-283, 367-390 en 461-479 (Vw 3, p. 543-688).
5159‘Letterkunde, Kroniek van het proza’. In de rubriek ‘Letteren en kunst’. In NRC van 4 december 1937 (av.). Over V. O'Sullivan, Aspects of Wilde (London 1936) en R.H. Sherard, Bernard Shaw & Oscar Wilde (With a preface by Lord Alfred Douglas and an additional chapter by H. Kingstnill. London 1937). In de inleiding van zijn artikel trekt Van Vriesland een parallel tussen het door Noordenbos gemaakte onderscheid essayist-historicus (Saks) en dichter-romancier (Du Perron) en het verschil tussen de twee door hem besproken boeken. In n 8 schrijft Van Vriesland: ‘Volkomen zonder kennis van zaken is de wijze, waarop E. du Perron in het derde deel van zijn Cahiers van een lezer 1928 (blz. 18 e.v.) bladzijden lang zoo venijnig mogelijk Harris tegen Sherard uitspeelt.’ en in n 9: ‘En E. du Perron werkt zich tegenover Douglas op tot een eenzijdigheid welke, hoezeer begrijpelijk, op een al te oppervlakkig en gemakkelijk psychologisch oordeel berust. (Cahiers van een lezer 1927, deel 5, blz. 30 e.v.)’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie