E. du Perron
aan
J. Greshoff

Parijs, 11 en 14 november 1934

Parijs, 11 Nov.

Beste Jan,

Dank voor je brief. Ik schrijf niet veel, omdat ik bezig ben met mijn aant., die me niet meevallen.* Ik ben moe en sliep vannacht eerst om 6 uur in! - tot 10, dus 4 uur slaap. Mijn hoofd houdt het niet, op deze manier. Slau is hier, maar ook dat uitgaan en praten met hem, het zien van andere menschen en zoo vermoeit mij. En 13 Nov., dus Dinsdag a.s. begint mijn Perzische cursus. Ik weet heelemaal niet hoè moeilijk dat zal zijn en hoezeer het mij in beslag zal nemen. Aan Ducroo kom ik niet meer toe, en dat moèt toch gauw weer.

De berichten deden mij goed; je bent nu tenminste weer wat uit de onzekerheid, al blijft het rotzooi, goedbeschouwd.

Het idee van Boucher (essays van Menno)3437 is prachtig. Dan moet het ook een complete essaybundel worden, tot op heden, of 1935.

Gans is een zéér geschikt iemand, veel aardiger en ‘onbevangener’ dan Last. Zijn panopt. tegen de W.B.3438 is wat te lang (de helft was vol-doende geweest), maar ceci dit, kan ik alleen getuigen dat ik tot in ieder onderdeel met hem accoord ga. Ik vind die rijmpjes abominabel (maakt Endt die of het jongste zoontje van Van Suchtelen?) en de heele toon is er één van handelsprollen die hun klanten diep verachten. Ik verfoei dit slag en verwonder mij erover dat jij telkens weer met zachtheid ertegenaan kijkt, of uit naam van het métier vindt dat het zoo moet.* Een behoorlijk uitgevershuis zou zich schamen voor zooveel banaals en vulgairs als de W.B. ieder jaar weer voor ‘het publiek’ van zich afgeeft. Als uitgevers niet weten met welke ‘menschelijke waardigheid’ auteurs behandeld moeten worden - al is het dan ook koopwaar! - wie dan wel? En in ieder geval gun ik ze af en toe zoo'n sermoen van harte, Menno is het hierin trouwens ook geheel met Gans eens.

Arme Varangot! ik hoop dat je hem daarna weer wat beklopt en gestreeld hebt. Maar de Groote Alcoofheld is hij m.i. niet. Maar hoeft dat?

Ingesloten een brief van Jany die je amuseeren en stichten zal.

Ik zal Gans (die in Den Haag zit) schrijven over De Groene. Hij kan zooiets best gebruiken, dat is zeker.

Het is ongehoord dat je bundel3439 zoo goed gegaan is. Maar kàn je een goedkoopere druk uitgeven van al deze verzen, zonder te vervallen in krantenpapier?

Wie en wat is Campendonck?3440 Ik weet van niets!

Dank bij voorbaat voor Tsjip.

Ik verwacht met vreugde je komst in Parijs. Blijf je een paar dagen of moet je direct weer weg?

De rest houd ik aan tot ik verslag heb over Jan van Nijlen's jubileum.

* * *

14 Nov.

Van J.v.N. zelf hoorde ik nu dat het erg gezellig was, dat Jacques er ook was en zich heel geestig heeft betoond Bravo. - Mijn perzische cursus is begonnen. Boeiend, maar ongehoord moeilijk, d.w.z. het perzisch zelf valt erg mee, maar het arabische schrift is een soort stenografiesysteem om tureluursch van te worden. En nu, des deux l'une: òf ik ga er mee door òf ik merk dat het te tijdroovend wordt en doe er 14 dagen aan voor de juiste smaak, om dan ± een maand nr St. Brieuc te gaan en daar Ducroo af te schrijven. Ik doe dan ook niets anders; het perzisch hervat ik dan in Januari, als ik weer hier terug ben. Anders gaat Ducroo naar de ratten.

Dit in haast. Ik schrijf nu niets meer tot ik hoor dat je hier komt. God helpe mij, ik kan niet anders.

Je E

Wil je me attent maken op fouten etc. in mijn Malraux-vertaling en me je indruk zeggen? Ik ben er blind op gekeken.

Brief van Jany graag terug.

*Ik heb ze nu voorlopig stopgezet. Tot Febr. misschien. Tant pis.
3437Het tweede gezicht. 's-Gravenhage: Boucher 1935.
3438‘Boekennieuws’. In Forum 3 (1934) 11 (november), p. 1061-1062. Boekennieuws was het reclameblad van de uitgeverij De Wereldbibliotheek.
*Blijkbaar hindert jou hier het kankeren van een ander, terwijl jij precies zoo tegen iets dergelijks had kunnen uitvaren. Of is het je ‘vriendschap’ voor Endt?
3439Gedichten 1907-1934.
3440De Duitse expressionistische beeldend kunstenaar Heinrich Campendonck (1889-1957) vluchtte in 1933 uit Duitsland. Zijn a.s. benoeming tot hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam deed enige stof opwaaien, omdat ook de Nederlander Joep Nicolas kandidaat voor die functie was. Nadat Albert Plasschaert in De groene Amsterdammer van 8 december 1934 ‘Waarom Campendonk, Hoogleeraars benoeming aan de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam.’ had gepubliceerd, ontstond er in De groene Amsterdammer en in Het vaderland een polemiek. Ter Braak interviewde Campendonck in Het vaderland van 24 december 1934 (av.), ‘Gesprek met Campendonck, Zijn levensloop en zijn werk, Een zeer veelzijdig kunstenaar.’ Zie ook Bw TB-DP 3, p. 126.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie