E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland

Bellevue, 12 februari 1933

Bellevue, 12 Febr. '33.

Beste Vic,

Ik heb je een langen brief geschreven naar aanleiding van het vriendschappelijk beklag dat je over me losliet in de N.R.C.2539 - ik had opeens groote lust om met jou over jouw communisme te spreken; maar antwoord krijg ik toch niet, dus gaat die brief ook maar niet naar je toe. Het is trouwens immers altijd de vraag of je - als je communist bent - mij nog wel begrijpen mag.

Daarom alleen deze punten:

1. Er zijn er, onder de grootste schreeuwers zelfs van de collectiviteit, heel wat die een ‘volslagener onwetendheid’ zouden moeten bekennen dan ik, gesteld dat ze dat mochten van de partij en dat het in hun aard lag.
2. Mijn ‘revolutionaire documentatie’ duurt nu niet 1½ maand, maar meer dan 2 jaar. En 2 jaar voor mij - nu, laat ons niet overdrijven, alleen maar billijk zijn - dat is toch wel zooiets als 4 jaar voor, laat ons zeggen: je vriend Apie Prins.
3. Als je me nog begrijpen mag, dan zal je dat beter doen in mijn volgende stuk,2540 dat De Smalle Mensch heeten zal. Ik schrijf geen politieke overzichten, maar gevoelswaarheden. Iemand die voelt als een idioot, staat tegenover sommige dingen, na 100 × gedocumenteerd te zijn, 100 × als een idioot. En je vriend Lawrence bv. heeft het niet noodig om de complete werken van Lenin en Marx te lezen om te mogen schrijven:

‘There are hearts through which the Machine will never roll’.

Maar soit; want antwoord krijg ik toch niet, en met je praten zooals ik zou willen gaat nog minder. Je begrijpt dat alleen jouw persoonlijke gevoelen mij interesseeren kan, en niet een door de partij voorgeschreven imbeciele superioriteit. Dat Apie Prins en Jef Last morgen zeggen zullen dat ik een verliteratuurd burgertje ben die er niets van afweet, is wiedes; praat jij dus als zij, dan is alles tusschen ons gezegd.

In één ding alleen vergis je je: dat dit, als het dan niet politiek is, literatuur zou zijn. Het gaat verwoed om alles wat iemand heeft, zijn persoonlijke vrijheid. En dat ‘revolutie’ gelijk zou staan met ‘collectiviteit’, dat de wereld van de Machine gelijk zou staan met ‘vrijheid’, en dat het collectivisme een ‘vrede op aarde’ zou brengen waarin het christendom niet geslaagd is, noch iets anders tot dusver, ziedaar 3 ‘waarheden’ waaraan volgens mijn innigste overtuiging alleen een prédisposé abruti gelooft. Dat deze abruti's soms heel sympathiek zijn is een andere zaak; in ieder geval zijn ze excusabel, als het leven ze erg geslagen heeft.

Hartelijke groeten van steeds je

E.

En vergis je in iets anders ook niet: er is een jeugd in Europa op komst, die de dwang onder het mom van ‘revolutie en vrijheid’ hevig door heeft. Maulnier2541 is maar één onder de velen. - Maar vertel het maar niet aan den heer Apie Prins, die zoo communistisch-weerbaar en zonder hoed al de oude dwalingen van de wereld trotseert.

2539In de NRC van 8 februari 1933 (av.) verweet Van Vriesland DP ondeskundigheid t.a.v. het communisme, n.a.v. ‘Flirt met de revolutie’. DP had in zijn stuk vermeld ‘Anderhalve maand van revolutionnaire documentatie’ achter de rug te hebben, wat op het moment dat hij deze passage neerschreef, in de zomer van 1931, inderdaad juist was. Hij voltooide zijn essay pas aan het einde van 1932.
2540In Forum 2 (1933) 3 (maart), p. 163-188 (Vw 2, p. 501-527).
2541In de essaybundel La crise est dans l'homme (door DP besproken in de NRC van 8 februari 1933, Vw 6, p. 63-65) keerde Thierry Maulnier zich tegen iedere ideologie die de cultuur en het individu bedreigde.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie