E. du Perron
aan
H. Marsman

Lugano,2150 2 juni 1932

Cassarata, 2 Juni 1932.

Beste Hennie,

Dank voor je briefje. Hèb ik je niet geschreven, of was het alleen maar een briefkaart? Hoe gaat het nu met je depressie? Wij hebben het hier opperbest, al valt het weer niet mee; het hotel is niet erg duur (nu we ons voor een maand verbonden hebben, maar 7 frs. = iets minder dan fl. 3.50 per persoon en per dag), en ons balkonnetje hangt om zoo te zeggen boven het water. Soms gaan we naar de bioscoop, als de economie het ons toestaat. We denken ± 20Juni van hier weg te gaan, waarheen is nog niet heelemaal zeker, en hangt trouwens ook van de economie af.

Schrijf me uit welk blad dat stukje over de ‘louterheid’ van mijn cynisme!2151 Wat bedoelt die man het goed! Ook U.D.? - Het stuk van Van D.2152 las ik. Geen lust om te antwoorden op zooveel neo-cretinisme. Ik voel mij in een te prettige stemming om me door dit gekwaak te laten opschrikken of zelfs maar verontrusten. Vanuit het neo-cretinistisch oogpunt dat nu eenmaal dat des dorpschen onderpastoors is, heeft de klungel immers ook ‘overschot van gelijk’? (Vlaamsche, en misschien wel Brabantsche, uitdrukking). Jammer voor dien heer, die zich ‘spitst’...

Het lijstje van Maupassant's boeken is alarmeerend! o, veel meer dan Van D.'s polemiekerij. Ik moet je in vertrouwen bekennen dat ik dien M., met zijn algemeen geprezen bondigheid, een stomvervelend realistje vind, en ik vrees dat hij voor jou haast nog erger zal zijn. Bel-Ami, een z.g. meesterwerk van hem, is èn als realisme (‘boulevard’ van dien tijd) èn als satyre (het pretendeert ook nog zooiets te zijn tegen het journalisme, ook al van dien tijd) eigenlijk èrg bête; Boule de Suif, ander beroemd werk, is heel, heel erg flauw. Une Vie is ook héél beroemd, en iéts beter, maar ook nog knap langdradig voor mijn gevoel; Mont-Oriol en Notre Coeur heetten ‘gewaagd’, maar ik kwam er nooit aan toe. Volgens Méral is het boeiendste, en ook vreemdste, Le Horla, dat ik mij nog altijd voornam eens te lezen. Begin daar dus maar eens aan (Méral is wel betrouwbaar, als voorlichter in de fraaie letteren!) en als het werkelijk goed is, zend het mij dan eens ter inzage. Pierre et Jean heet nogal geestig te zijn, maar ik ben erg bang voor dien geest van Maupassant. En wat Fort comme la Mort is, weet ik heelemaal niet.

Ik heb hier Barnabooth voor je, maar ben het zelf aan het overlezen, met Bep. We vinden het allebei weer even verrukkelijk. Je krijgt me alle Gladkovs, Ehrenburgs, Döblins en andere Feuchtwangers cadeau, bij karrevrachten van de reinigingsdienst tegelijk, voor dit eene, werkelijk door-en-door superieure boek. Als men één zoo'n boek in zijn ‘literaire carrière’ geschreven heeft, kan men tevreden doodgaan - of uitscheiden (wat Larbaud ook vrijwel gedaan heeft). En de Donkers, Binnendijken e.a. noemen dit een ‘decadente slappeling’ of zooiets. Het heele geheim is geloof ik dit: het zijn burgerjongens gebleven, die een literaire draai te pakken hebben, maar au fond nog ontzettend zijn blijven opkijken tegen de literaire productie van Schrijver X en Auteur Z. Barnabooth is een likeur van de fijnste soort (om met de onderscheiding van Engelman te spreken) tegen de grove arak van die modefabrikanten. Ik zag hier laatst een Russische film: Der Weg ins Leben. Om je voorgoed van alle communisme en democratische neigingen te genezen! Bah, wat een misère, dat gesystematiseerde prollendom!

Ik ben soms ook erg down, in het gevoel dat er geen plaats voor mij meer is, of zijn zal, in deze wereld.

Laat gauw wat hooren, en wat ‘vitaals’! Groeten, ook van Bep en aan Rien; de hand van je

E.

P.S. - Vergeet niet me te schrijven uit welk blad dat knipsel is. Coenen over Helman2153 is niet slecht, maar hij moet zijn smoel houden, die zuurzak!

2150Briefhoofd: Hotel Du Midi, Lugano-Cassarate. Met voorgedrukte plaatsnaam.
2151Niet achterhaald om welk stuk het gaat. Het was in ieder geval niet opgenomen in het Utrechts Dagblad.
2152In De gemeenschap 8 (1932) 4 (april), p. 233-236 schreef Anton van Duinkerken over DP's geesteshouding onder de titel ‘Neocynisme’, in het bijzonder n.a.v. het gedicht ‘Voor een paradijsvaarder’.
2153In GN 30 (1932) 5 (mei), p. 556-557 besprak Coenen De stille plantage van Albert Helman. Hij wees op de invloed van Van Schendel, en meende dat het boek een ‘nasmaak’ gaf ‘als van te zoete roomtaart uit een tweedehands Banketwinkel’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie