E. du Perron
aan
J. Greshoff
Indische Oceaan,4386 28 oktober 1936
Indische Oceaan, 28 October.
Beste Jan (en natuurlijk Atie),
Vóór ik het vergeet en ‘zaken eerst’: wil je me vooral De Drie Gebroeders van Coolen zenden, ter bespr. voor Gr. Ned.? En verder: mag ik, voor De Groene, spreken over Les Jeunes Filles van Montherlant tesamen met het vervolg Pitié pour les Femmes?4387
Nu zou ik je een hoop van de reis moeten vertellen. Maar dat gaat me niet af. Gisteren schreef ik op mijn knie een mislukt briefje aan Menno, vandaag begin ik aan jou, op mijn wiebelende bed, maar ik vrees dat het niet beter wordt. De reis op zichzelf is best - de boot vaart wat langzaam, maar vrij vast (hoewel wij wat meer schommelen sinds we in de Ind. Oceaan zijn, wat mijn hoofd en maag dadelijk nauwgezet registreeren, nog vóór mijn oogen dat gedaan hebben); het eten is vrij beroerd en vooral eentonig, maar verder niet te klagen. Maar de menschen met wie we hier zitten zijn zwaar, stijf, onbenullig, en van een geestelijke temperatuur om je voorgoed de kluizenarij in te jagen. Ik heb één oude heer ontdekt die de moeite waard is, een man van 70, die scheepsjongen geweest is en kapitein op zeilschepen nog, en de eerste schepen van de K.P.M., later goudzoeker op Celebes (3 jaar lang) en rubberplanter, en die geëindigd is als superintendent van vele rubberondernemingen. Nu 70 jaar, en hij kan alleraardigst vertellen. Maar hij heeft een naar wijf, zoodat wij hem vaak maar laten waar hij is. Hij heeft anders alleraardigste verhalen, ook wat de inhoud betreft: 100% ‘Conrad’.
De rest is langzaam, kinderachtig, stom, nadrukkelijk, kleinzielig en ‘braaf’ om op te spugen. Tenzij ze leuk en vroolijk gaan worden, met cocktail-parties, en dan zijn ze om te slachten. Bovendien gaat engelsch spreken mij niet af, minder omdat het me te moeilijk is dan omdat ik geen lust heb om in die taal en aan deze menschen ook maar ièts meer te zeggen dan de meest klassieke onbenulligheden. Begrijp me dus wel: ik ben hier aan boord de berusting zelf en na al wat ik je hierboven rapporteerde, is ieder van die lieden toch een causeur, vergeleken bij mij. Er is ook nog een juwelier van Soerabaja, een Jood, dus anti-Hitler, en nogal braaf ook, maar vol heesche jovialiteit en met de betoogtrant van den Hollander: ‘Kijkt u eens, nou moet u niet vergeten, nietwaar, dat... (2 × 2 = 4), ziet u? zóó moet u 't bekijken’. Ik geloof werkelijk dat alleen zuidelijke volken aardig zijn om mee te praten. Deze Denen en Engelschen tenminste zijn geen bal aardiger dan hééle banale Hollanders; de Denen zijn kinderachtig, de Engelschen hebben nog een soort deftigheid, waar ik overigens niet van te lijden heb omdat ik ze nog engelscher op een afstand houd dan zij het mij zouden kunnen doen. - Ik lees den heelen dag en heb notities gemaakt voor een groot hoofdstuk over deze reis, dat ik wschl. als ‘monologue intérieur’ zal opschrijven, onder een titel als: Nabetrachting bij Singapore.4388
Zooveel weet ik - door juwelier en rubberplanter - er ook wel weer van af: dat ik in Indië hoopen nieuws zal moeten leeren. Maar met de N.S.B. is het er niks gedaan. De planters hebben al stevig het land aan Mussert, omdat je op de N.S.B.-vergaderingen niks terug mag zeggen. Met het gevolg dat ze de 1e keer hun contributie betaald hebben, maar de 2e keer den rekeninglooper hebben laten opkrassen. Maar uit Indië daarover nader.
Van het lezen word je tenslotte ook wee. Toch is wat ons het meest hindert de dagelijksche terugkeer van al die smoelen.* En het ergste als er cocktail-parties worden georganiseerd, want je kunt niet altijd door verdwijnen. Ze komen je dan met groote vriendelijkheid een cocktail in je hut brengen, vragen of je ziek bent, of je pillen tegen de zeeziekte wilt hebben, enz. De collectiviteit is machtig!
De Roode Zee is ons erg meegevallen, hoewel Bep toch wel een beetje décomposée was en vies van haar eigen zoute smaak en kleverigheid, en Alain ‘roode hond’ heeft gekregen: prickly heat, zijn heele smoeltje vol.
Overmorgen Colombo, waar ik dit op de post doe. Wij hebben ons voorgenomen om mahateloos te schransen van de britsch-indische curry-tafel, na de 17 dagen deensche lunch die we nu doorstaan hebben. Nu, beste menschen, we missen jullie ontzettend en alles wat ‘ons soort’ is. Als we twee vrienden hadden meegehad, hadden we ons wschl. zéér geamuseerd. Enfin, Java over tien dagen; ik tel ze. Veel hartelijks, ook voor Henny en Rien, aan wie je deze brief wel laat zien, steeds je
E.
Ik denk dat de afstand ons ontzettend zal drukken en het gevoel van irrealiteit. Ceci dit, vind ik een zeereis heerlijk, de ‘smoelen’ niet meegerekend. Ik zou absoluut een jacht willen hebben, met een paar logeerkamers. De ‘smoelen’ zijn wel stijf, zooals E. zegt, maar ik moet er niet aan denken hoe het zijn zou als ze los waren. De Hollanders (‘de geit’, ‘de dikke’, de ‘weduwe van den hoofdofficier’ etc. hunkeren naar gezelligheid. De dikke is een vrouwelijke Laurel en Hardy (ik weet nooit welke van de twee) en draagt een tricot pantalon de plage met een blouse van zijde en kant.
De havens zijn wel aardig, vooral Port Soedan. Veel omhelzingen,
Bep
P.S. - Wat een scheepsdokter is, heb ik hier ook leeren beseffen: het is een meneer wiens grootste heroïsme eruit bestaat om dagelijks dit vee het hof te maken en die verder geen bal te doen heeft.
P.P.S. - Telegram hier aan boord gekregen over de arrestatie van Degrelle4389: bravo! Als de Belgen het voorbeeld gaven om hun Hitlers te temmen?