E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bellevue, 1 mei 1933
Bellevue, Maandag.
Beste Jan,
Sinds ik je brief ontving heb ik voortdurend geprakkezeerd over die ploertenboel. Dat Herman niet alleen laksch is, maar even onbe-trouwbaar als de rest, hindert me toch. Enfin!... Ik vraag me alleen af wàt zij zelf erbij winnen als de boel gerekt wordt en de aandeelen in Holland totaal kelderen. Of vervalschen ze nu de juweelen?
Ik schreef T.V. zelf uitgebreid, ook om inlichtingen die ik spoedig moet hebben. Hij komt zelf binnenkort; ik heb hem veel te vragen en met hem te overleggen.
Als mijn moeder die kluis van '26 tot '32 heeft betaald, is het dus eig. haar kluis, die gewoon op naam van mijn vader is blijven staan. T.V. zal ik de huur terugbetalen, maar het is weggegooid geld, want je kunt er nu zeker van zijn dat er niets in die kluis is.
Ik vraag me af of het niet beter is èn Herman èn den notaris hun congé te geven, omdat zij anders toch tegenwerken en pesten. De eenige vraag is: waar komt het geld vandaan dat de smakkers van me hebben moeten? Ik ben er misselijk van; en dan die onmacht!
Met dat kadasterstuk is wschl. wèl haast, en met die Bank ook. Ik moet den notaris toch iets antwoorden? Ik schreef T.V. hierover.
Over Maurits later. Van wie kreeg je het boek? Van B. van Kampen? Ik vroeg het hem te leen, maar hij schijnt mij niet te vertrouwen.... Vroeg hij je om advies misschien?
Nu Jan, tot later. Hartelijke groeten.
Je E.
P.S. Het was erg aardig met Jany; ik at Donderdagavond met hem samen, was gisteren met hem bij de B. Wrights en zie hem straks weer. Hij gaat morgen wschl. door. - Anth. Donker is hier en in hetzelfde hotel als Jany, met zijn ‘verdomde lief’, over wie Jany niet uitgepraat was, zoo vervelend vindt hij haar.