E. du Perron
aan
C. van Wessem
Gistoux, 6 juli 1932
Gistoux, Woensdag.
B.C.,
Je geeft me geen antwoord op mijn vraag: is het waar dat mijn tekst 3 jaar onuitgegeven moet blijven, als hij in de Bladen is verschenen?
Aan inlichtingen over Daendels ontbreekt het me nu niet. Alleen wel aan het boek zelf. Maar ik voel er eigenlijk alweer voor om de bespreking door een ander te laten doen.2221 Ik ben al net als jij op het gebied van ‘besprekinkjes’, en dan - àls ik het doe - bespreek ik liever auteurs die mij geheel onbekend zijn.
Wat je voorgangerschap op het gebied van Coster betreft, ik las bij Kelk eens je fameuze Wei der Ideeën.2222 Ik vond het een zéér deferent stuk, met vele complimenten voor Coster en één voorzichtige op-merking over die ‘ijswoestijnen’ inderdaad; maar dat zal aan het ‘levensgevaar’ hebben gelegen. Enfin, het spijt me dat jij het dan voor mij liep en ik ben gaarne tot wederdienst bereid, al zal de verhouding tusschen ons wel altijd zijn als die van Daendels tot Reinald Godius. Ik troost me nu wel met het feit dat Bonaparte Muiron vóór zich had op de brug van Arcola,2223 maar ook dit lijkt me overdreven, en dan: Muiron ging eraan dood, terwijl jij springlevend bent.
Met hartelijke groeten, steeds je
E.