E. du Perron
aan
C. van Wessem
Brussel, 15 februari 1931
Brussel, Zondag.
Beste Constant,
Tot welk ‘geslacht’ je behoort? In de eerste plaats, hopen we, tot het mannelijke; daarna, chronologisch, tot dat van Nijhoff en Van Vriesland, waarbij misschien ook Buning hoort (al is dat eigenlijk een ‘oudere’, althans naar den geest.) Bij jou hoort natuurlijk ook Van den Bergh!* Wat den aard van je werk betreft, hoor je tot - in één woord - de ‘modernen’. Je Lessen in Charleston zullen dat wel bewijzen, als men op den titel vertrouwen mag. Overigens vind ik je voornemen om door werk te bewijzen dat - enz., verreweg het beste, dat spreekt vanzelf1558 Nu over die ‘Stolsianen’ - wat zou Stols trotsch zijn als hij het hoorde! je publiceeren bij Nypels1559 sluit niet uit dat je ook door Stols kunt worden ‘bezorgd’, wel? Wat gaf je Nypels? De Lessen? Voor je kritisch proza wil ik nog steeds graag het mijne doen, als je een tien vel bij elkaar hebt. Alleen moet de serie ‘Standpunten en Getuigenissen’ eerst toch een béétje gaan... Maar jij bent toch ook nog lang niet klaar.
Ik heb Helman niet geattaqueerd; alleen gezegd dat die attaque van hem op jouw ‘samenstellerschap’ flauwe kul was.1560 Ik vind hem, evenals jij, voor zoover ik hem ken, een geschikte kerel. Mijn aanval gold vnl. Nijhoff, zooals ik je reeds schreef.
Dat je in het Cr. Bulletin schrijft en lid bent van de PEN-club vind ik allemaal niets zeggen, noch voor noch tegen; het zou erg zijn als men op zulke dingen ook al letten moest! Ik heb ook veel minder ‘partij’-gevoelens dan jij schijnt te veronderstellen; mijn (geestelijke) vrienden zijn mijn ‘partij’, de rest is literatuur-administratie. Bracht mijn reeds meerbesproken ‘bemoeialligheid’ je op die rare gedachten? Ik heb liever dat jij een intelligent stuk in het Critisch Bulletin zet dan dat Van der Hummus - of Houwink - schund pleegt in: laat ons zeggen Den Gulden Winckel.
Kramers draaide maar half bij; ondertusschen werd door Engelman een geheel andere oplossing gevonden. Alles komt nu in De Nieuwe Eeuw. Ik ben van mijn leven niet zoo katholiek geweest; maar ik vind die N.E. lang geen onaardig, en zelfs een zeer levend, blad. (Maar Kramers heeft zich toch gedragen als vrijwel een rund).
Donker noodigde mij ook uit: voor zijn uitgebreid Bulletin. Ik zweeg deze uitnoodiging dood, evenals zijn vorige missives. Het is au fond geen ongeschikte kerel,* maar wat heb ik eigenlijk verder met hem te maken?
Doe je je best voor mijn Ridders?1561 Ik had ook graag dat je een ‘voetnoot’ opnam, over een vilein stukje dat een christelijke patjepeër in Opw. Wegen heeft gezet, naar aanl. van mijn Gesprek over Slauerhoff. Ik zal je het stukje van den man opzenden als ik weten zal hoe hij heet (want ik kreeg het uit dat mooie blaadje overgetypt zonder naam of initialen). Ik beloof je dat mijn repliek niet grooter zal zijn dan zes regels. Ik had dan graag dat je die plaatste op de laatste bladzijde van de aflevering, geheel onderaan (onder den titel Voetnoot).
Met hartelijke groeten, steeds je
E.