E. du Perron
aan
J. Greshoff

Parijs, 10 april 1934

Parijs, Dinsdagavond.

Beste Jan,

We zijn dan weer terug. Het is godbeter't wel te merken! Het was in Brussel voor ons beestachtig duur, maar we vergaten het om het vacantiegevoel dat we er hadden, en waartoe de hotelsfeer ook meewerkte. Hier is alles weer beroerd, eng, samengedrukt: zoowel Bep als ik hebben hier direct de sensatie dat we nooit meer iets behoorlijks zullen kunnen doen, en dat we geen tijd hebben, geen tijd, geen tijd!* Is het de kleine ruimte die dat gevoel geeft? Ik weet het niet, maar vanaf dat we opstaan, totdat we weer naar bed gaan, voelen we ons ‘getalonneerd’.

Ik vind dat ik in Brussel weinig aan je gehad heb, ditmaal; ook al een gevolg van de omstandigheden. Hier thuiskomend vond ik een brief van Endt, met voorgestelde ‘verbeteringen’, die naar niets leken, over het algemeen, vol fouten zaten, enz. - en verder een Nwe Gemeenschap met absoluut walgelijke stukjes van Albert Kuyle.3145 Dat is het ergste ploertje dat erbij loopt, daar is Van Duinkerken een vriendelijke os bij. Theun de Vries en Kuyle zijn de verbeten strebertjes van de ‘opkomende’ generatie. En Menno prefereert smoel te houden. Ik ook, hoewel noode. D.w.z. er is veel voor te zeggen; maar ook veel tegen. Het ideaal zou zijn dat nieuwe strijders dit gespuis hun vetje gaven: bv. Vestdijk, of Vic zelf, of Hendrik de Vries, of werkelijke ‘jongeren’. Als je leest wat zoo'n Gabriel Smit over Slauerhoff (Soleares) durft zeggen,3146 dan word je toch helsch, of je 't wilt of niet. - Ik wou dat Fredje Batten, Rudie van Lier, Varangot en zoo wat ouder waren, of een al wat gevormder talent hadden. - Ik was doodmoe na het praten met Varangot. Ik heb me erg ingespannen om een ‘boeiend’ gesprek met hem te hebben, omdat hij me zeer geschikt leek, maar God God, wat is het weer een echte Hollandsche sloome duikelaar! Als ze geschikt zijn, zijn ze zóó...

Ik vraag me werkelijk met angst af wat ons voorland zal zijn (dat van Bep en mij + Gille op den achtergrond) als ik die fl.1000. verdiend zal hebben, en dus 2 boeken achter me heb, en als dan de duiten die van de erfenis nog komen, ook op zullen zijn. Laat ons zeggen in Juli of Augustus 1935. (Ik moet van het geld van de erfenis nog ± 10.000 fransche franken geven aan Pia voor de drukkosten van dat mislukte boek, want ik kan hem toch niet alleen daarvoor laten opdraaien: er is nog zoowat 20.000 frs. schuld!) Kan je niet iets bedenken? Zullen we samen 1001-dag-verhaaltjes maken, of detective-verhalen, of rijmpjes à la Clinge-Doorenbos,3147 of tooneelstukken? Wat denk je van dit laatste? Als jij en ik een ‘trust’ begonnen - later met ‘negers’3148 desnoods - om een Hollandsch tooneel te doen ontstaan? jij hebt toch al een regisseursverleden achter je en vele relaties. Ik geloof heusch dat we wel iets zouden kunnen maken, samen; we geven het dan onder pseudoniem uit (in Groot-Nederland en Forum) en jij vertegenwoordigt de zaak naar buiten, want ik wil met die flikkers niets te maken hebben. Daarentegen ben ik bereid ⅔ van de stukken te maken, en zelfs meer. Wat denk je hiervan? Als pseudoniem een flink Hollandsche naam: Egbert Wessels of zooiets! Of... Van Tuynen?!

Schrijf me gauw weer eens, en denk hierover na.* Mijn 2 bedrijven van De Nieuwe Manier3149 kunnen over 1½ jaar nog altijd dienst doen: omgewerkt, nog bêter gemaakt, of wat je wilt. Als het eens een succes werd?

Hartelijke groeten, ook aan Atie, en van Bep;

je E.

Zoo'n vent als Kuyle noemt Cab Calloway en Dimitroff in één adem; dat teekent de mentaliteit! En ‘deze tijd’! Ou-ah!

*Vooral voor onszelf; zelfs lezen gaat ons hier niet goed af.
3145‘Proza. Een overweging vooraf’, waarin Kuyle verklaarde niet te begrijpen dat zekere schrijvers niet meer geslagen werden (letterlijk), en een vernietigende bespreking van Louis de Bourbons bundel Het licht achter Golgotha onder de titel ‘Kom, kom, niet zoo somber...’ (De nieuwe gemeenschap 1 (1934) 3/4 (maart/april), p. 198-202).
3146In ‘Legendarische heldhaftigheid’ stelde Smit dat Slauerhoff als dichter onverantwoordelijk werd overschat, en dat de waardering die hij genoot karakteristiek was voor het verval waarin Nederland was geraakt (De nieuwe gemeenschap 1 (1934) 3/4 (maart/april), p. 191-193).
3147De rubriek 1001-dag en de rijmpjes van Clinge Doorenbos verschenen in De telegraaf.
3148Letterlijke vertaling van de term ‘nègres’, waarmee in Frankrijk schrijvers worden aangeduid, die werken voor een auteur van naam en onder diens naam publiceren.
*Als je alles als grapje verwerpt, kom je er nooit.
3149Onvoltooid gebleven toneelstuk (Vw 5, p. 373-458).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie