E. du Perron
aan
J.V. de Sturler
Parijs, 5 oktober 1936
Parijs, Maandagochtend.
Beste Jean,
Even een paar woordjes om me ongerust te maken over de sleutels die ik zoo stom geweest ben niet terug te geven! Heeft Marsman je er nog over opgebeld en ze teruggebracht? Ik hoop het - het was in zooverre nog een gelukje dat ik ze in mijn zak ontdekte vóór we in den trein waren, - in ieder geval mijn excuses ervoor!
Het afscheid nemen gaat hier lustig voort, vooral omdat het ook hier natuurlijk met herhalingen gaat. Verder is het kofferpakken nu eerst goed aan de beurt. Enfin, nog precies 8 dagen.
Bep heeft aan je moeder geschreven om een jurk die ze heeft laten hangen. (We zijn, wat handigheid betreft, aan elkaar gewaagd.) Wil je moeder ook namens mij nogmaals danken voor haar gastvrijheid, en voor de complete uitzet die Alain van haar kreeg; en wees er zelf van verzekerd dat ook wij jullie met spijt verlaten. Het was erg gezellig zoo met ons vieren, vooral wanneer Pepi niet half invalide was. Het beste voor haar been, voor je werk en voor alles; nogmaals veel dank voor jullie bemoeienissen met Gille, voor het toestel dat we aan boord hopen in te wijden en voor alles, -
veel hartelijks van ons beiden en een hand van je
E.
Bep schrijft hier nu niets meer bij omdat ze de handen vol heeft; ik krabbel tegenwoordig ook alle correspondentie nog maar af, staande en op hoeken van tafels. Daarom niet minder welgemeend.
(Lees eens Les Jeunes Filles van Montherlant - verre van sympathiek, maar uitstekend geschreven en eigenlijk heel amusant.)