E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland
Brussel, 10 november 1930
Brussel, Maandag.
Beste Vic,
Ik heb je 2 artikelen1379 (die iedereen schijnt gelezen te hebben!) nu verscheidene malen doorgewerkt; in zijn geheel is het veel meer touffu nog dan vele andere van je stukken, vooral in het begin schijn je zooveel tegelijk te hebben willen zeggen, dat het ensemble - niet onduidelijk, maar eenigszins ‘troebel’, werd. Toch is de door jou gesignaleerde terugkeer tot den kindertijd in deze beschouwing van mijn persoon onmisbaar; ook als men het 2e stuk leest, voelt men het. De 2 stukken vormen wèrkelijk een geheel. Alleen zou je bij een herdruk in boekvorm volgens mij een paar geciteerde namen kunnen laten vervallen: vooral in stuk 2 staan m.i. te veel namen. Zoo b.v. waar je van den invloed op mijn vers-librisme spreekt, zou je Van Ostaijen gerust kunnen schrappen, niet alleen omdat hij bepaald géén invloed op mij heeft gehad (zijn vers-librisme was muzikaal, het mijne geenszins en hij was er dan ook altijd heel slecht over te spreken), maar omdat hij het verband (vooral ten opzichte van mij) stoort tusschen de twee andere genoemden: Larbaud en Morand. (Dit is zéér juist; vooral Morand, ofschoon men zou denken: Lar-baud. Of, laat ons zeggen: Larbaud (Barnabooth) voor de houding, maar Morand voor de ‘verskunst’.) - Verder die verwijzing naar de moeder van Karel de Neree tot Babberich, die bepaald storend werkt. Ik zou in jouw plaats ophouden na: ‘een gobelin, waaraan men de tafereelen van een schooner weleer afleest’. (Mocht je de uitweiding willen behouden, dan zou je dat het best kunnen doen in een voetnoot. Inplaats van ‘in dit blad besproken’, zou je dan moeten zetten: ‘in de N.R.C.’) - Ten slotte zou ik zeker de namen schrappen der Fransche moralisten, althans Vauvenargues en Montaigne, en hoogstens als rappel tusschen haakjes houden: La Rochefoucauld. (Als je een ander had willen noemen, had het moeten zijn: Chamfort). Maar het beste is, geloof ik, weinig namen, dus wat denk je van: ‘Wij vinden hier den koel wreeden, ontleedkundigen blik terug der Fransche moralisten (La Rochefoucauld).’ - Je neemt me deze opmerkingen wel niet kwalijk, die minder, of zelfs geheel niet, mijzelf gelden, maar je artikel; ik heb trouwens den indruk dat je ook in je andere stukken voor de N.R.C. met profijt eenige zinnetjes hier en daar zou kunnen schrappen. Lees je alles nog over vóór het naar Stols gaat? Of heb je daar geen tijd voor? Ik brand van verlangen je opstellen gebundeld te zien, ze komen dan ook zooveel meer uit, want er is een ‘incompatibilité de caractères’ tusschen je fleurige, maar zwaargeladen schrijfwijze en de miezerige lettertjes van de N.R.C.; ik zag dit gisteren nog bij den aanblik van een uit je artikel overgenomen stuk in De Nieuwe Eeuw1380; hoeveel forscher en scherper alles werd. Het is net of je stem voller en duidelijker wordt. - Het is trouwens het eenige bezwaar dat ik door sommigen tegen je huidige ‘functie’ hoorde maken: ‘Van Vriesland is een eersterangsch criticus, maar hij hoort niet in een krant’. God geve dat je je manier tòch maar niet wijzigt!
