E. du Perron
aan
E. Bouws

Gistoux, 2 juli 1931

Gistoux, Donderdag,

Beste Bouws,

Ingesloten de aant., die Marsman mij doorzond - met één kantteekening van hemzelf, zooals je ziet. Alsof de talent-kwestie weer niet vanzelfsprak.

Je hebt je veel moeite gegeven voor de zaak, dat is zeker. Je moet later maar eens de historie schrijven van dit tijdvak! - Met je aanteekeningen ga ik vrijwel geheel accoord. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik merk dat ik eigenlijk niet kan tegen een zekere toon: van gewichtigheid, van dikdoenerij.* En die schijnt voor genuine business-men onvermijdelijk, onmisbaar. Waarom kon alles toch niet eenvoudiger? Waarom al die groote woorden tegen Van Wessem? Waarom al die gewichtigheid van en over mijnheer Zijlstra? Ik word tureluursch als ik dat bepaalde toontje hoor; ik heb dan direct lust om ‘poep’ te zeggen.

Komt er nu nog wat van of niet? In Godsnaam, geef dien grooten zakenman Zijlstra nu een paar Amerikaansche injecties voor vlug besluiten, en schrijf me omgaand of er wat gebeurt of niet. Of moet daar weer voor worden vergaderd? Waarom ook kon die Zijlstra-de-malheur op de vergadering zijn bek niet opendoen om te vertellen dat jouw aanwezigheid in, naast, op de redactie een eisch van hem was? Waarom moest dat achteraf, in gecompliceerde briefjes, worden behandeld? Iedereen krijgt zoo den indruk dat hij niet denkt, maar dat jij dat voor hem moet doen! - Enfin, als er nog eens gestemd moet worden, je kent in ieder geval mijn stem. Van Wessem erin; jij ook. Kan men niet een nieuwe titel voor je bedenken, als alles strandt op dat rotte baantje van secretaris? Kan Van W. niet reductie-secretaris blijven, strict beperkt tot secretaris van de redactie, en jij: administrateur, manager, commissaris, minister, G.v.d. vind een naam! - redactie-controleur, voor mijn part! - of kortweg: Schakel? Heb toch een beetje humor, jullie allen, en breng iets tot stand; inpl. van zulke helden te zijn in het opstellen van wetten en contracten en het dan nog niet ééns te kunnen worden, na alle over-en-weer geschrijf. Marsman is er al abruti van; ik ook. Als er nog eens vergaderd moet worden, boks dat dan voor elkaar; maar laat dan op die vergadering uitgemaakt worden of de zaak doorgaat of niet. Ik zou verdomd graag ééns erbij zijn, en met dien grooten man Zijlstra spreken, al was het maar om definitief stront met hem te maken en te weten dat de zaak lekker niet doorgaat.

Voilà. Ik zeg je maar precies wat ik voel; en nogmaals, onze persoonlijke relatie staat buiten dit alles. Wij zijn ‘onzakelijke idioten’ schreef je aan Marsman (ik hoor daar ook bij!); jullie - Zijlstra vooral, de man die zijn bek niet kan opendoen om te zeggen wat hij wil - zijn zakelijke sabbelaars. Schrijf me nu a.j.b. spoedig deze 3, of 4, woorden: Zaak gaat door of Zaak gaat niet door. Het zal mij, in beide gevallen, een vreugd des harten zijn! Hart. gr. van je

E

*Waarvan je brief aan Marsman zwaar ging.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie