E. du Perron
aan
J. Greshoff
Tjitjoeroeg, 11 maart 1937
Tjitjoeroeg 11 Maart '37.
Beste Jan,
Ik weet niet goed wat er in dat Waarom Indië staat, maar vooruit! Het is zeker minder ‘kompromettant’ dan de rest, en het geld kan ik goed gebruiken. Is het nog mogelijk mij de proeven te zenden? Het ms. hoeft er niet bij, als even iemand vooraf na kan zien dat er geen regels uit gevallen zijn. Zooals ik je een paar dagen geleden (op een gewone briefkaart) schreef, was de laatste correctie heel slecht, en zelfs met nogal rare fouten, hoewel geen ‘kantha’.
Houd het geld van dat stuk, d.w.z. geef het aan Jean de St. voor de kleeren van Gille (of om de kas aan te vullen). Simone schreef mij onlangs dat zij telkens Gr. Ned. moet aanschrijven; zij doet het wel niet zelf, zegt ze erbij, maar het is toch vervelend. Kan je haar niet iedere maand meteen geven wat ze van G.N. te verwachten heeft (jij kunt dat precies vooruit weten) en het geld aan jou laten zenden? Dan is dàt afgeloopen.
Je zou me met één ding ook plezier doen (als dat nog niet in Maart gebeurd is, misschien), nl. met mijn novelle E poi muori in April te zetten, althans vóór Waarom Indië (dat net zoo goed in Juni verschijnen kan, wat mij aangaat), omdat dit laatste eig. ook weer geordende blocnotes zijn en het misschien wel gewenscht wordt dat men eens wat anders van me ziet.
Wat die posthistorie met Menno betreft, het is dwaasheid van hem om zich dat aan te trekken, omdat ik werkelijk geen ziertje wrok tegen hem heb, - of had. Ik heb hem alleen willen laten voelen wàt ermee ‘los’ kan worden gemaakt* Die verklaringen van hooggeplaatste en andere ambtenaren zijn voor mij van niet veel waarde, omdat, wanneer zij zeggen dat er 1% kans op is, er 50, of zeg 25% kans is. D.D. vertelde mij dat de Indische Partij hier vroeger werkte met soortgelijke contrôle door post- en andere ambtenaren; waarom zou de N.S.B. er te goed voor zijn? Bovendien, aangenomen dat iemand naar een bankje gezocht heeft, zooals M. veronderstelt, dan was mijn brief zóóhelder, dat hij er dat bankje mee is kunnen gaan verdienen, als hij maar hollandsch (of ‘vlaamsch’) lezen kon! Enfin... Wat mij zoo verwonderde is: dat M. een zoo dikke brief (opvallend dus al) ongerecommandeerd verzond, terwijl ik hem gevraagd had dien brief te verscheuren. Als je dan toch al niet doet wat een vriend je vraagt (daar kan ik nog in komen), neem dàn tenminste een minimum van voorzorgsmaatregelen! - Maar nogmaals, ik praat er nu lang over, maar denk er maar niet meer aan. Als er gevolgen van komen, zullen we 't misschien nog wel merken. Zeker is dat allerminst.
Ik hoop dat je prettig zult hebben uitgerust in het cultuurbeschermende hoofddeel van the British Empire, als deze je bereikt; of in ruste bent = voor jezelf werkt; leest, dicht of romanciert. Het laatste zou mij doen juichen.
Mijn stuk van Lebak trok ook hier zeer de aandacht. Tant mieux, vooral met het oog op mijn lijvig boekdeel. Ik verzeker je dat het een boek zal zijn tegelijk om ‘op te slaan’ en om de 1e maal te verslinden. Al staat er betrekkelijk weinig van mezelf in; of liever: juist daardoor (in dit geval). Maar Querido is een lamstraal, en verdient het, uitgever van Den Doolaard te zijn. Wanneer vind ik mijn Funke?4521
Ik ga voor je maken: 1o stuk over Boven-Digoel; 2o over de herinneringen van den ex-regent Djajadiningrat (maar dit maak ik misschien voor Het Vad.); 3o een goed en lang stuk (het is op het oogenblik mijn specialiteit!) over Julius Pée (het boek is er tot op heden nog niet); 4o een stuk over Godée Molsbergen, Tijdens de O.I.C. Dus 3 of 4 stukken. Ik hoop binnenkort weer eens een verhaal te kunnen afleveren, of mijn poeëm, dat zoo wreed werd afgebroken. Bep zal zien binnenkort ook wat te zenden; zij wordt door het moederschap en de ménage belet om letteren te produceeren.
Ik schrijf je beter, maar wou zoo zoetjesaan weer eens wat uitvoerigers van ‘ulieden’ vernemen! Veel liefs van huis tot huis, een hand van steeds je
kanthaE.
P.S. - Je stuk over mijn blocnotes was best, al begrijp ik werkelijk niet wat de menschen bedoelen als ze me 1o een poseur, en 2o zoo kinderlijk ijdel noemen. Jij geeft dat toe, al is het dan om er achteraf deugden in te ontdekken; je zegt zelfs dat ik het ‘op tal van plaatsen’ ben. Dan moet ik als auteur anders zijn dan in het gewone leven, waarin poseeren en zelfs ijdel-zijn toch niet bepaald mijn fort is, dacht ik. Maar het gekste is misschien nog dat er nu in G.N. wèl een stuk over de blocnotes (die bijna spécialité de la maison geworden zijn!) en niet over Ducroo gestaan heeft.
Ik zwem alweer een beetje beter! Ben verder mank van het opgevouwen schrijven!