Schrijf me kort, als je geen tijd hebt, maar stuur me spoedig je copy (met eenige aanwijzingen). Ik zou je 1e deel zo gauw mogelijk willen zien verschijnen, liefst nog vóór het mijne, wat best kan, want Stols heeft reeds 2 bundels in druk gegeven: Ter Braak en Marsman, en mijn eerste deel1381 ligt nog altijd in Maastricht, zonder dat er, geloof ik, iets aan gedaan wordt. Voor Stols is het ook beter niet direct ‘met die rare meneer du Perron te beginnen’ zooals hij zelf zegt (met de veronderstelde woorden van zijn Publiek); het beste zou dus zijn als eerst Ter Braak, Marsman en jij uitkwamen, dan ik met de 2 dln. bij-na gelijktijdig, dan weer jij met deel 2, dan Pom, als hij er nog toe overgaat, of Helman, of een ander, dan Greshoff, ofschoon zijn copy klaar ligt. Stols vermeent dat hij, door de boekjes op fl. 1,50 te brengen, een publiek bereikt van leeraren en andere onderwijzers. De meeningen hierover zijn verdeeld, maar het is beter in zoo'n geval géén raad te geven... - Heb je je Kinderkruistocht1382 nu gecorrigeerd teruggezonden? Hoe gauwer die uitkomt, hoe beter ook, met het oog op de lezingen van Ch. Köhler. Maar jij klaagt hier over Stols en Stols over jou - is het een concours in langzaamheid? of Wraak?
Ik woonde gistermiddag - voor het eerst - een bijeenkomst bij van Vlaamsche letterkundigen: in de tea-room van het Paleis des Beaux-Arts. Stel je voor een soort rotonde, waar plotseling een notarisklerk in labaar1383 met de lezing van een zéér uitgebreid testament begon - de Vlaamsche letterkundigen, Van de Voorde als middenfiguur, in een plechtige kring eromheen -: het gold, geloof ik, de eischen en de statistiek, alsmede de bekroning van enkele specimina, van het Vlaamsche Schoone Boek. Bar onderhoudend, vooral gegeven het accent van den lezer. Je moest af en toe hier toch eens komen kijken, jij die zooveel voelt voor dergelijke bijeenkomsten. Enfin, ik heb je een kleine verzameling portretten gestuurd, wat je natuurlijk hoogelijk in me hebt geapprecieerd. Les petites attentions...
Las je La Voie Royale van Malraux? Het is een ‘initiation tragique’, zegt hij, tot de volgende deelen, een soort ‘proloog’. Benieuwd hoe je het vindt. Het verwijdert zich wèl van Les Conquérants; het is in menig opzicht zeer superieur werk, maar ik heb er toch bepaald bezwaren tegen -: het is - hoe zal ik het kort zeggen? - een avonturen-roman op een metaphysisch plan; het gaat van Stendhal naar Chateaubriand; wat jou sympathieker moet zijn dan mij. En ik zie geen onderscheid tussen de 2 hoofdpersonen, het zijn volgens mij niet 2 menschen, maar hoogstens 2 phazen van één mensch, en hun stemmen gaan over àl het andere heen; en het is 2 × de stem van Malraux. Als zoodanig: als je het idee ‘roman’ of ‘verhaal’ eigenlijk geheel opgeeft, is het bij momenten superbe, en dan gaat het jou en mij heel erg aan, want het heele boek is één worsteling tegen den Dood. Lees het, in ieder geval, vóór Malraux in Holland komt, in December, want jij bent een van de weinigen (met Slau), dien ik bepaald met hem in contact wil brengen. Pom en Malraux zal even weinig opleveren als Jany en Malraux; M. is vrij ongevoelig voor ‘charme’. Vandaar dat hij Slau sympathiek zal vinden - in de volle beteekenis van het woord - ondanks diens brokkelige conversatie, maar met jou zal hij het beste kunnen spreken. Hij heeft héél weinig noodig om zich spontaan te geven,* het is werkelijk een zeer genereus temperament. Maar ik ben benieuwd te zien hoe hij zich zal gedragen tusschen de beroemdheden en notabelen van Nederland-Frankrijk. Ik vrees dat hij tegeno6ver Premsela bijv. alleen met uiterste krachtsinspanning vriendelijk zal vermogen te zijn. Enfin, basta. Een hand van je
Ed.