E. du Perron
aan
J. Greshoff

Amsterdam, 5 maart 1930

Amsterdam, Woensdagmorgen.

Beste Jan,

Ik schrik me een ongeluk bij het ontvangen van het ingesloten briefje van Sander, dat daarnet binnenkomt! Dat geld verzond ik sedert lang, in een gewonen aangeteekenden brief naar Sander zelf, in Brussel, maar in Holl. bankpapier, opdat hij het, desgewenscht, zoo weer zou kunnen doorzenden naar Maastricht.

Ik zal dadelijk in al mijn paperassen kijken en ook in die van mijn moeder of ik de reçu's vind - maar wat heb je daaraan, want als het weg is, krijg je voor een aanget. brief (zonder opgegeven waarde) zooiets van fl.25. - meen ik, vergoed. Dan zouden nog even 300 pop naar de maan zijn!

Ik moet het geld verzonden hebben omstreeks 11 of 13 Februari. Mijn brief aan Sander naar Engeland (waarop ik nu eerst antwoord ontvang, waarom schreef hij in Godsnaam niet eerder?!) is volgens hem van 15 Febr.

Wanneer ging jij van hier naar Brussel terug? Weet je dat? Schrijf mij dat dadelijk. - Wil je Sander zeggen dat hij ook vast in Br. informeert naar mijn aanget. schrijven. Ik zal dat hier doen, en jou of S. dan direct weer berichten. Ik ben werkelijk in rep en roer hierover en mijn moeder ook. We zitten tòch al zoo in de kosten en de onaangenaamheden; we zijn n.l. net met hevige herrie bij die schoften en afzetters uit de Vossiusstraat gegaan. Te lang om nu te vertellen, nadere beschrijving volgt.

Ik zond je eergisteren Eros terug en De Dichters van het Fontijntje. Heb je die nu?

De bloemlezing van Maurice zit voor elkaar, op de 2 gedichten uit Erts na, en - naar ik meen - een gedicht dat in de Vlaamsche bloemlezing voorkwam van Van Cauwelaert. Ik schreef M. hierover; bel hem op om hem te zeggen dat hij mij antwoordt. Al was het in telegramstijl!

Nu, schrijf me onmiddellijk, jij of Sander.

Hartelijke groeten, ook aan Aty, van steeds je

Ed.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie