E. du Perron
aan
G. ter Braak
Bellevue, 28 november 1932
Bellevue, Maandag.
Lieve Truida,
Deze keer antwoord ik ‘heet van de pan’, anders bevriest de schrijflust weer. Het is schandalig dat je brief, geschreven bij den telg der Ottens2435, nog steeds onbeantwoord is. Maar dat was eig. ook al een bedankbriefje. Bovendien begreep ik dat Menno je een-en-ander uit mijn correspondentie met hem wel zou vertellen, zooal niet in alle letters voorlezen, dit laatste vanwege mijn ‘onafleerbare’ prolurkenterminologie. Over de onaantastbare Huxley zal je ook wel op de hoogte gebracht zijn2436; ik daarentegen weet niet of je ééne oude dame zich nog vermenigvuldigd heeft - ondanks den schijn dien zij tegen zich had - of toch niet. Je fiets is sindsdien vermoedelijk gerepareerd en tot normale geruischloosheid teruggebracht. Waarom zou Aty niet iedere keer ‘veel liefs’ aan Menno zenden, en jij de ‘hartelijke groeten’ aan Bep? Ik vind zulke gebruiken zoo iets gezelligs hebben, zij verzoenen ons weer met onze soms wat parvenu-achtige vrijgevochtenheden. Niet? En de parvenu staat dicht bij den prolurk.
Dit alles is achterstand. Je nieuwe brief gaat bijna uitsluitend over Jo Donkersloot. Ja, hoor eens, je kunt nu zeggen wat je wilt, maar, luister goed, nooit meer - au grand jamais! - zal ik die (jonge) dame kunnen zien, zonder te voelen dat ze smoorverliefd op me is. Al zou ze me dus overladen met een keurboeket van scheldwoorden: ik zou alléén letten op haar hart, alléén maar weten dat deze voorgewende haat de uiting is van de gloeiendste liefde. En, zooals ik aan Menno schreef: ik bèn nu net getrouwd - en met een vrouw, denk je dat in, die me niet eens een prolurk kàn vinden.* Ik begin te gelooven, want het zou gewoon ondankbaar zijn ook hieraan niet te gelooven, dat niet alleen Jo Donkersloot, maar ikzelf de eenige kans misloop(t) op de eenige groote Liefde; als ik terugdenk aan de eerste regel van het vers dat boven die voorrede2437 staat, die haar zoo tot in de ziel trof, ben ik er zelfs zeker van. Ik geef anderzijds toe dat, van ‘standverschil’ gesproken, ik natuurlijk nooit zal kunnen pretendeeren van een zoo goede familie te zijn als de familie van mijn (mislukte gemankeerde?) groote Liefde, maar ook dat, dunkt me, zou door de grootheid van de Liefde zelf overbrugd hebben kunnen zijn....Hoe het zij, ik houd me aanbevolen voor een persoonlijke ontmoeting, en de geïnverteerde liefdesverklaring ‘in het gezicht’, die zij voor mij ‘in petto’ houdt. Maar het moeilijke zal natuurlijk zijn, dat haar gezicht daar ook bij tegenwoordig is; en zal mijn liefde, plotseling losbarstend, zich dan kunnen weerhouden om - vooral als het weer zoo aanbiddelijk rood wordt (van toorn ditmaal), het aan mijn borst te trekken en te kussen? Kortom, ik verwacht veel, om niet te zeggen: alles, van het komende rapprochement van onze twee gezichten. Ik heb mijn hoop gesteld in het Fatum.*
Een andere mogelijkheid zou zijn om àl mijn aanbidsters met mij samen op de thee te vragen; als daar zijn: mevrouw Otten, Charlotte Köhler misschien, en uit Parijs zekere, mij persoonlijk nog onbekende, Mathilde, zich noemende Tilly, Visser. Vraag dan ook voor Menno, die zich anders wat eenzaam zou kunnen voelen, juffrouw Jetty Cattenburgh.2439 Het zou een ‘geladen’ thee-uur kunnen zijn. Maar mag ik dan Bep meenemen, om haar te overtuigen van de waarde van haar echtgenootje? Een ‘getrouwde vrouw’ heeft dat noodig.
Je mag dezen brief, als voorloopige liefdesverklaring, aan mej. Donkersloot laten lezen, zonder het gevoel te hebben mij daardoor te compromitteeren. Anders alleen maar wat ik in de kantlijn zal zetten. - Jou schrijf ik nog wel eens beter, als de Liefde mij niet meer foltert. Een hartelijke hand van je
E.
Lieve Juffrouw Jo,
Ik denk nog altijd veel aan U. U soms ook aan mij? O, astublief?...
Veel nette groetjes, van Uw
Eddi.
P.S. - Waarom vind je de Dame intelligenter dan de Ridder? Hij slikt zwaardstooten, omdat het nu eenmaal zijn vak is; zij dient aan tafel, wat ook niet bepaald intelligent aandoet. Haar bedenksel met dat hemd was niet intelligent, maar welbeschouwd wreed. De ridder van Granada van Schiller zou haar anders behandeld hebben. Maar wreede vrouwen kunnen moedig, en trouw, zijn, volgens een philosofie van de cours d'amour althans! (in werkelijkheid zal die Dame altijd wel iets sadistisch behouden hebben.)2440
Dit is een zoo volbeschreven brief dat ik er geen stukje in wit wil laten. De pen is anders afschuwelijk; je hebt geen idee van de botte stugheid van die ‘Parker’ krengen.