E. du Perron
aan
G.H. 's-Gravesande
Parijs, 2 december 1932
Parijs, 2 December 1932.
Café de l'Univers
Zeer geachte heer s' Gravesande,
Het is een heel drama voor mij, die brievenhistorie. Na mijn mislukte poging om over Clemenceau en Benoit te vertellen, kwam uw brief; daarop kreeg ik weer nieuwen moed en schreef u een berouw-vollen brief dat ik het toch maar doen zou; daarna kwam er een lange brief van Greshoff voor me, om me alles nog eens goed duidelijk te maken, me te kapittelen, enz. Hij had groot gelijk, en ik groot ongelijk; maar het dwaze was dat zijn kapittelbrief al mijn goede voornemens weer deed vervliegen - ik besloot het toch maar nièt te doen. Idioot is zooiets, maar u hebt er geen idee van hoe ik mij in deze historie tusschen allerlei bedenkingen en gevoelens van te moeilijk en toch weer te gemakkelijk, enz. heb voelen slingeren. Het slot was dat ik aan Jan schreef dat ik het toch maar niet deed, en hem mijn brief aan u (dien ik immers had moeten verscheuren) opzond, met begeleidende uitleg. Ik schreef hem zooiets van: ‘beste Jan, kijk zelf hoè'n moeite het mij gekost heeft’ en dat hij u mijn brief gerust ter kennisname mocht doorzenden, omdat u zoo bizonder aardig in dit alles is geweest - en ik zoo onmogelijk, moet ik erbij zeggen! Toen mijn envelop aan Jan de deur uit was, dacht ik definitief met alles te hebben afgedaan.
Maar mijn vrouw had het drama ook door- en meegemaakt. Het stuitte haar tegen de borst dat ik iets dat toch weer zoo gemakkelijk leek - blijft lijken, ook al heb je om zoo te zeggen physiek de moeilijkheid ondervonden! - zou opgeven, zonder het zelfs te hebben geprobeerd. Vanmiddag is zij naar de Bibliothèque Nationale gegaan, maar heeft daar, inplaats van in boeken te studeeren, den ‘brief’ geschreven dien ik hier insluit. Kortom, zij wil in mijn plaats de poging wagen, en het niet opgeven alvorens te hebben geprobeerd. Zij zegt dat zij het een volgende keer beter kan; en het spreekt vanzelf dat ik haar helpen zal - misschien meer dan mij lief is - als zij een kans maakt. Hoe het zij, wilt u zoo goed zijn om haar proeve te lezen en door te geven aan den heer Schilt?
Ik doe in het gegeven geval niets anders dan u bij haar introduceeren. Een volgend maal zal zij u zelf schrijven, en u kunt u natuurlijk ook tot haar direct wenden, als dit noodig blijkt.’
Met vriendelijke groeten, steeds gaarne de uwe
EduPerron
Ik spreek vanavond den heer Delmas van Arts et Métiers Graphiques en laat hem u de albums sturen. Het is volstrekt niet noodig om er als specialist over te schrijven, zooals ik u reeds zei in den brief die tenslotte naar Jan is gegaan.
Ik schrijf u dit in een café, omdat mijn vrouw wil dat deze brief direct gaat. Zij komt zóó uit de Nationale in dit café, waar zij een af-spraak met mij had. Ik heb den middag doorgebracht met lunchen aan het fameuze ‘Vrijdagtafeltje’ van Hollandsche journalisten, waar u wel van gehoord hebt, en met informeeren naar andere mogelijkheden van bijverdienste, zoo mogelijk niet precies met de pen...