E. du Perron
aan
De Wereldbibliotheek (N. van Suchtelen)
Parijs, 20 maart 1936
Parijs, Vrijdag 20 Maart.
Zeer geachte Heer Van Suchtelen,
Guilloux schrijft mij dat hij aan den heer Schoup géén rechten heeft afgestaan, dat hij hem niet geschreven heeft en liever niet zou zien dat de heer Schoup het boek vertaalde of dat diè vertaling werd gepubliceerd.
Mijn vrouw (Elisabeth de Roos) en ik, òf een van ons, òf beiden, zijn bereid het boek te vertalen als er geen groote haast bij is. Als u hiervoor voelt, wilt u mij dan opgeven wanneer uiterlijk de copie in uw handen moet zijn? Het beste lijkt mij dat u maatregelen treft, zoowel tegenover de hollandsche uitgeverij als de N.R.F. en Guilloux, om u het vertaalrecht voor Holland te verzekeren; ik meen dat de heer Schoup gedacht heeft aan De Steenuil. Hoe het zij, zou u mij even willen schrijven wat u besloten hebt en of wij ons hier tot dit werk moeten aangorden of niet. Wilt u mij in het laatste geval dan ook zeggen wat het honorarium ervoor zou zijn?
Het adres van de N.R.F. kent u wschl.: 5, rue Sébastien-Bottin, Parijs 7e; dat van Guilloux meen ik u al opgegeven te hebben: 13 rue Lavoisier, Saint-Brieuc (Côtes-du-Nord), Frankrijk.
U hebt mij niet geantwoord over Le Temps du Mépris; zegt dit u niets? - Ik maak van deze gelegenheid gebruik om u te vragen wanneer Goena-Goena verschijnt en of u mijn vriendelijke groeten zou willen overbrengen aan den heer Endt.
Met vriendelijke groeten voor u zelf, hoogachtend,
EduPerron